Week 3: bekken, heup en bovenbeen Flashcards

1
Q

Quadriceps 4 spieren

A
  • m. rectus femoris (bi-art, anteflexie)
  • m. vastus lateralis
  • m. vastus medialis
  • m. vastus intermedius
    Vastussen voor extensie knie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Coxae vulga

A

inclinatiehoek > 120 graden
femur gaat naar binnen staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Coxae vara

A

inclinatiehoek < 120 graden
femur gaat meer naar buiten staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Artrose

A
  • opstartpijn en - stijfheid
  • bewegingsbeperking
  • gewrichtspijn
  • > 45 jaar
  • vrouwen
  • benigne verbreding gewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar bestaat kraakbeen uit

A
  • collageen
  • chondrocyten
  • suikerketens (GAGs): negatief geladen dus trekken water aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

symptomen coxartrose

A
  • Pijn lies + bovenbeen
  • Kortere loopafstand
  • bewegingsbeperking + manken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

girdlestone-heup

A

heupkop verwijderen, vooral voor pijnreductie
been zonder heupgewricht meestal korter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Osteotomie heup

A

doorzagen bot voor standverandering en hierbij kracht verandering, dus bij corrigeerbare anatomische afwijking
Jonge patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Niet-traumatische oorzaken osteonecrose heupkop

A
  • prednison
  • alcohol verhoogt risico
  • hyperlipoproteinemie
  • beroepsduikers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ficat classificatie osteonecrose heupkop

A

I: geen veranderingen
II: subchondrale sclerose, cysten
III: subchondrale collaps, fractuur heupkop
IV: femurkop inzakking + veranderingen in acetabulum
bij III en IV eig altijd operatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

behandeling ficat I en II

A
  • decompressie > druk normaliseren
  • pijn verminderen
  • revascularisatie
  • reparatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aseptische/mechanische loslating THP

A
  1. slijtage partikels polyethyleen
  2. ontstekingsreactie door macrofagen
  3. botverlies rondom prothese
  4. loslating/inzakking
  5. dreigende fractuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat staat er in de DD bij heupaandoeningen bij kinderen

A
  • dysplastische heupontwikkeling
  • coxitis fugax
  • m. perthes
  • epifysiolysis capitis femoris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

risicofactoren dysplastische heupontwikkeling

A
  • stuitligging zwangerschap
  • torticollis: scheefstand hoofd
  • afwijkende voetstand
  • oligohydramnion: tekort vruchtwater
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Echo dysplastische heupontwikkeling

A

hoek tussen raaklijn os ileum en diepste punt acetabulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Behandeling luxatie heupgewricht na eerste levensjaar

A
  • meestal open repositie
  • na 18 maanden aanvullende bekken-osteotomie
  • zo nodig femur-osteotomie
17
Q

Coxitis fugax

A
  • reactieve artritis heup
  • 3-10 jaar
  • plotselinge heuppijn en manklopen
  • zelflimiterend
18
Q

m. perthes

A
  • tijdelijk verminderde bloedtoevoer heupkop > necrose
  • eindbeeld: plat heupbot en korte heuphals
  • 4-8 jaar
  • niet zelf limiterend
19
Q

kenmerken heupfractuur

A
  • plotselinge heup- of liespijn
  • exorotatie been
  • verkorting been
20
Q

Classificatie volgens Garden voor heupfractuur

A
  • mate dislocatie
  • indicatie kans op kopnecrose
21
Q

Pauwels classificatie heupfractuur

A

zegt iets over steilheid fractuur
- richting fractuur vlak
- indicatie stabiliteit

22
Q

Behandeling volgens garden classificatie

A

I: conservatief/kopsparend
II: kopsparend
III: <75 kopsparend en >75 prothese

23
Q

avasculaire necrose (AVN) caput femoris

A

caput femoris vatbaar door gevoelige vaatvoorziening: geen anastomosen. Verminderde perfusie via collumfractuur i.c.m. afgesloten r. acetabularis

24
Q

MAC/ED50

A

concentratie gas in long nodig om in 50% van patienten een beweging te voorkomen in respons op chirurgische pijn

25
Q

Hoe werkt verdoving op ionkanalen

A

remming werking receptoren van excitatoire transmitters > minder depolarisatie

26
Q

hoe is CZS aangedaan door anesthetica

A
  • daling bewustzijn door reticulaire formatie mesencephalon
  • analgesie door thalamische sensorische nuclei
  • korte termijn amnesie door hippocampus
27
Q

kinetiek anestheticum bepaald door?

A
  • oplosbaarheid in bloed en vet
  • alveolaire ventilatie
  • cardiac output
28
Q

bloedgas partitiecoefficient

A

= oplosbaarheid in bloed
hoe lager, hoe sneller inductie en herstel na anesthesie

29
Q

oliegas partitiecoefficient

A

= oplosbaarheid in vet
hoe hoger, hoe minder anestheticum nodig, potenter > lagere MAC

30
Q

Premedicatie operatie

A
  • anxiolyse/sedatie/amnesie
  • analgesie: pijnstilling voor pijn ontstaat
  • Cardiale stabilisatie: beta-blokker en statines
  • atropine
31
Q

met welke 3 medicatie van patient mag patient altijd doorgaan

A
  • beta-blockers
  • anti-epileptica
  • longmedicatie
32
Q

Overige info over medicatie van patient zelf

A
  • anticonceptiva werkt minder
  • ACE-remmers stoppen indien indicatie hypertensie
  • orale antidiabetica beter stoppen