Week 3 + 4 + 5 Flashcards

1
Q

Wat is intelligentie>

A

DIt is het vermogen om kennis te gebruiken om te redenenere, beslissingen te maken , gebeurtenissen te begrijpen en problemen op te lossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen de psychometrische benadering, de prestatietest en aptitude test als we het hebben over het meten van intelligentie?

A

Psychometrisch: hier kijkt men hoe mensen presteren op gestandaardiseerde testen die mentale vermogens beoordelen. Hoe ze bepaalde problemen oplossen.
Presentatietest: hierbij beoordeel je het huidige niveau van de vaardigheden en kennis van mensen.
Aptitude: Hierbij probeer je te voorspellen welke taken en misschien welke manen mensen in de toekomst goed in zullen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg het concept mental age uit.

A

Dit is een maat die wordt bepaalt door de testscore van een kind te vergelijken met de gemiddelde score voor kinderen van elke chronologische leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Intelligence quotient (IQ) (Stern)

A

Dit is mede gebaseerd op mentale leeftijd, IQ wordt berekend door de geschatte mentale leeftijd van een kind te delen door de chronologische leeftijd van het kind en het resultaat te vermenigvuldigen met 100.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg general intelligence uit (G) (Spearman)

A

Spearman beschouwde G als een factor die bijdraagt aan de prestaties bij elke intellectuele taak. deze onderliggende factor beïnvloedt de specifieke vaardigheden van een individu met betrekking tot intelligentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg het verschil uit tussen fluid intelligence en crystallized intelligence. (Cattell)

A

Fluid intelligence laat je logisch nadenken zonder voorkennis. Het omvat informatieverwerking, vooral bij nieuwe of complexe omstandigheden.
Crystallized: dit is kennis die je hebt opgedaan door ervaring. (hou je langer vast door het leven heen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg de drie soorten intelligentie uit van Sternberg. (model wordt niet ondersteund door ander onderzoekers)

A

Analytische intelligentie: dan ben je goed in het oplossen van problemen en puzzels.
Creatieve intelligentie: dat je inzichten krijgt om op een nieuwe en interessante manier dingen op te lossen en te denken.
Praktische intelligentie: hoe je omgaat met alledaagse taken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg emotionele intelligentie uit (EI)

A

Deze bestaan uit 4 vaardigheden.
1. het beheersen van je emoties
2. het gebruiken van je eigen emoties om gedachten en acties te sturen
3. het herkennen van de emoties van andere mensen
4. het onderdrukken van emotionele taal
(hoge EI staat gelijk aan heel empathisch zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de drie verschillende soorten intelligentie testen.

A

Eenvoudige reactie tijd: kan vereisen dat iemand zo snel mogelijk op een computer toets drukt wanneer een stimulus op het scherm verschijnt.
Keuze reactie tijd: Zelfde test alleen dan moeten ze op de juiste knop drukken die ook in het scherm te zien is.
Inspectietijdtest: Als een stimulus wordt aangeboden en vervolgens wordt afgedekt, hoeveel kijktijd heeft een bepaalde persoon nodig om een vraag te beantwoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leef je langer als je een hoger IQ hebt?

A

Ja, een hoger IQ staat gelijk aan een langer leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zijn genen van invloed op je intelligentie?

A

Ja zeker, 40% in gekristalliseerde intelligentie, 51% in vloeibare intelligentie aan genetische invloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is epigenetica?

A

De verandering van genexpressie. (door je omgeving, zoals voeding bvb)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de twee verschillende omgevingsinvloeden.

A
  1. Prentale factoren, voeding en inname van stoffen
    2.Postnatale factoren, gezin, opleiding, sociale klasse.
    (Vb, borstvoeding is van invloed op de intelligente ontwikkelingen, prefontale factoren, laten zien dat de kinderen die dit wel krijgen een hoger IQ hebben)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg het Sociaal-Economische-Status factor uit. (Nisbitt)

A

Als je opgroeit in een rijke omgeving is het IQ aanzienlijke hoger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg het Flynn-effect uit

A

De stijging van IQ scores van de afgelopen eeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zijn mannen of vrouwen slimmer?

A

Geen van beide is slimmer. Vrouwen zijn wel beter in taal en schrijven. Mannen zijn beter in wiskunde en ruimtelijk inzicht.

17
Q

Zijn er culturele verschillen in intelligentie? (Raven Progressive Matrices test)

A

Ja er zijn verschillen te zien dat in afro amerikaanse landen mensen lager scoren dan europese landen. Hier is niet een exacte verklaring voor, echter kan het zijn door het milieu dat er meer geld voor onderwijs is in de ‘rijken’ landen.

18
Q

Leg uit wat stereotype dreiing is.

A

Dit effect is de vrees of angst die sommige mensen zouden kunnen ervaren als ze denken dat hun prestaties op tests negatieve stereotypen over hun raciale groepen zouden kunnen bevestigen. (dom blondje, een blond iemand kan hier over panikeren)