Week 1 Flashcards

1
Q

Wat betekent cognitie?

A

Cognities zijn de mentale activiteiten die het denken omvatten en de inzichten die het gevolg van het denken geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de twee oorspronkelijke ideeën van cognitieve psychologie

A
  1. Kennis, dit wordt opgeslagen in de hersenen. 2. Denken, de mentale manipulatie van deze representaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een analogische voorstelling?

A

Analogie vergelijkt twee dingen die op elkaar lijken. Ook geeft analogie kenmerken weer van werkelijke objecten. Zoals een kaart bijvoorbeeld, dit is een analogische representatie van een geografische lay-out.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een symbolische voorstelling?

A

Symbolische voorstellingen zijn abstract. Deze representaties zijn meestal woorden, getallen of ideeën. Ze hebben geen relatie met fysieke eigenschappen van een object. Zoals het woord viool, het omschrijft alleen in woorden wat het betekent met geen betrekking tot de fysieke kenmerken van het instrument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent categorisatie?

A

Dingen groeperen op basis van gedeelde eigenschappen. (categorie muziek instrumenten bijvoorbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een concept?

A

Een concept is een categorie of klasse van gerelateerde items zoals muziekinstrumenten of fruit. Een concept bestaat uit mentale representaties van die items. (concept zie je een auto en niet losse items)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg het prototype model uit van Eleanor Rosch

A

‘Het beste voorbeeld’. Als je aan een categorie denkt, heb je de neiging om te zoeken naar het beste voorbeeld van die categorie. (zoals noem voorbeeld van fruit, zeg je altijd appel en niet elke keer een ander stuk fruit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Let het examplar model uit

A

In tegenstelling stelt het examplar model voor dat elk concept geen enkele beste representatie heeft. Maar dat alle voorbeelden van de categorieleden die je daadwerkelijk bent tegengekomen uw perceptie van het concept vormen. (varken met vacht, in welke categorie plaats je die dan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de twee redenen waarom we schema’s gebruiken

A
  1. veelvoorkomende situaties hebben consistente regels. (bieb moet je stil zijn)
    2.mensen hebben specifieke rollen binnen situationele contexten. (je gedraagt je anders op werk dan thuis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem een nadeel van het gebruiken van schema’s

A

Het kan seksistische of racistische overtuigingen of stereotypes met zich meebrengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn geslachtsrollen?

A

Dit zijn voorgeschreven gedragsregels voor mannen en vrouwen. Ze vertegenwoordigen een soort schema dat op het onbewuste niveau werkt. (vrouw moet koken, man moet klussen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit wat script zijn (Roger Schank en Robert Abelson)

A

Een script is een schema dat het gedrag in de tijd binnen een situatie stuurt. Scripts dicteren gepast gedrag en de volgorde waarin ze waarschijnlijk zullen voorkomen. (naar de film gaan, stil zijn , telefoon uit, dat is een script)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is besluitvorming (decision making)

A

Dat selecteer je uit alternatieven. Meestal identificeren we belangrijke criteria en bepalen we hoe goed elk alternatief aan deze criteria voldoet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is probleemoplossing (problem solving)

A

Dan overwin je obstakels om van een huidige situatie naar een gewenste situatie te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn heuristieken? (Kahneman en Tversky)

A

Dit zijn snelle en efficiënte strategieën die mensen doorgaans gebruiken om beslissingen te nemen. Heuritisch denken gebeurt vaak onbewust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is anchoring?

A

Een ‘anker’ dient als referentiepunt bij besluitvorming. Anchoring treedt op wanneer mensen bij hun oordeel afgaan op de eerste informatie die ze tegenkomen of op informatie die het snelst in ze opkomt.

17
Q

Leg uit wat framing is.

A

Dit verwijst naar de neiging om de potentiële verliezen of potentiële voordelen van ten minste 1 alternatief te benadrukken bij het nemen van een beslissing. (toets ga je 30% falen of 70% halen, dan kies je sneller voor de 70%)

18
Q

Als je algemeen veel meer bezig bent met kosten dan met baten, hoe heet dit?

A

Loss aversion

19
Q

Leg het beschikbaarheidsheuristiek uit. (availability heuristic)

A

Dit is de neiging om een beslissing te nemen op basis van het antwoord dat het gemakkelijkst in je opkomt.

20
Q

Leg het representativness heuristiek uit.

A

Dan heb je de neiging om een persoon of object in een categorie te plaatsen als de persoon of object vergelijkbaar is met ons prototype voor die categorie. (vooroordeel hebben over iets)

21
Q

Geef aan waarom representativeness heuristiek kan lijden tot fautief denken.

A

Dit komt omdat je dan geen rekening houdt met andere informatie. Je mist vaak de ‘basis rate’ informatie. Dit verwijst naar hoe vaak een gebeurtenis voorkomt. Mensen letten bij het redeneren onvoldoende op basisbedragen.

22
Q

Leg de affect-as-information-theory uit. (Norbert Schwarz en Gerald Clore)

A

Mensen gebruiken huidige stemmingen om oordelen en beoordelingen te maken. (leraar die iets nakijkt maar die heeft net ruzie gehad met haar vriend, dan kijkt ze strenger na dan als ze geen ruzie had gehad)

23
Q

Wat zijn somatic markers? (Domasio)

A

Dan worden beslissingen beïnvloedt door lichamelijke reacties. (bijvoorbeeld als je op een hoog gebouw staat, het gevoel in je maag krijgen)

24
Q

Wat betekent affective forcasting?

A

Als je besluit iets te gaan omdat je denkt dat dat gaat lukken, terwijl je dan dingen vermijd waarvan je zou kunnen denken dat je er spijt van zult krijgen. (het voorspellen van toekomstige gevoelens)

25
Q

Wat is herstructureren? (restructuring)

A

Deze techniek laat het probleem zich op een nieuwe manier weergeven. Idealiter onthult de nieuwe kijken en oplossing die niet zichtbaar was onder de oude probleemstructuur.

26
Q

Wat zijn mental sets?

A

Als we een probleem proberen op te lossen denken we vaak terug aan hoe we soortgelijke problemen hebben opgelost. Deze gevestigde denkwijzen zijn vaak nuttig, maar maken het soms moeilijk om de beste oplossing te vinden.

27
Q

Wat is functionele vastheid (functional fixedness)

A

Een product of dienst gebruiken op een andere manier waarvoor die oorspronkelijk voor bedoelt was. (hamer gebruiken om je raam op te maken als lever)

28
Q

Leg de betekenis uit van het herstructureren via een algoritme.

A

Een algoritme is een richtlijn die indien correct gevolgd word altijd het juiste antwoord zal opleveren.

29
Q

Leg de strategie working backwards uit.

A

Wanneer de juiste stappen voor het oplossen van een probleem niet duidelijk zijn, kan het overgaan van het einddoel naar de begintoestand helpen om een oplossing te vinden. (van achter naar voor werken)

30
Q

Leg de strategie finding an appropriate analogy uit. (analoge probleemoplossing)

A

Laser van tumor verhaal, 1 grote laser dood de tumor maar beschadigd de patiënt veel. Daarom doen ze het met veel verschillende mini lasers tegelijk. Zodat de tumor doodgaat en het weefsel van de patiënt in takt blijft.

31
Q

Wat is insight?

A

Dit is een metaforische mentale gloeilamp die in je hoofd aangaat als je plotseling de oplossing voor een probleem realiseert.