Week 3 Flashcards
waar wordt naar gekeken met een spleetlamp onderzoek?
- oogleden
- wimpers
- conjunctiva
- cornea
- voorste oogkamer
- iris/pupil
- lens
- aankleuring (fluoresceïne)
welke onderzoeken kunnen gedaan worden bij mogelijk verminderde visuele functies?
- visus meting
- kleurenzientest (rood-groen = oogzenuw, blauw-geel = retinaal)
- relatieve afferente pupil defect (RAPD)
- fundus onderzoek
- gezichtsveldonderzoek
wat zijn de kenmerken van chiasmacompressie?
- bilaterale hemianopsie
- asymmetrische groei met meer uitval ipsilateraal
- verschillende oorzaken
welke locaties kan een opticus glioom hebben?
- in opticus (10%)
- in opticus met chiasma (33%)
- met name chiasma (33%)
- hypothalamus (25%)
- multicentrisch (5%)
welke type cellen liggen in de retina?
- fotoreceptoren
- horizotale cellen
- bipolaire cellen
- amacriene cellen
- ganglion cellen
hoe werken fotoreceptoren?
- 2 type: staafjes en kegeltjes
- hyperpolariseren door licht –> minder glutamaat afgifte
- graderend met hoeveelheid licht
- 1 foton leidt tot 1 mV potentiaal verandering
- mate van hyperpolarisatie ook afhankelijk van soort golflengte
op welke vlakken reageren staafjes en kegeltjes verschillend?
- verdeling –> kegeltjes in fovea, staafjes in periferie
- versterking –> kegeltjes 1 op 1 verbonden, staafjes met meerderen verbonden op bipolaire cel
- gevoeligheid –> staafjes zijn gevoeliger
- reactiesnelheid –> kegeltjes reageren sneller
- reactieduur –> staafjes reageren langer
hoe werken aan-type bipolaire cellen?
reactie afname glutamaat –> depolarisatie van MGluR6 –> glutamaat afgifte –> depolarisatie AMPA –> ontstaan actiepotentiaal
hoe werken uit-type bipolaire cellen?
hyperpolarisatie door AMPA en kainete receptoren bij uitblijven reactie uit fotoreceptoren –> minder glutamaat afgifte –> hyperpolarisatie AMPA –> minder actiepotentiaal
welke 2 typen retinale ganglioncellen onderscheiden we?
- magno cellen –> input van staafjes
- parvo cellen –> input van kegeltjes
wat is het receptieve veld?
het deel van het visuele veld waar een visuele cel op reageert, omgekeerd evenredig met spatiele resolutie
reactie van een bipolaire- of ganglioncel hangt af van verdeling van licht op zijn receptieve veld
wat zijn amacriene cellen?
schakeling tussen retinale ganglioncellen, wat reageert op verandering
wat zijn functies van de horizontale cellen?
- verbinden van fotoreceptoren
- laterale inhibitie van fotoreceptoren
- center-surround voor bipolaire cellen en retinale ganglioncel
welke vormen van strabismus onderscheiden we?
concomitant:
- scheelzien in alle richtingen
- horizontaal, verticaal, torsioneel
inconcomitant:
- scheelzien in bepaalde richtingen
- paralytisch, restrictief, spastisch
wat is esotropie?
convergente stand van ogen, met kans op amblyopie. 3 vormen:
- esoforie
- intermitterende esotropie
- esotropie
hierbij geven we een bril na cyclorefractie, of chirurgie na behandeling van amblyopie
wat is exotropie?
divergente stand van ogen, 3 soorten:
- exoforie
- intermitterende exotropie
- exotropie
chirurgie bij klachten, of >50% van de tijd deviatie/exotropie: bilaterale recessie laterale rectus, of recessie rectus lateralis en medialis
wat is pseudostrabismus?
het lijkt alsof de ogen scheel staan maar er is geen verstoring van twee visuele assen: abnormale adnexale structuren
welke vormen van refractie zijn mogelijk bij oogheelkundig onderzoek?
- myopie
- hypermetropie
- emmetropie
- astigmatisme
wat is de refractieve adaptatie periode?
de periodedat het duurt voor de visus verbetert bij het behandelen van een lui oog
wat zijn oorzaken van amblyopie?
- strabismus: esotropie
- ongelijke brilsterkte (anisometropie >1/astigmatisme >0,75)
- gecombineerde oorzaak
- deprivatie amblyopie: ptosis/visueel storende media troebeling
wat is een amblyopie?
het gevolg van reductie in het aantal neuronen, waarbij er redistributie is van de cellen in het oog
problemen ontstaan als goede oog verloren gaat
wat zijn de kenmerken van therapie voor amblyopie?
- goede oog afplakken
- geen consensus over hoe vaak/lang, wel <8 jaar
- succesvol, maar probleem met therapietrouwheid: beperkte gezondheidsvaardigheden, logistieke problemen, stress in het gezin, protest van het kind
welke typen kegeltjes onderscheiden we?
- kort
- medium
- lang
bij bepaalde golflengtes worden bijbehorende kegeltjes actief
waar gaan de visusprojecties heen?
90% –> lateraal geniculate nucleus (LGN) voor visuele informatie
10% –> hypothalamus (dag/nacht cyclus), pretectum (pupilreflex) en superior colliculus (oog/hoofd bewegingen)