week 3 Flashcards

1
Q

welke arterie voorziet de lever van zuurstofrijk bloed?

A

a. hepatica propria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 5 functies van de lever?

A
  • metabole functie: koolhydraat, hormonaal, synthese vetzuren, vetogenese, proteine synthese, ureum
  • opslag: vetoplosbare vitamines, metalen, glycogeen
  • bescherming: zuivering
  • excretie en secretie: gal, IGF-1, vetzuren, proteinen, cholesterol
  • circulatie en stolling: stollingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van Kuppfer cellen?

A

afbraak van bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaat leverfibrose en cirrose?

A
  • chronische schade aan lever (virus, alcohol) lever komt onder druk te staan
  • vroege fibrose in lever en hepatocyten
  • dit is nog wel reversibel als je de trigger weghaalt
  • hoe langer de schade, verlittekening, dit geeft cirrose
  • proces duurt zon 50 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de fases van levercirrose?

A

F1: alleen beginnend fibrose
F2: er ontwikkelen zich septa, nog niet helemaal verbonden, matig tot ernstige fibrose
F3: septa verbinden zich met elkaar, vergevorderde fibrose, hoe dikker die fibrose band hoe erger de ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn oorzaken van leverfibrose en cirrose?

A
  • steatohepatitis: alcohol en metabool syndroom, leververvetting
  • viraal
  • auto immuun
  • genetisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke leveraandoeningen zijn reversibel en welke irreversibel?

A

reversibel: alcohol, vervetting, hepatites B en C, AIH, wilson
irreversibel: PSC, PBC, hemochromatose, alfa-1-antitrypsine deficiëntie, hepatitis D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn lange termijn complicaties van levercirrose en fibrose?

A
  • leverfalen
  • portale hypertensie
  • levertransplantatie
  • leverkanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat drijft het probleem achter levercirrose?

A
  • portale hypertensie: weerstand over lever neemt toe
  • hierdoor vasodilatatie van de abdominale vaten (hierdoor verminderde effectief circulerend volume)
  • RAAS systeem geactiveerd, lichaam gaat natrium en water vasthouden
  • verhoogd plasma volume, zorgt ook weer voor verhoogde weerstand in overige vaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de complicaties van cirrose?

A
  • ascites
  • spontane bacteriële peritonitis
  • hepatsiche encefalopathie
  • varices bloeding
  • hepatorenaal syndroom
  • hepatocellulair carcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor aanvullend diagnostiek kan je doen om levercirrose vast te stellen?

A
  • lever biopt
  • echografie, fibroscan
  • labroscopie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarop is de child- turcotte score gebaseerd?

A
  • bilirubine
  • albumine
  • wel of niet aanwezigheid van encephalopathy (verwardheid) en ascites
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarop is de MELD- score gebaseerd?

A
  • bilirubine
  • INR (maat voor stolling van het lichaam)
  • serum creatinine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn complicaties van een navelbreuk?

A
  • incarceratie (beklemming)
  • perforatie
  • infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kan je halen uit en diagnostische punctie van ascites (erin prikken)?

A
  • SAAG: verschil tussen albumine in bloed en in de ascites (boven 1.1 is oorzaak portale hypertensie en onder 1.1 iets anders)
  • ontstekingscellen in bepalen (infectie=SBP)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de behandeling van SBP? (spontane bacteriële peritonitis)

A
  • eerst met antibiotica
  • albumine toevoegen (transporteiwit dat lever normaal aanmaakt), nieren worden hiermee ontzien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de verschillende graden van ascites en hun behandeling?

A

Graad 1: bij echografisch onderzoek ascites, geen behandeling
Graad 2: matig opgezette buik, zoutbeperking en diuretica
Graad 3: sterk opgezette buik, drainage, zoutbeperking en diuretica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke diuretica geef je bij ascites?

A
  • spironolacton, (eerst 100 mg/dag) ophogen bij minder effect tot max 400 mg/dag
  • als dit niet werkt: furosemide toevoegen, tot max 160 mg/dag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een alternatieve behandeling bij refractaire ascites?

A
  • met een TIPS: soort bypass tussen poortader en levervenen. hierdoor neemt ascites productie af. (complicatie vaak: encefalopathie)
  • met ALFA pomp: blijvende katheter, kan veel infecties geven. Meestal palliatief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat zijn Varices?

A

uitgezette aderen die bijv in de slokdarm zichtbaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de West Haven classificatie?

A

classificatie voor encefalopathie:
0= geen klachten
1= minder alert
2= gedesorienteerd
3= bijna in coma
4= coma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat kan je doen aan encefalopathie?

A
  • lactulose: ammoniak wat wordt opgenomen uit de darm verminderen, lactulose geven
  • rifaximin: bacteriën in dikke darm antibiotica
    combinatie is effectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe worden galzouten gevormd?

A
  • uit cholesterol
  • cholesterol heeft hydrofobe staart
  • dit wordt omgezet in meer oplosbare vorm
  • op aantal plaatsen wordt er een OH groep toegevoegd, in alfa stand
  • lange staart wordt verkort en er wordt een hydroxyl (COOH) groep aangezet
  • dit galzout gaat verbinding aan met aminozuren: glycine en taurine (verbonden met peptidebinding maar niet gevoelig voor eiwitafbrekende enzymen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de 3D structuur van galzouten?

A
  • hydrroxyl groepen zitten aan 1 kant van molecuul, aan onderkant
  • hydrofiele kant en een hydrofobe kant
  • amfoteer molecuul
  • kunnen emulgeren: vetten uit andere oplossingen halen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is en micel?
- moleculen die samen een andere stof in kunnen sluiten - kleinste eicel: 4 galzout moleculen - staan met hydrofobe kant naar binnen
26
Wat is CMC?
- kritische micellaire concentratie - moment dat je van monomeer naar micel gaat - ligt bij ons tussen 2-5 mM
27
Waaruit wordt voornamelijk de secretie van componenten voor de galmicel
uit hercirculatie. galzouten worden weer opgenomen in het bloed en komen weer terecht bij hepatocyt
28
welke 2 transporters zijn betrokken bij het opnemen van galzouten uit de v.porta in de hepatocyt?
NTCP: soduim-dependant taurocholate transporter OATP: organic anion transporter
29
Welke 3 transporters zijn er die de galcomponenten vanuit de hepatocyt afgeven aan de galweg?
BSEP: export van galzouten Steroline 1/2: export van cholesterol MDR3: export van fosfolipasen
30
Hoe wordt er vocht aan het gal toegevoegd?
- door de cholangiocyt (hepatische duct cel) - voegt bicarbonaatrijke vloeistof toe - uitgescheiden door CFTR-kanaal
31
Wat is het choleretische effect van galzouten?
Hoe meer galzouten, hoe meer vloeistofsecretie. De vloeistofsecretie van de lever is afhankelijk van de concentratie galzouten
32
Waar worden galzouten weer geabsorbeerd?
- in het distale gedeelte van het ileum - overige galzouten worden gedeconjugeerd in het colon: glycine en taurine worden eraf gehaald, polariteit van molecuul neemt af en kan daardoor makkelijk over membraan diffunderen - dan door bacteriën ook dehydroxilering - molecuul dat dan gevormd wordt is ursodiol
33
Wat doet ursodiol?
- stimuleert vloeistofsecretie door de hepatocyt, galgangen worden gespoeld - remt galzout synthese dus zorgt ervoor dat cholestase verminderd wordt
34
op welke verschillende plekken kan galzout geresorbeerd worden?
- in jejunum via diffusie: de galzouten die verkeerd gesynthetiseerd zijn - in distale ileum: via IBAD, natrium afhankelijke transporter - in Colon: door bacteriën gedeconjugeerd en gedehydroxileerd en opgenomen als ongeconjugeerd galzout
35
Hoe raakt het lichaam cholesterol kwijt?
via galzouten in de faeces
36
Wat zorgt er voor het openen/sluiten van de galblaas bij een maaltijd?
sphincter van Oddi
37
In welke 3 stappen verloopt de galvorming?
stap 1: secretie door hepatocyten in de canaliculi ( galsecretie gereguleerd. meer bij resorptiestoornis (crohn) minder bij galzoutvoeding (ursodiol) stap 2: toevoeging van de bicarbonaatrijke vloeistof: CFTR kanaal speelt belangrijke rol stap 3: opslag en concentratie in de galblaas: verhoging van de concentratie door onttrekken NaCl, water volgt. EN verlaging van de pH doordat er 3x zoveel protonen worden uitgescheiden als bicarbonaat.
38
Hoe wordt de vulling van de galblaas gereguleerd?
- door CCK - CCK door vetten in duodenum stimuleert de n. Vagus - n. vagus zorgt voor contractie galblaas, openen van sfincter van Oddi
39
wat vind je in een portaal veld?
- galcanaliculi - tak van v. portae - tak van a. hepatica (bloed van perifeer naar centraal, gal van centraal naar perifeer, tegenstroomprincipe)
40
Wat zijn gevolgen van Cholestase?
- geelzucht: serum bilirubinegehalte stijgt - jeuk/pruritis - Xanthomen: stapeling cholesterol in de huid (handen/handlijnen) - Xanthelasmata: stapeling cholesterol rond oogleden - Donkere urine: bilirubine kleurstoffen komen terecht in urine - ontkleurde faeces: daling bilirubine in uitscheiding - steathorrhoe: vetontlasting - leverfibrose en cirrose - galmeer (verwijde galweg)/abces - galstuwing in lever
41
Waarin kan Icterus worden ingedeeld?
- non-hepatisch: verhoogd aanbod van bilirubine aan lever door versnelde bloedafbraak of hematoom - Intrahepatisch: verwerkingsprobleem bilirubine (tgv levercirrose, hepatitis, cholestase) - extrahepatisch: afvoerprobleem door obstructie ductus hepato-choledochus (galstenen, kanker, pancreatitis)
42
Wat voor aanvullend onderzoek kan je doen bij cholestase?
- laboratoriumonderzoek: bilirubine en leverenzymen (ASAT en ALAT: maat voor levercelverval. Alkalische fosfatase en Gamma-GT: maat voor cholestase bij verhoging) - echografie - Fibroscan: meten littekenweefsel met geluidsgolven - ERCP: endoscoop die galweg inkan - PTC: galwegen benaderd via huid en lever - leverbiopsie - MRI
43
Wat is PBC?
- immuun gemedieerd - kleinste galwegen in lever - raken gedestrueerd en verdwijnen - gal is toxisch en tast lever aan - ontsteking, fibrose - antistoffen die kenmerkend zijn (antimitochondriale antistoffen) - dominant onder vrouwen (middelbare leeftijd) - jeuk, moeheid, sicca (droge ogen/mond)
44
Hoe wordt PBC behandeld?
- met UDCA, berengal - is ursodeoxycholzuur - remt cholastase - anti-inflammatoir - anti- apoptotisch - minder fibrose - soms extra toevoeging nodig: nucleaire receptor agonisten (obeticholzuur of bezafibraat - levertransplantatie als laatste oplossing
45
Wat is PSC?
- op middelgrote en grote galwegen - vernauwingen - immuun gemedieerd, zowel intra als extrahepatisch - fibrose en inflammatie - stuwing als gevolg - MRCP, afbeelding galwegen om te diagnostiseren - primair indien geen secundaire oorzaken - histologisch zie je uienschil om de galwegen - vooral bij mannen rond de 40 - vermoeidheid, geelzucht, jeuk m - bijkomende risico's: stenose in galwegen, cholangitis, galblaas en cholangiocarcinoom
46
Wat zijn indicaties voor een nierbiopt bij PSC?
- verdenking op PSC maar niet zichtbaar op MRI - AIH (auto-immuun heuristisch) overlap
47
Wat is de behandeling van PSC?
- UDCA, matige hoeveelheid - monitoren en managen van complicaties - tot levertransplantatie mogelijk is
48
Wat is het nut van de spijsvertering?
- afbraak tot transporteerbare brokstukken - voorkomt antillichaamvorming tegen voedings eiwitten, want afgebroken tot bouwstenen - garandeert resynthese van lichaamseigen macromoleculen (eiwitten, glycoproteinen, DNA, RNA)
49
Wat voor enzymen worden gebruikt in de spijsvertering?
- hydrolases - maken gebruik van water - koolhydraten --> glycosidases vetten --> esterases Eiwitten --> amidases
50
Wat zijn de beperkingen van alfa-amylose?
- kan niet eindstanding a-1,4 binding knippen - kan geen 1,4 binding naast een 1,6 binding knippen - hierdoor kan amylase nooit vrij glucose creëren
51
Waarom zitten de transporteurs SGLT-1 en GLUT-5 zo dicht naast de splitsers?
omdat de osmotische waarde heel erg toeneemt door toename van moleculen door de splitsing. als het niet snel opgenomen wordt zou het water aantrekken en zal je diarree krijgen
52
Waar knippen endopeptidases: pepsine, trypsine, chymotrypsine, elastase?
pepsine: na zuur aminozuur trypsine: na basisch aminozuur chymotrypsine: na hydrofoob aminozuur elastase: na klein aminozuur
53
Wat is het nut van de lipides in ons dieet?
- energiebron - drager van vet-oplosbare vitamines A,D,E,K - enige bron van essentiële vetzuren
54
Waarom bestaat de melklipase?
- pancreas van pasgeborenen is nog niet volledig ontwikkeld - vetvertering heeft dus extra hulp nodig
55
Wat is het nut van maaglipase?
- vetzuren die daar vrijgemaakt worden zorgen ervoor dat in het duodenum CCK wordt afgegeven - heeft effect op pancreas en zorgt ook voor galafgifte
56
Wat zijn MCT's?
kleine vetzuren, midketen triglycerides - in moedermelk, kokosolie - kunnen passief de cel in - in cel door estrades afgebroken, tot vrije vetzuren en glycerol en dit wordt afgegeven aan bloed
57
Waarom zijn MCTs klinisch interessant?
- mensen met slechte vetvertering, bijv pancreas insufficiëntie, cholestase - MCT kan je gebruiken om de energiestatus te verbeteren, zorgen dat ze niet afvallen
58
Welke stoornissen in de koolhydraat afbraak zijn er?
- lactose malabsorbtie (therapie: lactose arm/vrij dieet) - sucrase-isomaltase deficiëntie (therapie: sucrose-vrij dieet) - p-Amylase tekort bij pancreasdysfunctie (therapie: oraal pancreatie in zuurresistentie capsules)
59
Wat zijn symptomen bij stoornissen in de koolhydraat afbraak?
- diarree doordat er hoge osm waarde in darmlumen is - flatulentie, gasvorming (H2-gas) door bacteriële omzetting van het onverteerde suiker - zure faeces door bacteriële vorming zuur
60
wat zijn stoornissen in de eiwitafbraak?
- pancreas insufficiëntie (bijv. cystic fibrose) therapie: orale pancreas enzymen - enterokinase deficiëntie: therapie: oraal enterokinase ( door afwezigheid van enterokinase kan trypsinogeen niet geactiveerd worden en daarmee alle andere spijsverteringsenzymen niet)
61
Wat zijn stoornissen in de lipase afbraak?
- verminderde lipase activiteit - verminderde galzout secretie
62
Hoe werkt de absorptie van aminozuren, di- en tripeptides in de enterocyt?
- aminozuren via Na+ aminozuur cotransporters, tegen concentratiegradient in - bij di en tripeptides wordt er steeds een aminozuur afgehaald door ajinopeptidases op het membraan totdat het een enkel aminozuur is en opgenomen kan worden - H+-olifopeptide cotransporter (pepT1): kunnen de meervoudige peptides ook transporteren gekoppeld aan de protonengradient (die in stand gehouden wordt door de NHE3) - als tri en di peptides in cytosol terechtkomen kunnen ze hier worden afgebroken door dipeptidase en tripepdidase - aan basolaterale zijde passief afgegeven aan bloed
63
Wat gebeurt er bij een SGLT1 mutatie?
- malabsorptie van glucose, galactose - wel afbraak - osmotsische belasting - diarree - uitdrogingsverschijnselen - therapie: fructose dieet - geen glucosurie want in nier ook SGLT2
64
Wat is cystinurie?
- mutatie in Transporter voor basische aminozuren - leidt zelden tot eiwit malabsortpie want gecompenseerd door di- en trilpeptide transporters - terugresorptie van cysteine in nier gaat omlaag, dus uitscheiding in de urine omhoog. - hierdoor cysteine stenen
65
Welke 2 soorten diarree zijn er?
- secretoire: gevolg van zout- en waterhypersecretie, kan leiden tot ernstige uitdroging. (bij infecties, tumoren, diabetische neuropathie) - osmotische: ontstaat bij malabsorpties
66
Hoe vindt de HCl secretie plaats? in de crypten
- Het CFTR-kanaal, chloride kanaal - Cl wordt onderin de crypte van binnen naar buiten gebracht - natrium en water gaan tussen de cellen door (paracellulair) naar het lumen= isotone secretie
67
Hoe vind HCl absorptie plaats? in de vili
- in apicale membraan zit NHE3 (na,H-ex) en DRA-exhanger (Cl-bicarbonaat exhanger) - door NHE3 gaat proton naar buiten (lumen) en na naar binnen. - door DRA gaat Cl naar binnen en wordt bicarbonaat afgegeven - water gaat mee naar binnen - alles wat CFTR activeert (cAMP, cGMP) remt in de villuscel de opname
68
Wat is het effect van cystic fibrose?
- CFTR kanaal is defect - kan gen Cl naar buiten - dus ook geen Na en water naar buiten - absorptie vind wel gewoon plaats - luminale dehydratie
69
Wat is het effect van congenitale chloridorroe (CLD)?
- defect in DRA (cl, bic exchanger) - dan ook geen Na opname - ook geen bic uitgescheiden in lumen - systemische alkalose - Cl en H+ in faeces - faeces is zuur
70
Wat is het effect van cholera?
- diarree ziekte - ingevallen oogkassen - ingevallen vingers - extreem acuut waterverlies - veroorzaakt door vibrioj cholera bacterie - activeert CFTR en remt NHE3. permanente activatie secretie - behandeling: rehydrateren
71
Hoe kan Secretoire diarree behandeld worden?
- ORS met glucose en bicarbonaat - bicarbonaat om acidose op te lossen - Glucose opname gaat samen met natriumopname - met de natrium ook Cl mee - hiermee ook water mee - dehydratie voorkomen