Week 3 Flashcards

1
Q

de helicobacter pylori zit in de maag en voelt zich goed in de mucuslaag, waar het ureum omzet in ammoniak, wat het maagzuur neutraliseert. Zo creërt het een niche voor zkchzelf en daar komen meer bacteriën op af. er ontstaat schade aan de endotheelcel en er komt een reaactie op gang. wat is de behandeling?

A

pantoprazol, amoxicilline en claritromycine gedurende veertien dagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welk type medicijnen bleken effectief voor IBD en voor minder opname en chirurgische behandeling? (werden eerst gebruikt voor reuma)

A

immuunmodulatoren (mab’s )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij de EFTR (voor tumoren tot 2cm) wordt niet alleen de afwijking, maar ook de muscularis propria meegneomen

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

in welk gedeelte van de pharynx splitst de ademhaling en spijsvertering?

A

laryngopharynx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

leg uit hoe de circulaire en longitudinale spieren liggen in de pharynx en de oesophagus

A

in pharynx: longitudinale spieren aan de binnenkant, circulaire spieren aan de buitenkant

in oesophagus: circulair aan binnekant, longitudinaal aan buitenkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zorgt de longitudinale of circulaire spierlaag voor het bewegen van het corpus adiposum?

A

longitudinaal (de levatoren tillen de larynx omhoog, hierdoor verplaatst het pre-epiglot zich naar dorsaal en sluit de larynx af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke spier vormt de upper esophageal sphincter?

A

m. cricopharyngeus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de bovenste slokdarmsfincter is een duidelijk anatomisch aanwijsbare sfincter

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de lower esophageal sphincter (LES) is een functionele sfincter, bestaande uit intrinsieke en extrinsieke componenten, welk?

A

circulaire spierlaag van de distale oesophagus
crura diafragmatica dextrum (bij inademen trekt hij strakker)
Hoge intra abdominale druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De LES en UES zijn allebei sfincters, welke is anatomisch en welke functioneel?

A

UES = anatomisch
LES = fuctioneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

normaliter zit er een klein stukje oesophagus onder het diafragma

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke vier vernauwingen heeft de slokdarm?

A

UES, kruising arcus aortae, kruising bronchus principalis sinister, LES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

door welke twee ligamenten wordt de bursa omentalis gevormd?

A

lig hepatogastricum en hepatoduodenale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke structuren bevat het ligamentum hepatoduodenale en in welke volgorde

A

a. hepatica propria
v. portae
ductus choledochus
dr. alva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

door de leverhilus, gelegen tussen de lobus quadratus en lobus caudatus, loopt ook een vat dat bloed van de lever afvoert, namelijk de v. cava inferior

A

niet waar, in de leverhilus loopt geen vat dat het bloed van de lever afvoert, alleen de portale trias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar worden erytrocyten afgebroken en komt bilirubine de bloedbaan in

A

de milt, gaat naar v. porta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoeveel segmenten heeft de lever

A

8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een lever bestaat uit lobuli, waarin het bloed van perifeer naar centraal loopt, en gal juist van centraal naar perifeer. welk gebied zal het snelst beschadigd raken door toxische stoffen?

A

centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het duodenum ligt voor een groot deel retroperitoneaal, net als de pancreas, het colon ascendens en descendens en het rectum

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is de embryologische oorsprong van de primitieve darmbuis? en de gladde spierlaag?

A

endoderm = endotheel
mesoderm = spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe wordt de verdeling van de voordarm,
middendarm, einddarm bepaald?

A

O.B.V. VASCULARISATIE!!!
* Voordarm - truncus coeliacus
* Middendarm - a. mesenterica sup.
* Einddarm - a. mesenterica inf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe noemen we de verbinding tussen de primitieve darm en de dooierzak?

A

de ductus vitellinus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hoe heet het als de ductus vitellinus bij volwassenen is blijven zitten? welke problemen kan dit geven?

A

divertikel van merkel. niet iedereen heeft hier last van, maar er kan ectopisch weefsel zitten uit een orgaan dat er niet hoort te zitten en dat kan klachten geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoeveel graden in totaal draaien de
primitieve darmbuis om zich heen? leg uit

A

270 graden tegen de klok in. eerst 90 graden bij zeer snelle groei en uitstulping in dooierzaak, waarbij dunne darm rechts komt te liggen en dikke darm (met caecum) links . daarna 90 graden bij repositie. vervolgens nog eens 90 graden, om het caecum onderin te krijgen en colon transversum ventraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

hoe heten de plooien in de dunne darm vanaf de bulbus duodeni (eerste 2,5 cm duodenum zonder plicae)?

A

plooien van Kerckring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

het langste deel van de dunne darm is het ileum

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

het jejunum bevat meer plooien van kerckring en meer vaten dan het ileum

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

welke stof wordt naast B12 alleen in het terminale ileum opgenomen?

A

galzouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

peyer’s patches zijn kleine clusters van lymfeweefsel gelegen in de lamina propria en submucosa. In welk gedeelte van de dunne darm komen zij het meest voor

A

ileum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe noemen we het avasculaire dubbelblad aan mesenterium van de colon ascendens en descendens dat vergroeid is met de achterste buikwand?

A

verklevingsfascie van Toldt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

het rectum is niet intraperitoneaal gelegen, eigenlijk sub. aan de voorkant is het bekleedt met peritoneum. er is ook een gedeelte zonder peritoneale bekleding. Hoe noemen we deze plek, waar ook faeces opgeslagen kan worden?

A

ampulla recti

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

de binnenbekleding van het anale kanaal kan worden verdeeld in drie delen. Het bovenste gedeelte zijn de verticale columnae anales. Deze zijn onderin verbonden via slijmvliesplooien met een klepachtig karakter, de…

A

valvulae anales.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

de lijn door de valvulae anales heet de

A

linea pectinata / linea dentata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

hoe heten de ruimtes tussen de columnae anales en valvulae anales, waar de glandulae anales in uitmonden?

A

sinus anales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

hoe heet het gebied onder de linea pectinata, richting de huid?

A

pecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

welk type epitheel vindt je in de columnae anales, en welke in het pecten?

A

columnae is cilindrisch epitheel,
pecten = niet verhoornend meerlagig plaveiselepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

noem de verschillen tussen onder en boven de linea pectinata als het gaat om innervatie, vascularisatie en lymfe drainage

A

boven:
innervatie = autonoom
vascularisatie = a. v. rectalis superior
lymfe = lnn. iliaca interni

onder:
innervatie = somatisch
vascularisatie = a.v. rectalis inferior
lymfe = lnn. inguiales superficialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

hoe heet het circulaire zwellichaam om de columnae anales en sinus anales heen, dat een rol speelt bij de continentie en gevuld kan raken met bloed?

A

corpus cavernosum recti

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

leg de emrbyologische oorsprong uit van boven de linea pectinata en onder

A

boven: endoderm
onder: ectoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

de sfincter internus is glad spierweefsel, dat sympatisch geïnnerveerd wordt. eromheen ligt de sfincter externus, wat uit dwarsgestreept spierweefsel bestaat. Welke zenuw stuurt deze spier aan?

A

n. pudendus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

welke spier zorgt ervoor dat de anorectale overgang zich in een hoek bevindt?

A

m. puborectalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

ook in rust is de externe sfincter gedeeltelijk aangespannen, zij het in mindere mate dan de interne sfincter (en met hulp van corpus cavernosum recti)

A

waar
bij aandrang en buikdrukverhoging gaat de externe sfincter en m. puborectalis meer aanspannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

welke plexus van het enterisch zenuwstelsel bevindt zich in de submucosa van dunne en dikke darm?

A

plexus van Meissner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

welke plexus van het enterisch zenuwstelsel bevindt zich tussen de longitudinale en circulaire spierlaag over de gehele tractus digestivus?

A

plexus van auerbach / plexus myentericus

45
Q

Bij welke ziekte hoort een congenitaal aganglionair megacolon, dat zich vaak uit in braken, abdominale distensie en vertraagde meconiumlozing

A

ziekte van hirchsprung

46
Q

we spreken pas van een ulcus als er sprake is van schade tot aan de mucosa muscularis

A

niet waar, we spreken van een ulcus als er sprake is van schade tot aan de submucosa

47
Q

stress kan ook tot een ulcus leiden

A

niet waar

47
Q

alle infecties met helicobacter pylori worden chronisch

A

waar
maar 90% zal nooit klachten krijgen

48
Q

een maagzweer ontstaat als gevolg van atrofische gastritis, een duodenumzweer ontstaat als gevolg van antrumgastritis

A

waar

49
Q

nsaids zorgen voor minder bloedtoevoer en minder prostaglandines

A

waar

50
Q

een zeldzame oorzaak van petisch ulcuslijden is het Zollinger Ellison syndroom. Wat veroorzaakt hier klachten?

A

een gastrine producerende tumor= gastrinoom
zorgt voor multipele ulcers, meestal in het duodenum en meer motiliteit, waardoor diarree. Komt soms ook in pancreas voor. Reageert niet goed op zuurremmers

51
Q

welke zuurremmers geef je in welke volgorde?

A
  1. antacidum
  2. H2-antagonist
  3. Protonpompremmer (rebound effect!)
52
Q

hoe bepaal je of iemand een h. pylori infectie heeft? wat is de behandeling?

A

feces test
antibiotica en zuurremmer, altijd controle na therapie om te controleren of het helemaal weg is

53
Q

Het stappenplan bij maagklachten volgens de NHG is als volgt:
1. Indien geen alarmsymptomen: voorlichting
2. ev. step-up medicamenteuze behandeling:
antagel/ H2-RA/PPI
3. Indien persisterende klachten: H. pylori test
4. Indien negatief: overweeg gastroscopie

A

yeet

54
Q

welke 3 complicaties van een ulcus ken je

A
  1. perforatie
  2. bloeding
  3. stenose
  4. anemie door bloeding
55
Q

welk onderzoek doe je bij vermoeden op peptisch ulcuslijden? en bij reflux?

A

ulcus: lab (hb, leuko, helicobacter pylori) en gastroscopie
reflux: gastroscopie

56
Q

aan welke aandoening denk je bij de volgende klachten: dermatitis herpetiformis, gewichtsverlies, anemie, mondulcera, opgeblazen gevoel

A

coeliakie

57
Q

welke marker is positief bij coeliakie? is dan de diagnose gesteld?

A

tTG en EMA. Daarnaast meet je IgA of dat niet verhoogd is. indien tTG positief en IgA normaal = coeliakie
daadwerkelijke diagnose wordt gesteld door gastroscopie (dan zie je vlokatrofie)

58
Q

wat is een gevreesde geassocieerde aandoening die vaker wordt gezien bij coeliakie?

A

lymfoom
andere auto-immuunziekten: ziekte van Sjögren, DM1, schildklierziekten, PBC, PSC

59
Q

Waar ontstaat Barret epitheel?

A

in de oesophagus, dan gaat het van meerlagig niet verhoornd plaveiselepitheel naar cilindrisch maagepitheel na ernstige oesophagitis

60
Q

Hoe kan de diagnose oesophageale refluxziekte gesteld worden?

A

24 uurs meting

61
Q

welke twee zenuwen zijn betrokken bij de LES en daarmee reflux?

A

n. vagus en n. phrenicus

62
Q

vormign van dysplasie in de oesophagus gaat in meerdere stadia, van reflux, naar ontsteking, naar metaplasie en vervolgens dysplasie. wanneer spreken we bij barretts oesaphagus van metaplasie?

A

bij vorming van slijmbekercellen

63
Q

Bij de pathogenese van coeliakie spelen meerdere factoren een rol, waaronder genetische achtergrond en omgevingsfactoren (aanwezigheid van gluten). welke genen spelen een rol bij coeliakie?

A

HLA-DQ2 en HLA-DQ8, zorgen voor binding van gluten aan APC

64
Q

gluten kunnen para of transcellulair getransporteerd worden naar de lamina propria. Welk enzym kunnen ze daar tegenkomen?

A

transglutaminas , zorgen door deaminering van gluten waardoor ze goed binden aan APC

65
Q

de les is aangespannen bij inademing

A

waar

66
Q

wat is het vervolg van iemand die refluxklachten heeft zonder alarmsymptomen?

A
  1. je doet een PPI test of dat werkt, werkt het dan laat je het daarbij, werkt het niet dan doe je
  2. 24uurs meting
  3. verder onderzoek: endoscopie

er moet ook sws 1x endoscopie gedaan worden om barret epitheel uit te sluiten

67
Q

een mogelijke afwijking die je tijdens een oesophageale endoscopie kunt tegenkomen is een Schatzki ring. Wat is dat?

A

een stenose / vernauwing distaal in de slokdarm die voor dysfagie kan zorgen, als gevolg van reflux

68
Q

hoe noemen we het als het pijn doet om te eten / eten door te slikken?

A

odynofagie

69
Q

wat zijn drie complicaties van reflux?

A

anemie
barrett’s epitheel
stenose - schatzki ring

70
Q

wat is het verschil tussen oesophageale symptomen en extra-oesophageale symptomen?

A

oesophageale symptomen: reflux, pyrosis,

extra-oesphageaal: NCCP, gastric astma, laryngopharyngeale reflux,

71
Q

men dacht lange tijd dat het langdurig gebruik van protonpompremmers geen bijwerkingen zou hebben. Inmiddels is echter bekend dat het langdurig gebruik ervan kan leiden tot

A

interacties met andere medicaties, pneumonie, osteoporose en elektrolytstoornissen

72
Q

wat bedoelen we met refractaire reflux?

A

een reflux die ondanks dubbele medicatie blijft persisteren

73
Q

welk type fundoplicatie wordt tegenwoordig het meest gedaan?

A

toupet

74
Q

heeft Mesh effect in het voorkomen van een recidiverend hernia diafragmatica?

A

dat is niet bewezen

75
Q

noem drie vaak optredende bijwerkingen na een fundoplicatie

A

dysfagie, flatulentie en bloating (door onvermogen om te boeren)

76
Q

hoe noemen we de peristaltische golf dat al het voedsel richting het colon duwt?

A

migrating motor complex

77
Q

wat is de best bekende motoriekstoornis van de slokdarm, en wat houdt het in?

A

achalsie: afwezigheid van relaxatie waardoor voedsel niet kan zakken. De onderste oeophageale sfincter (LES) opent niet meer. Dit kan komen door 2 zaken: afwezigheid van coördinatie van peristaltiek, of afwezigheid van LES-relaxatie.

78
Q

welke drie types van achalsie ken je?

A

stille slokdarm (knijpt niet meer)
pompende slokdarm (ongecoördineerd)
spastisch (enorme kramp ineens na slikken)

79
Q

Bij alle drie de typen achalsie komt hetzelfde terug: de lower esophageal sfincter sluit niet meer. Welke drie manieren zijn er om hem te openen?

A

oprekken door pneumodilatatie
verlammen door botox
doorsnijden

80
Q

wat is het verschil tussen een jackhammer slokdarm en een spastische slokdarm?

A

een spasme is op meerdere niveaus tegelijkertijd en een jackhammer gaat nog redelijk in de goede richting

81
Q

waar denk je aan bij een patiënt die zich presenteert met ontstekingstekenen aan de darmen, opgeblazen darmen en braken, waarbij het je doet denken aan een ileus?

A

CIIP, MMC vindt niet plaats, waardoor bacteriële overgroei ontstaat in het colon

82
Q

bij eosinofiele oesofagitis zie je een afwijkende manometrie

A

niet waar, manometrie bij eo is nooit afwijkend.

83
Q

eosinofiele oesophagitis is een chronische, immuungemideerde aandoening waarbij patiënten klachten hebben van dysfagie. Bij endoscopie zie je witte exsudaten, scheurtjes en bij biopsie een ontstekingsinfiltraat vol met eosinofielen. Eosinofiele oesophagitis heeft een sterke correlatie met:

A

voedsel allergieën, astma, allergisch rhinitis en atopische dermatitis

84
Q

iemand klaagt over passageklachten, het eten wil niet lekker zakken. Is dit een reden tot directe endoscopie

A

ja.

85
Q

eosinofiele oesophagitis komt vaker voor op jonge leeftijd en ook steeds meer. Het is chronisch en zonder behandeling kunnen er zich vernauwingen in de slokdam voordoen. Komt het vaker bij mannen of vrouwen voor

A

vaker bij mannen 4:1

86
Q

wat is de behandeling van eosinofiele oesophagitis?

A

3 D’s
drugs: steroïden met lokaal effect
Dieet: vooral bij kinderen!!: exclusie dieet, je mag maar heel weinig eten en dan steeds meer allergenere voedsels integreren
Dilatie (indien al ten tijde van diagnose vernauwing is): mechanische dilatatie

87
Q

bij chronische intestinale ischemie is er vaak sprake van een vernauwing van een abdominale slagader. welke slagader is het vaakst aangedaan?

A

truncus coeliacus

88
Q

bij eenvatslijden presenteren mensen zich al vaak met gastro-intestinale ischemie

A

niet waar, hiervoor zijn vaak twee vaten aangedaan

89
Q

bij vermoeden op intestinale ischemie wordt een gastroscopie verricht

A

niet waar, er wordt een tonometrie (PCO2 en O2 meting) of (VSL) gedaan, in combinatie met een angiografie

90
Q

bij functionele buikpijn en functionele dyspepsie zijn geen aanwijsbare oorzaak te vinden

A

waar

91
Q

peritoneale prikkeling is gerelateerd aan transportpijn

A

waar

92
Q

een belangrijk kemmerk van een acute buik is:

A

peritoneale prikkeling - uit zich in defense musculaire

93
Q

Familiaire mediterrane koorts komt vaak als eerste opzetten op kinderleeftijd, soms op volwassen leeftijd en kenmerkt zich door periodiek optreden van koorts en ontsteking ergens in het lichaam, die spontaan herstelt. Wat is een geneesmiddel dat voorgeschreven kan worden bij FMF?

A

colchicine

94
Q

voor de diagnose acute pancreatitis heb je 2 of meer criteria nodig. welke drie criteria ken je?

A
  1. typische bovenbuikspijn
  2. Serum lipase of amylase is drie keer zo hoog als normaal
  3. beeldvorming bevestigd
95
Q

een acute pancreatitis ontstaat als eerst in de exogene cellen van de pancreas

A

waar

96
Q

welke waarde verwacht je naast verhoogd lipase/amylase te vinden bij een biliaire pancreatitis

A

ALAT

97
Q

een tumor in het papil van vater of pancreastumor geeft vaak pancreatitis

A

niet waar, dit geeft zelden pancreatitis doordat dit heel geleidelijk ontstaat

98
Q

verwijde galwegen geven een directe indicatie voor biliaire pancreatitis

A

niet waar: bij biliaire pancreatitis is het beeld zo acuut dat de galwegen geen tijd hebben te verwijden. Verwijde galwegen zijn dus niet zo specifiek voor de diagnose

99
Q

welke behandeling geef je iemand met acute panceatitis?

A

vocht toedienen
pijnstilling
zuurstof
NPO = nuchter houden van patiënten, omdat ze veel braken. Een maagsonde aanleggen

100
Q

bij acute biliaire pancreatitis moet je zo snel mogelijk een ERCP doen

A

niet waar, doen we alleen bij aanwijzingen voor cholangitis!

101
Q

er zijn twee vormen van acute pancreatitis op de CT. interstitieel en necrotiserend. Wat is het verschil?

A

interstitieel: oedeem, ontstekingscellen, vetinfiltratie aankleuring en doorbloeding is nog intact.

necrotiserend: geen contrast, geen aankleuring

102
Q

bij een necrotiserende pancreatitis geef je profylactisch antibiotica

A

niet waar, geen verschil

103
Q

bij necrotiserende pancreatitis kan een bacteriële infectie ontstaan. Deze gasvormende bacteriën kunnen voor luchtvorming op CT zorgen. We geven dan antibiotica intraveneus. De bacteriën worden echter beschermd door de necrose, aangezien er zo geen bloed bij ze kan komen. Waarom geven we toch antibiotica?

A

bescherming rest van het lichaam

104
Q

indien er een bacteriële infectie in een necrotiserende pancreatitis ontstaat, gaat het lichaam deze afkapselen. We neoem dat Walled off necrosus. Wat zijn de twee behandelopties bij een geïnfecteerde pancreatitis?

A

antibiotica + drain percutaan (VARD) of
antibiotica + endoscopische transmurale (vanuit de maag) drain, nu voorkeur want minder fistels
ook later cholecystectomie !

105
Q

hoe diagnosticeer je een chronische pancreatitis in de feces?

A

p-elastase verlaagd en veel vet

106
Q

bij chronische pancreatitis kunnen ernstige klachten chirurgisch verminderd worden door drainageprocedures of resectieprocedures, om de druk op de papil van vater te verminderen en pancreassappen makkelijker te laten afvloeien. noem twee soorten procedures

A

drainage: Frey
Resectie: Beger

107
Q

Pas als een pancreatitis necrotiserend en niet steriel is, behandel je met antibiotica en een drain.

A

klopt. je geeft geen profylactische antibiotica bij een pancreatitis. Een late coplicatie van een acute pancreatitis is het necrotiseren. Is de necrose steriel, dan behandel je zoals een acute pancreatitis. Indien hij niet steriel is, behandel je met antibiotica en een drain (VARD of transgastrisch). een aantal weken erna doe je een cholecystectomie

108
Q

Hoe diagnosticeer je een chronische pancreatitis op een CT of echo?

A

je ziet pancreasstenen
ductus afwijkingen