Week 3 Flashcards
Wat zijn fysische kenmerken van het circulatiesysteem?
- In rust 5 L/min en bij inspanning 25 L/min
- Goede verdeling over de organen
- Grote drukverschillen
- Pulserend vs continue
- Flexibele elastische buizen
- Bloed is heterogene stof met visceuze eigenschappen
- Hoge perifere weerstand
- Bloedvolume, 65% in veneus systeem
Wat voor druk heerst er in de grote circulatie?
Een hoge druk
Wat voor druk heerst er in de kleine circulatie?
Een lage druk
Op wat voor manieren kan bloed stromen?
- Druk
- Vloeistofdruk; kracht dat per opp.eenheid op een object in een vloeistof wordt uitgeoefend.
Welke regels gelden er in de wet van Pascal?
- Vloeistof oefent even grote druk uit in alle richtingen
- Druk in een horizontaal vlak is overal gelijk
- Druk neemt toe met de diepte
Hoe luidt de wet van pascal?
p = ρ (rho) * g * h
Hoe luidt de formule voor flow?
F = v * A
(v = snelheid)
Waarvoor staat flow?
VOlumestroom per seconde
Wat houdt de continuiteitsvergelijking in?
We gaan uit van een gesloten systeem zonder verliezen, hoeveelheid in is even groot als uit.
De flow die in het systeem gaat is even groot als de flow die eruit gaat. Als een vat zich splitst in 2 vaten, is de flow voor de splitsing even groot als na de splitsing.
Wat kan je verklaren met de wet van bernoulli?
Hiermee kan je verklaren dat bij een lage druk de kransslagader wordt dichtgedrukt.
Wat is een laminair stromingsprofiel? (in het bloed)
Bloed in het midden van het vat zal sneller stromen, de eerste laag plakt namelijk aan het vat de lagen daarna plakken minder erg.
Wat kan je berekenen met deze formule: A * η * (∆v/∆x)
De kracht van de bloedstroom, waarbij η=viscositeit
Wat is het plasma-skimming effect?
Dit is het effect dat plaats vindt omdat alle erytrocyten vooral axiaal stromen. De concentratie erytrocyten is in de hoofdbaan veel hoger dan in de zijtakken.
Valt er iets te horen bij laminaire bloedstroom?
Nee er is geen ruis te horen
Valt er iets te horen bij turbulente bloedstroming?
Ja, hier kan je een ruis horen met een stethoscoop.
Hoe gaat turbulente bloedstroming?
Bloed dat door een vernauwing heen wordt geperst, spuit er als het ware aan de andere kant uit. Waardoor het alle kanten op gaat.
Wat is waarneembaar bij consequente turbulentie?
- Optreden vaatruis
- Vaattrilling voelbaar
- Energieverlies –> hart moet harder pompen
- Beschadigingen van de vaatwand en bloedplaatjes
- Trombose vorming
Wanneer stroomt het bloed laminair?
Bij Re < 2000
Wanneer stroomt het bloed turbulent?
Bij Re > 3000
Wat is het voordeel van turbulente bloedflow?
Je kunt de bloeddruk gemakkelijk meten.
Wat kan je berekenen met de wet van Poiseuille? (∆p = F * R)
Met deze wet kun je door het drukverval te meten van een orgaan, de flow berekenen in een orgaan. Mits je de weerstand weet.
Serie: Rt = R1 + R2 etc
Parallel: 1/Rt = 1/R1 + 1/R2 etc
Waar is het drukverval het grootst?
In de arteriolen, dit heeft te maken met wrijvingsverliezen
Wat meet je met de pulsdruk?
De drukvariatie op één punt
Wat bereken je met p1 gem - p2 gem?
Het drukverschil tussen twee plaatsen
Wat gebeurt er met de compliantie naarmate je ouder wordt?
Deze neemt af, bij een weinig elastische arteriewand heb je bij eenzelfde hoeveelheid volumeverandering een veel grotere drukverandering. Als je dan eenzelfde hoeveelheid bloed in het vat wilt pompen, moet je dus ook de druk vergroten.
Wat gebeurt er als je de weerstand in de arteriolen verlaagd?
Dan verhoogd de bloedflow
Wat meten de baroreceptoren en waar bevinden zij zich?
Zij meten de BD en zitten in de aortaboog en de a. carotis
Welke systemen activeren bij een verlagende bloeddruk?
- De baroreceptoren meten dit drukverval, ze zullen minder vuren. De remmende invloed neemt af, dus de sympathicus wordt geactiveerd. BD stijgt.
- RAAS, houdt vloeistof vast. De sympathicus brengt HF en SV omhoog en perifere weerstand ook omhoog. Hierdoor stijgt ook de BD
Wat gebeurt er op de lange termijn met een hoge BD?
De baroreceptoren wennen aan een hoge BD, dan nemen de nieren het over met RAAS. Er wordt gereguleerd hoeveel vocht er wordt vastgehouden
Wat zijn oorzaken van pompfalen?
Primair: myocardinfarct en myocarditis
Secundair: drukbelasting en volumebelasting
Wat gebeurt er bij een hartinfarct?
Contractiliteit neemt af, daarmee nemen ook het SV, cardiac output en BD af.
Wat gebeurt er na een hartinfarct?
Het hart zal gaan remodelleren, diameter van t hart neemt toe waardoor het niet meer goed kan samentrekken. Om de stress gelijk te houden, neemt de dikte van de wand ook toe.
Wat gebeurt er bij een aortaklepstenose?
Dan neemt de druk in het LV toe, ventrikel moet langer contraheren en zal dus later relaxeren. Als de druk in het ventrikel toeneemt, dan neemt de afterload ook toe. De stenose zorgt ervoor dat er minder bloed het ventrikel uitstroomt. Verder neemt de pompfunctie af, slagvolume daalt.
Als gevolg hiervan stijgt de EDV > afname SV dus toename preload
Waar zorgt een dalende BD voor?
Voor een stijgende afterload, stimulatie RAAS en het autonome zenuwstelsel. De HF stijgt door toenemende invloed van de sympathicus.
Welke factoren zorgen voor een decompensatie? (compensatie naar decompensatie)
- Neurohumorale activiteit: bètareceptor (dichtheid neemt af) en RAAS activatie
- Inflammatie: cytokines
- Remodellering: veranderingen ecm, flow/metabole afwijkingen, pathologische signaaltransductiepaden en cardiomyocyt disfunctie.
Wat is er met het hart aan de hand bij systolisch hartfalen
DAn heeft het myocard moeite om voldoende bloed uit de ventrikel te pompen
Wat is er met het hart aan de hand bij diastolisch hartfalen
Dan hebben de atria moeite met de ventrikels vullen, waardoor er niet voldoende bloed in de ventrikels gepompt kan worden.
Wat is de bedoeling van de perifere circulatie?
Om de perifere weefsels van stoffen te voorzien en ervoor te zorgen dat afvalstoffen kunnen worden afgevoerd.
Hoe vindt regulatie bloedflow per orgaan plaats?
Op twee niveaus: neuraal en lokaal
Neuraal: Constrictie naarmate de sympathicus meer wordt geactiveerd
Lokaal: Rek leidt tot vasoconstrictie.
Een grotere behoefte leidt tot vasodilatatie.
Als de flow toeneemt, dan vindt er dilatatie plaats in met name de organen.
Wat is het effect van activatie van de sympathicus in de arterien, arteriolen en venen?
Arterien: Vasoconstrictie, grote arterien zijn geleidingsvatem. Geen enorme verhoging van de perifere weerstand.
Arteriolen: Vasoconstrictie, perifere weerstand neemt sterk toe. Dit zijn weerstandvaten
Venen: Venoconstrictie, drukverhoging in de venen. Dit zijn capaciteitsvaten want het grootste deel van het bloed zit in het veneuze bed.
Waar gaat bloed met name naar toe?
NAar de spieren, die metabool actief zijn. Door de sympathicus worden alle spieren van minder bloed voorzien, de spieren die metabool actief zijn krijgen als gevolg van het metaboolmechanisme toch veel bloed.
Metaboolmechanismen winnen van de sympathicus
Waar heeft de sympathicus vooral invloed op?
Op de grote arteriolen (weerstandsvaten)
Wat is autoregulatie?
De bloedflow wordt constant gehouden ondanks dat er verschillende bloeddrukken aanwezig zijn.
Wat gebeurt er bij een bifurcatie van een bloedvat?
In het ene bloedvat zit een stenose en in de ander niet.
Wat gebeurt er bij een bifurcatie?
Dan zal de bloeddruk normaliter achter de stenose zakken, voorbij de stenose zullen de arteriolen dilateren, de verminderde bloedflow neemt toe. In het vat zonder de stenose, zal vasoconstrictie toenemen. Hierdoor wordt de bloedflow naar het achterliggende orgaan constant gemaakt.
Wat zijn de basisprincipes
- Normaal hebben arteriolen de grootste bijdrage aan de totale vasculaire weerstand.
- Atherosclerose treedt voornamelijk op in de proximale geleidingsvaten
- Vernauwing van de geleidingsvaten heeft nauwelijks effect op de flow voorbij de stenose, zolang de arteriolen maar compenseren.
- Bij verdere vernauwing zijn arteriolen chronisch gedilateerd.
- Wanneer de vasodilatatie capaciteit maximaal benut is, is de flow in rust nog net voldoende maar bij inspanning is dit niet het geval.
Waarvan is de extra bloedflow het resultaat?
Van de autoregulerende capaciteit tot vasodilatatie van de arteriolen in respons op een toename in O2 behoefte of op farmacologische
Wat doet een sterke stenose met de flow in rust?
Het beinvloedt het niet echt, dit komt door vasodilatatie van de arteriolen.
Wanneer spreek je van een hemodynamische significante vernauwing en wat betekent dit?
Bij 50% vernauwing van de diameter.
Dit betekent dat de maximale flow niet meer bereikt kan worden door de aanwezige stenose.
In rust krijg je pas klachten rond de 90% vernauwing.
Wat gebeurt er met een sarcomeer als hij samentrekt?
Dan verandert hij van vorm, wordt dikker en korter.
Wat zijn dense bodies en wat gebeurt daarmee bij contractie?
Dit zijn knooppunten van de intermediaire filamenten, bij contracties komen de densebodies dichter bij elkaar te liggen.
Hoe vindt de communicatie tussen gladde spiercellen plaats?
Via gapjunctions: als de ene cel contraheert, moet ook de ander gaan.
Waar speelt ATP een belangrijke rol in?
In de cross-bridge cycling:
1. Binding ATP om de kop van actine en myosine los te krijgen
2. Hydrolyse van ATP om een vormverandering van myosine te bewerkstelligen
Wat is er anders aan de crossbridge cycle in de gladde spier?
- Het is trager dan de skeletspier
- Het kost minder ATP
Wat gebeurt er met calcium dat de gladde spiercel binnenkomt?
Als calcium de cel binnenkomt (via het sarcoplasmatisch reticulum), bindt het aan calmoduline. Deze zorgt ervoor dat MLCK wordt geactiveerd, hierdoor wordt ATP omgezet in ADP + P. Dit geeft fosforylering van de myosine kop, waardoor deze kan binden aan de actine. Hierdoor ontwikkelen we meer tractie
Wat gebeurt er als calcium wordt verwijderd uit de cel?
Dan valt calcium van de calmoduline af. MLCK wordt geinactiveerd en er is fosfatase nodig om de fosfaatgroep van MLCK af te krijgen.
Wat doet MLCK?
- Fosforyleert myosine
- Geeft vormverandering
- ATPase activiteit stijgt
- Faciliteert de interactie met actine
Hoe zit het met de calcium concentratie binnen de gladde spiercel?
De concentratie calcium fluctueert niet. De concentratie is zo goed als gelijk. De concentratie wordt bepaald door het aantal prikkels van buiten af.
Wat is het gevolg van het feit dat de gladde spiercel erg zuinig is?
- contractie kan lang vastgehouden worden
- minder vermoeidheid
Hoe kan je de calciumconcentratie reguleren in de gladde spiercel?
- Via neurotransmitters: werkend via receptoren gebonden aan ligand gestuurde calciumkanalen
- Via receptoren gebonden aan second messengers die calcium in de cel kunnen vrijmaken vanuit het SR