Week 3 Flashcards

1
Q

Wat is angst?

A

Een fysiologische reactie op en dreiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat angstigheid?

A

Een vaag gevoel van spanning of gevaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van een gegeneraliseerde angststoornis?

A

Wanneer iemand minimaal 6 maanden last heeft van onevenredige, oncontroleerbare en voortdurende angst. Dit zorgt voor een minder fijn leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het sociocultureel perspectief op een angststoornis?

A

Het zal eerder ontwikkelen bij iemand in sociaal gevaarlijke omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het psychodynamische perspectief op een angststoornis?

A

Angst komt doordat een kind gestraft is voor zijn id impulsen. Hierdoor kan diegene angst voelen over die impulsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het humanistisische perspectief op een angststoornis?

A

Angst komt doordat je niet eerlijk en zelf-accepterend bent. Een therapeut moet dus onconditionele steun geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het cognitief-gedragsperspectief op een angststoornis?

A

Problematische denkpatronen veroorzaken angst, en die moet je aanpakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de metacognitieve theorie?

A

Mensen weten vaak dat de foute denkpatronen hebben, en worden daar juist angstiger van. Maar ze denken ook dat zorgen maken een goede copingsstrategie is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Met welke therapie wordt er gewerkt aan maladaptieve denkpatronen?

A

Rational-Emotive Therapy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het biologische perspectief op een angststoornis?

A

Angst komt door bijvoorbeeld genen, bepaalde hersenactiviteit en kan dus ook behandeld worden dmv medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een fobie?

A

Een intense en persistente angst voor specifieke dingen. Confrontatie ermee zorgt voor onmiddellijke angst en zal zo veel mogelijk beïnvloed worden, wat effect heeft op het dagelijkse leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is agorafobie?

A

Angst voor drukke publieke ruimtes, in minstens 2 soorten situaties. Specifiek wanneer je niet makkelijk weg zou kunnen of hulp kunt krijgen als je een paniekaanval of ander probleem krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het cognitieve-gedrags perspectief op fobieën?

A

Het ontstaat door klassieke conditionering of modelering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het gedrags-evolutionaire perspectief op fobieën?

A

Bepaalde angsten lijken vroeger adaptief geweest te zijn, bijvoorbeeld angst voor slangen en hoogtes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de meest succesvolle behandeling van fobieën?

A

Exposure therapy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke soorten exposure therapy zijn er?

A

Systematisch: in kleine stapjes
Covert: ingebeeld of in VR
Flooding: meteen het meest gevreesde scenario
Modeling: iemand anders doet het voor

17
Q

Wat is een paniekstoornis?

A

Wanneer je meerdere paniekaanvallen binnen enkele minuten hebt met ten minste 4 symptomen zoals ademnood of beven. Moet minstens 1 maand aanhouden en zorgen maken over toekomstige aanvallen. Er kunnen ook dysfunctionele gedragsveranderingen zijn om de aanvallen te vermijden

18
Q

Wat is het biologische perspectief op paniekstoornissen?

A

Het komt door abnormale activiteit van norepinephrine in de locus coeruleus: een overactief paniek-hersencircuit

19
Q

Wat is het cognitief-gedrags perspectief op paniekstoornissen?

A

Lichamelijke sensaties worden gemisinterpreteerd, wat zorgt voor anxiety sensitivity

20
Q

Wat is de biologische challenge test?

A

Wanneer je paniekaanvallen uitlokt en daarna sensaties gaat herinterpreteren

21
Q

Wat zijn kenmerken van OCD?

A

Obsessies: persistente en onvrijwillige gedachten
Compulsies: repetitieve gedragingen die je moet uitvoeren om angst te verminderen
Deze nemen veel tijd in beslag en interfereren met het dagelijks leven

22
Q

Wat is het psychodynamische perspectief op OCD?

A

Het komt door een gevecht tussen de id en ego, of een fixatie van de anale fase

23
Q

Wat is het cognitief-gedrags perspectief op OCD?

A

Het ontstaat met onaangename gedachten, die je probeert te neutraliseren dmv gedrag

24
Q

Wat is het biologische perspectief op OCD?

A

Het komt door abnormaal serotonine en hersen activiteit. Het kan behandeld worden dmv antidepressiva

25
Q

Wat is exposure en response prevention?

A

Mensen met OCD hun compulsieve gedragingen tegen laten gaan zodat ze zien dat hun angst niet uit zal komen

26
Q

Wat is social anxiety/sociale angst?

A

Angst voor sociale dingen waarin ze beschaamd of negatief beoordeeld kunnen worden door anderen

27
Q

Is OCD een angststoornis?

A

Nee, maar angst speelt wel een grote rol in de stoornis

28
Q

Welke symptomen moeten er minimaal 3 van aanwezig zijn voor de diagnose van een gegeneraliseerde angststoornis?

A

Spanning, vermoeidheid, slechte concentratie, snel geïrriteerd zijn, spierspanning en slaapproblemen

29
Q

Wat stelt de intolerance of uncertainty theorie?

A

Er zijn mensen die niet kunnen omgaan met het feit dat negatieve dingen kunnen gebeuren, en dus zich zorgen blijven maken zodat ze hypothetische situaties kunnen voorspellen

30
Q

Wat stelt de avoidance theorie?

A

Mensen met gegeneraliseerde angststoornis hebben een verhoogde arousal van het lichaam, en zichzelf zorgen maken helpt om dit te verminderen

31
Q

Wat doet acceptance and commitment therapy?

A

Het laat mensen hun gedachten en zorgen zien als gewoon iets wat het brein doet, zodat ze het los kunnen laten

32
Q

Waarom kunnen benzodiazepines helpen bij angststoornissen?

A

Ze verlagen GABA activiteit, en GABA is de belangrijkste neurotransmitter in het angst-hersencircuit

33
Q

Welke twee soorten therapie kunnen gebruikt worden voor sociale angststoornissen?

A

Sociale skills training en assertiviteitstraining

34
Q

Van welke symptomen moeten er minimaal 4 aanwezig zijn, voor iets een paniekaanval genoemd mag worden?

A

Hartkloppingen, tintelende handen of voeten, ademtekort, zweten, heet of koud voelen, trillen, pijn op de borst, flauw voelen, duizeligheid, denken dat je stikt

35
Q

Wat zijn de 4 soorten OCD-verwante stoornissen?

A

Trichotillomanie (haren trekken), aan de huid pulken, hoarding en body dysmorphia