week 3 Flashcards

1
Q

Onder welke kwabben is de lever te verdelen?

A
  1. lobus sinister
  2. lobus dexter
  3. lobus caudatus
  4. lobus quadratus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de galwegen en wat vormen ze samen?

A

galwegen vanuit de lever:
- ductus hepaticus sinister
- ductus hepaticas dexter

vormen samen:
- ductus hepaticas communis

komt samen met:
- ductus cysticus

vormen samen:
- ductus choledochus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functionele eenheid van de lever?

A

Het kleinste deel van de lever dat de volledige leverfunctie kan uitoefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke structuren verzorgen bepaalde functies van de lever?

A
  • twee aanvoerende vaten
  • twee afvoerende vaten
  • cellen (bv. hepatocyten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de functies van de lever?

A

De lever heeft meer dan 500 functies waaronder:
- metabolisme
- detoxificatie
- opslag van stoffen
- synthese van plasma-eiwitten
- immunologische functie
- galvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de functies van gal?

A

uitscheiding naar darm van:
- galzouten
- cholesterol
- toxinen
- farmaca
- afvalstoffen

Vertering en opname van vetoplosbare vitamines (ADEK)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is cholestase en welke gevolgen kan het hebben?

A

Definitie:
een onderbreking/stoornis van de normale galproductie en/of afvloed vanaf levercel (hepatocyt) tot aan duodenum

Gevolg:
stapeling van stoffen in bloed en lever die normaal gesproken via de gal worden uitgescheiden –> leverproblemen

Chronisch:
leverschade als gevolg van toxiciteit van galzuren –> leverfibrrose –> levercirrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ontstaan bilirubine en hoe wordt het geconjugeerd en uitgescheiden?

A

Bilirubine is een afbraakproduct van hemoglobine

Ontstaan:
1. heem (tussenafbraak product) wordt omgezet in biliverdine
2. biliverdine wordt omgezet in bilirubine
3. bilirubine wordt in het bloed vervoerd en gekoppeld aan albumine
4. na het passeren van het endotheel splitsen ze van elkaar

Geconjugeerd en uitgescheiden:
In de hepatocyt wordt bilirubine door UGT1A1 geconjugeerd waardoor een wateroplosbaar molecuul (geconjugeerd bilirubine) ontstaat dat met gal uitgescheiden kan worden.
- bij een mutatie in het UGT1A1-gen hoopt ongeconjugeerd bilirubine op in de hepatocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat ziektebeelden die ontstaan door cholestase?

A
  • geelzucht; bilirubine
  • jeuk (pruritis); relatie met fosfopoliden
  • xanthomen; stapeling van cholesterol in de huid (hand/-lijnen, ellebogen)
  • xanthelasmata; stapeling cholesterol rond de oogleden
  • donkere urine; retentie van bilirubine komen bilirubine kleurstoffen in de urine
  • ontkleurde faeces; daling van bilirubine in de uitscheiding
  • vetontlasting (steatorroe); een tekort aan galzuren in de darm leidt tot vetmalabsorptie
  • leverfibrose/-cirrose; cholestase of ontsteking
  • galmeer (verwijde galweg)/abces; cholestase of ontsteking
  • galstuwing in de lever; kan leiden tot leverschade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is steatorroe, hoe ontstaat het en wat zijn de gevolgen?

A

Steatorroe: diarrree/volumineuze, plakkerige, lichtgekleurde ontlasting

ontstaan: malabsorptie van vet

gevolgen:
- gewichtsverlies
- tekort aan vetoplosbare vitaminen
- Vit.-A-deficiëntie –> nachtblindheid
- Vit-D-deficiëntie –> osteoporose/osteomalacie
- Vit.-E-deficiëntie –> neuromusculaire afwijkingen
- Vit.-K-deficiëntie –> bloedingsneiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de twee lokalisaties en oorzaken voor het ontstaan van cholestase?

A

Intrahepatische cholestase oorzaken:
- hepatocellulaire beschadiging (virale hepatitis, alcoholische hepatitis)
- levercirrose
- geneesmiddelen
- primaire biliaire cholangitis
- primaire scleroserrende cholangitis
- infecties
- BRIC
- zwangerschapscholestase
- graft-vs-host disease
- ziekte van Hodgkin

Extrahepatische cholestase oorzaken:
- galstenen
- tumoren in de galwegen
- pancreaskopcarcinoom
- stricturen door verlittekening
- scleroserende cholangitis
- pancreatitis
- parasieten
- hemobilie en compressie van de galwegen
- kan ook het gevolg van PSC zijn, dit zorgt namelijk voor vernauwing van de galwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe worden stoffen de lever uit getransporteerd?

A

Tussen de hepatocyt en de canaliculi zitten verschillende transporteiwitten welke:
- fosfopoliden
- cholesterol
- galzouten
- bilirubine
richting het galkanaal pompen (actief transport)

Deze transporters zitten niet alleen in de lever, maar ook bv in de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het gevolg van stenen in de galwegen?

A

Sten obstrueren vaak als de pancreas bereikt moet worden/gepasseerd moet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is van belang bij cholestase?

A

Om te achterhalen of de oorzaak intra- of extrahepatisch gelegen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het kenmerk van extrahepatisch cholestase en hoe maak je onderscheid tussen beide? (aanvullend onderzoek)

A

Extrahepatisch: verwijde galwegen

Met een echografie kan onderscheid gemaakt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het gevolg onderzoek bij verwijde en niet verwijde galwegen?

A

Verwijde galwegen:
- ERCP of PTC

Niet verwijd:
- leverbiopsie (intra. cholestase of leverziekte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het kenmerk van extrahepatisch cholestase en hoe maak je onderscheid tussen beide? (anamnese/LO)

A

Extrahepatisch:
- gewichtsverlies
- pijn bij de galblaas
- operatie litteken
- koorts

Intrahepatisch:
- medicatie
- bloedtransfusie/bloed-bloedcontact (hepatitis C)
- spider-laesies en ascites in de buik zichtbaar (gevolg van portale hypertensie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn intrahepatische oorzaken van cholestase op niveau van de hepatocyt, of aan kleine galwegen in de lever?

A
  • toxisch-medicamenteus: DILI en alcoholisch hepatits
  • auto-immuun gemediteerd: PSC/PBC en AIH/AIP
  • virussen of genetisch: zwangerschapscholestase (ICP)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de indeling op lokalisatie van geelzucht?

A

non-hepatisch: verhoogd aanbod van bilirubine aan de lever waardoor er een verhoogd aanbod is van bilirubine aan het bloed
- door versnelde bloedafbraak of hematoom

intrahepatisch: de lever heeft verwerkingsproblemen van bilirubine. Dit kan ontstaan ten gevolge van levercirrose, hepatitis, intrahwepatisch cholestase als gevolg van kanker of geneesmiddelen of door een bilirubine conjugatie stoornis (syndroom van Gilbert, Crigler-Najjar)

extrahepatisch: galafvoer probleem. Veroorzaakt door een obstructie van de ductus hepato-choledochus. Door bv galstenen, kanker, primaire scleroserende cholangitis of pancreatitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat wordt er onderzocht bij laboratoriumonderzoek?

A

bloed, immunologisch onderzoek, genetisch onderzoek

bilirubine: afbraakproduct Hb, galgangobstructie, gal uitscheidingsdefect
- verhoogd –> geelzucht

leverenzymen:
- alkalische fosfatase: verhoging is een maat voor cholestase
- Gamma-GT: verhoging is een maat voor cholestase
- ASAT: een maat voor levercelverval
- ALAT: een maat voor levercelverval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het probleem bij pancreaskopcarcinoom?

A

Er is zowel een afsluiting van de ductus pancreaticus als de ductus choledochus (double-duct sign). Beide ducti raken gestuwd en iemand krijgt icterus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat kan onderzocht worden met een leverbiopsie?

A

Of er primaire billiaire cirrose of primaire scleroserende cholangritis (fibrose rond de galwegen, uierschilfibrose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is Primaire biliaire cholangitis (PBC)?

A

Een langzaam progressieve cholestatische leverziekte met immuun-gemedieerde destructie van de kleine intrahepatische galwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de gevolgen van PBC?

A

apoptose, necrose, fibrose en levercirrose met portale hypertensie met als gevolgen:
- malabsorptie
- tekort aan vetoplosbare vitamines
- steatorroe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de symptomen van PBC?

A
  • 60% asymptomatisch
  • moeiheid
  • pruritus (jeuk)
  • pijnlijke gewrichten
  • droge ogen en slijmvliezen
  • osteopenie/osteomalacie (te weinig calcium in bot)
  • buikpijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de epidemiologie van PBC?

A
  • vaker voor bij vrouwen als mannen
  • gemiddelde leeftijd van voorkomen is 40-60 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe wordt de diagnose PBC vastgesteld?

A

Met behulp van drie hoekstenen:
1. (cholestatische) leverenzymen (vaak verhoogd AF)
2. anti-mitochondriale antistoffen (AMA)(bij ongeveer 95% aanwezig)
3. asymmetrische destructie van de galwegen in de portaalvelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de therapie van PBC?

A

standaardbehandeling:
- ursodeoxycholzuur (UDCA) 12-16 mg/kg/dag
- UDCA = berengal; niet-toxisch, hydrofiel galzout
- geen/nauwelijks bijwerkingen

levertransplantatie: meestal niet nodig met UDCA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is primaire scleroserende cholangitis (PSC)?

A
  • Een chronische leverziekte, waarbij zowel de intra- als extrahepatische galwegen betrokken zijn
  • Hierbij is sprake van diffuse inflammatie en fibrose van de galboom
  • geeft een verhoogd risico op darm-, galblaas- en galwegkanker
  • komt vooral bij mannen voor met een piek rond de leeftijd van 40 jaar
  • geassocieerd met inflammatie darmziekten (vaak colitis ulcerosa)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de symptomen van PSC?

A
  • 15-44% asymptomatisch
  • vermoeidheid (75%)
  • jeuk (70%)
  • geelzucht (30-69%)
  • buikklachten (16-37%)
  • gewichtsverlies (10-34%)
  • periodes van galwegontsteking (5-28%)
  • varicesbloedingen (2-14%)
  • ascites (2-10%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is bij aanvullend onderzoek bij PSC zichtbaar?

A
  • ERCP: galwegen in ‘karrenspoor patroon’, met meerdere verdikkingen zichtbaar
  • biopsie: ‘uienschil fibrose’ zichtbaar rondom de portale galwegen
  • positieve pANCA test komt voor bij 80% van de patiënten met PSC; niet specifiek voor deze ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de behandeling van PSC?

A
  • medicamenteus: symptoombestrijding, algemene ondersteuning en verbetering van de galafvloed
  • endoscopisch: zo lang mogelijk uitstellen
  • levertransplantatie (vaker gedaan dan bij PBC; behandeling met UDCA geen bewezen effecten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de medicamenteuze behandeling van PSC?

A

symptoombestrijding

algemene ondersteuning:
- supplementen van de vetoplosbare vitaminen
- plastabletten om portale hypertensie te verlagen

verbetering galafvloed:
- supplementen met ursodeoxycholzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is het nut van de spijsvertering?

A
  • nodig voor afbraak macromoleculen tot transporteerbare brokstukken
  • voorkomt antilichamen tegen dieet eiwit
  • garandeert soortspecifieke ER-synthese van ‘lichaamseigen’ macromoleculen (eiwitten, glycoproteïnen, DNA en RNA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn spijsverteringsenzymen?

A

Hydrolases
- gebruiken water bij splitsen van substraat (altijd beschikbaar in extracellulair milieu)
- hydrolyse levert energie in de vorm van water (geen ATP)
- zonder enzymen zou deze reactie bij 37 graden te traag verlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke spijsverteringsenzymen zijn er voor koolhydraten, eiwitten en vetten?

A

koolhydraten: glycosidasen
eiwitten: amidasen
vetten: esterasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

In welke vormen komen koolhydraten voor?

A
  1. zetmeel (60%) (amylose, amylopectine)
  2. glycogeen (<1%)
  3. saccharose (35%)
  4. lactose (5%)

voor koolhydraatafbraak zijn slechts vier type enzymen nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat zijn de bouwstenen van koolhydraten?

A

zetmeel –> D-glucose (polymeer)

glycogeen –> D-glucose

saccharose –> glucose/fructose

lactose –> glucose/galactose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke bindingen horen bij de volgende koolhydraat voedselcomponenten?
- zemteel
- glycogeen
- saccharose
- lactose
- cellulose (voedingsvezel)

A

zetmeel:
- amylose: α-1,4
- amylopectine: α-1,4 en α-1,6 (5%)

glycogeen: α-1,4 en α-1,6 (10%)

saccharose: α-1,2

lactose: β-1,4

cellulose: β-1,4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welk enzym in het lumen breekt zetmeel af en wat zijn de voorwaarde?

A

α-amylase afkomstig uit de speekselklier en de pancreas

voorwaarde:
- niet een α-1,4 binding naast een α-1,6 binding knippen
- geen eindstandige α-1,4 binding knippen
- amalyse kan nooit vrij glucose creëren
- er ontstaan maltotriose (G3), maltose (G2) en α-limit dextrine (G4-G9) (G=glucose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat zijn de epitheliale enzymen aan het dunne darmoppervlak en wat breken ze af?

A

glucoamylase:
- malto-oligosaccharides (afkomstig uit lineair zetmeel die groter zijn dan G3)
- knipt α-1,4-binding af –> glucose komt los
- maltoses en maltotrioses blijven over

sucrase-isomaltase:
- α-limit dextrine
- maltose
- maltotriose
- sucrase kan α-1,4- en α-1,2-binding verbreken
- isomaltase kan α-1,6-bindingen verbreken

Lactase:
- lactose in glucose en galactose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is de functie van transporters en welke zijn er?

A

Functie: directe opname van sterk osmolaire deeltjes door enterocyt

SGLT-1: glucose carrier
- glucose/galactose in combinatie met natrium transporteren

GLUT-5:
- fructose passief over de celmembraan transporteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe verloopt de afbraak van eiwitten door intraluminale proteases?

A

Voedingseiwitten en endogene eiwitten worden door drie enzymen afgebroken, in onderstaande volgorde:

  1. Endopeptidases: knippen midden peptiden om substraat aanbod te verhogen ➝ maag (pepsine) en pancreas (trypsine, chymotrypsine en elastase)
  2. Carboxypeptidases: knippen aan uiteinde bij de C-terminus ➝ pancreas
  3. Aminopeptidases: knippen aan het uiteinde bij de N-terminus ➝ darmoppervlak en cytosol van de enterocyt

eiwitten –> aminozuren –> di- en tripeptiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Endopeptidases knippen specifiek achter bepaalde aminozuren welke zijn dit bij:
- pepsine
- trypepsine
- chymotropsine
- elastase

A

Pepsine
- afkomstig maag
- achter zuur: Phe, Tyr, Glu, Asp

Trypepsine
- afkomstig: pancreas
- achter basisch: Lys, Arg

chymotroposyne:
- afkomstig: pancreas
- achter hydrofoob: Tryp, Phe

elastase:
- afkomstig: pancreas
- na een klein: Ala, Gly, Ser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is het nut en wat zijn de componenten van vet?

A

dieetvet:
- 100 g/dag vet ➝ hieruit wordt 30-40% van de totale voedingsenergie gehaald

nut:
- de meest efficiënte vorm van energieopslag ➝ beste energiebron
- drager van vet-oplosbare vitamines (ADEK)
- enige bron van essentiële vetzuren die we niet zelf kunnen synthetiseren (linolzuur)

belangrijkste componenten:
- >90% uit triglyceriden: 3 vetzuurstaarten, 1 glycerolmolecuul
- 5% uit fosfolipiden
- 0,5% cholesterol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe en door welke enzymen wordt triglyceriden afgebroken?

A

α-lipase + colipase ➝ pancreas
- hydrolyseert de buitenste vetzuren
- 1 monoglyceride en 2 vrije vetzuren

Maaglipase ➝ hoofdcel maag
- afgegeven bij ↑ gastrine
- zure pH
- pepsine-resistent en trypsine-gevoelig
- voorziet 15-30% van de afbraak
- CCK-secretie door de I-cellen in duodenum

Melklipase ➝ moedermelk
- HCl resistent
- alkalisch pH optimum (niet in maag)
- galzout-afhankelijk
- darm van kind
- CCK-secretie door de I-cellen in duodenum
- essentieel voor vetvertering van zuigelingen (pancreassecretie ↓)

Pancreaslipase
- werkzaam in combinatie met colipase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Hoe draagt colipase bij aan lipolyse?

A
  • actief colipase ontstaat uit inactief pro-colipase door trypsine splitsing in het duodenum
  • colipase zorgt voor binding van pancreaslipase op het oppervlak van de vetdruppels
  • voorkomt inactivatie van lipase door galzouten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat zijn de drie stadia van lipolyse?

A

Oppervlak van de bolus wordt vergroot:
- vetbol wordt mechanisch geëmuleerd
- de emulsie vormt lipide vesicles
- de lipide vesicles vormen gemengde micellen (galzouten essentieel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Hoe zijn lipolyse producten opgebouwd?

A

Amfoteer: gemengd polair-apolair, net zoals galzouten ➝ bevorderen gemengde micelvorming
- FFA, MG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Waar en hoe worden de lipide vesicles opgenomen?

A

Waar:
- lumen van de dunne darm

Hoe:
- natrium-proton-exchanger pompt protonen het lumen in ➝ pH-gradiënt
- het oppervlak dichtbij de enterocyt wordt zuur ➝ vetzuren worden geprotoneerd en neutraal
- vrije vetzuren en monoglyceriden kunnen door het membraan van de enterocyt heen
- micel die enkel uit galzouten bestaat blijft over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Hoe vindt resynthese van triglyceriden plaats?

A
  1. in de enterocyt worden eiwitten; lipoproteïne, aan triacylglycerol toegevoegd
  2. chylomicron ontstaat (blaasje)
  3. dit kan getransporteerd worden via de lymfevaten naar de lever
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat zijn MCT’s?

A

Midketen lange triglyceriden (C6-C10)
- korte vetzuurstaart
- in dieetsupplementen zoals kokosolie, moedermelk en in medicijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Hoe worden MCT’s afgebroken?

A

door esterases:
- drie vrije vetzuren en één glycerol
- stoffen worden aan het bloed afgegeven ➝ lever

  • geen galzout en lipase nodig
  • MCT kunnen aangevuld worden met meervoudig onverzadigde vetzuren in combinatie met vetoplosbare vitamines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat doen bij een malabsorptie van lactose, sucrase-isomaltse deficiëntie en een tekort aan pancreasamylase?

A

Lactose-malabsorptie:
- lactose-arm/vrij dieet
- glucose geeft bloedsuikerspiegel piek ipv lactose
- lactose komt door malabsorptie in het colon en zorgt voor H2-productie ➝ meetbaar

Sucrase-isomaltase deficiëntie:
- sucrose vrij dieet

Pancreasamylase tekort:
- door pancreas disfunctie
- oraal pancreatine in zuurresistente capsules

55
Q

Wat zijn de symptomen bij stoornissen in de koolhydraatafbraak?

A
  • osmotische diarree door andere onverteerde koolhydraten in het darmlumen
  • flatulentie en H2-gas in uitademingslucht, als gevolg van bacteriële omzetting van onverteerde suikers in het colon
  • zure faeces door bacteriële vorming van melkzuur, azijnzuur, propionzuur en boterzuur in het colon
56
Q

Wat zijn eiwitafbraak stoornissen?

A

Pancreasinsufficiëntie:
- door cystische fibrose
- oraal pancreatine (enzym) innemen

Enterokinase deficiëntie:
- oraal enterokinase innemen
- trypsinogeen en daarmee alle andere spijsverteringsenzymen kunnen niet geactiveerd worden
- zelden voor

57
Q

Wat zijn oorzaken van vetafbraak stoornissen en waar leiden ze tot?

A

vetafbraak stoornissen ➝ steatorroe

oorzaken:
- verminderde lipase activiteit (bv. pancreasinsufficiëntie), behandeling: orale pancreasenzymen en een dieet met MCT’s

  • verminderde galzoutsecretie (bv. bacteriële overgroei, cholestasis, ileumsecretie, ontsteking of cholestyramine dieet), behandeling: MTC-dieet in combinatie met essentiële vetzuren, vet-oplosbare vitamines en eventueel aangevuld met ursodeoxycholaat
58
Q

Wat is de functie van het duodenum en jejenum?

A

Een groot deel van de voedselopname vindt hier plaats
- de darm heeft een overcapaciteit om voedsel op te nemen

59
Q

Waar worden monomeren, galzouten en vitaminen opgenomen en vindt reabsorptie plaats? - NAKIJKEN

A

monomeren
➝ opname enterocyt
➝ afgifte bloed

galzouten en vitaminen
➝ opname distale ileum
- water- en zouthuishouding speelt een rol

reabsorptie van nutriënten ➝ proximale gedeelte van de darm

koolhydraten, vetten, eiwitten
➝ duodenum
➝ jejunum
➝ ileum

Calcium
➝ duodenum
➝ jejunum, ileum

IJzer, foliumzuur
➝ duodenum

60
Q

Wat zijn de kenmerken van een enterocyt?

A
  • gepolariseerde epitheelcel met een amicaal en basolateraal gedeelte
  • nutriënten transporteren van de apciaal ➝ basolateraal
  • zijde zijn gescheiden door light junctions
61
Q

Hoe worden glucose en galactose opgenomen?

A
  • SGLT-1 transporter; Na-gekoppeld (uphill)
  • secundair actief proces
  • transport tegen concentratiegradiënt
62
Q

Hoe wordt fructose opgenomen?

A
  • GLUT-5 transporter
  • passief transport
  • alleen opname bij concentratieverschil tussen intra- en extracellulair
  • Na-onafhankelijk (downhill)
63
Q

Waarvoor dient de GLUT-2 transporter?

A
  • in de cel wordt een deel van glucose gebruikt
  • het andere deel + fructose en galactose wordt aan bloedzijde passief afgegeven door GLUT-2
  • Na-onafhankelijk (downhill)
64
Q

Hoe werkt Na-gekoppeld glucose co-transport?

A

Het kanaal bevat negatieve groepen waaraan natrium kan binden ➝ conformatieverandering ➝ glucose kan ook naar binnen worden getransporteerd

65
Q

d

A
66
Q

Hoe worden di- en tripeptides afgebroken?

A

Di- en tripeptides ➝ cytosol v/d enterocyt ➝ afgebroken door dipeptidase en tripeptidase

67
Q

Hoe worden di- en tripeptides afgebroken?

A

Di- en tripeptides ➝ cytosol v/d enterocyt ➝ afgebroken door dipeptidase en tripeptidase

68
Q

Welke stoffen worden door het duodenum bij de brush border en basolateraal getransporteerd en waar zijn ze van afhankelijk?

A

Brush border:
Na-symport (sec. actief)
- glucose
- galactose
- aminozuren

H-symport (sec. actief)
- dipeptides
- tripeptides

Na-onafh. (passief)
- fructose

Basolateraal:
Actief (pomp)
- Na/K-ATPase

Na-onafh. (passief)
- glucose
- galactase
- fructose
- aminozuren

69
Q

Welke stoffen worden door het jejunum bij de brush border en basolateraal getransporteerd en waar zijn ze van afhankelijk?

A

Brush border:
Na-symport (sec. actief)
- glucose
- galactose
- aminozuren

H-symport (sec. actief)
- dipeptides
- tripeptides

Na-onafh. (passief)
- fructose
- galzouten

Basolateraal:
Actief (pomp)
- Na/K-ATPase

Na-onafh. (passief)
- glucose
- galactase
- fructose
- aminozuren

70
Q

Welke stoffen worden door het ileum bij de brush border en basolateraal getransporteerd en waar zijn ze van afhankelijk?

A

Brush border:
Na-symport (sec. actief)
- galzouten
- aminozuren

H-symport (sec. actief)
- dipeptides
- tripeptides

Na-onafh. (passief)
/

Basolateraal:
Actief (pomp)
- Na/K-ATPase

Na-onafh. (passief)
- galzout

71
Q

Waar worden ongeconjugeerde galzouten opgenomen?

A
  • passief in het jejunum en colon
  • merendeel in ileum door IBAD
72
Q

Wat ontstaat er, zijn de gevolgen en de behandeling bij een mutatie SGLT1-transporter?

A

Autosomaal recessief

Ontstaat:
- malabsorptie van glucose, galactose, lactose, sucrose, zetmeel en alfa-dextrines

Gevolgen:
- ernstige osmotische diarree
- dehydratie vanaf geboorte (lactose voeding)
- geen glucosurie → niertumuli heeft ook SGLT2

Behandeling:
- fructose-dieet

73
Q

Wat is cystinurie, de oorzaak en gevolgen?

A

Resorptiemechanisme van aantal aminozuren in de nieren werkt niet goed

Oorzaak:
- mutatie in de transporter voor basische aminozuren (arg,lys) + cysteine (SLC3A1 of SLC7A9 gen, transporteren bestaat uit 2 componenten)

Gevolgen:
- cysteïne opname is semi-essentieel → deel via voeding binnen
- zelden eiwit malabsorptie in darm → verlies gecompenseerd door di- en trilpeptide transporteren (PepT1)
- terugresoptie van cysteïne in nier ↓ ➝ uitscheiding cysteïne ↑ ➝ cysteïne nierstenen

74
Q

Hoeveel water komt in de darm terecht?

A
  • Het maag-darmkanaal bevat 9L water; 2L uit orale inname en 7L vocht door secretie door de speekselklieren, maag, gal, darm
  • Overgrote deel wordt geabsorbeerd ➝ 200 mL terecht in de faeces (>200 mL = diarree)
75
Q

Hoe wordt teveel water in faeces (diarree) en obstipatie veroorzaakt?

A

Diarree:
- aantasting van de zout- en waterreabsorptie
- hyperstimulatie van zoutsecretie

Obstipatie:
- aantasting van secretie capaciteit (bv. cystische fibrose) ➝ luminale dehydratie en verstopping van de stoelgang

76
Q

Welke 2 soorten diarree zijn er?

A

Secretoire diarree (meest voorkomend)
- gevolg van zout- en waterhypersecretie door crypten
- leiden tot uidrogingsverschijnselen
- komt voor bij infecties, verminderde galzoutabsorptie, tumoren, diabetische neuropathie

Osmotische diarree
- malabsorptie (lactase, fructose, etc.)
- overbodige inname van zoetjes
- laxantia wordt gebruikt

77
Q

Wat is de fecale osmotische gap?

A

formule: (290)-2[Na]+[K]) mosmol/kg

  • > 50: osmotische diarree
  • <50: secretaire diarree
  • > 100: darminhoud isomolair met het bloed uit de bloedcirculatie
78
Q

Hoe vindt transport in de crypten plaats?

A

CFTR-kanaal:
- Cl wordt onderin de crypte van binnen naar buiten gebracht

NKCC1:
- in het basolaterale membraan is een Cl-kanaal aanwezig om Chloor aan te vullen

  • Na en water gaan tussen de cellen door naar het lumen (isotone secretie)

Regulatie:
- activatie door cAMP en cGMP

79
Q

Hoe vindt transport plaats in de villus?

A

NHE3-exchanger:
- H+ naar buiten (lumen)
- Na naar binnen

DRA-exchanger:
- Cl- opgenomen
- bicarbonaat afgegeven

Omdat Na en Cl worden opgenomen ➝ water mee naar binnen
- water volgt passief

Regulatie:
- naar behoefte
- remming door cAMP en cGMP

80
Q

Wat is cystische fibrose (CF)?

A

Defect in CFTR-kanaal
- Cl gaat niet meer naar buiten
- geen transport van Na en water (gedreven door CFTR)

Gevolgen:
- verlaagde zout- en watersecretie ➝ luminale dehydratie

81
Q

Wat is Congenitale chloridorroe (CLD)?

A

Defect van het DRA-eiwit
- secretie nog mogelijk
- chloride wordt niet met bicarbonaat uitgewisseld
- alkalose ➝ overschot bicarbonaat
- faeces: hoog chlorideconcentratie, zuur (aanwezigheid H ➝ NHE3)

82
Q

Wat is Congenitale chloridorroe (CLD)?

A

Defect van het DRA-eiwit
- secretie nog mogelijk
- chloride wordt niet met bicarbonaat uitgewisseld
- alkalose ➝ overschot bicarbonaat
- faeces: hoog chlorideconcentratie, zuur (aanwezigheid H ➝ NHE3)

83
Q

Wat is de fysiologie van zoutransport regulatie in enterocyt?

A

CFTR en NHE3 worden tegengesteld gereguleerd
- CFTR gestimuleerd
- NHE3 geremd

Ca:
- acetylcholine, HT-5 (EC-cellen)

cAMP:
- VIP (neuronen)
- PGE (mestcellen)
- galzout
- dihydroxyvetzuur

Remming Ca en cAMP:
- somastatine, noradrenaline (adrenerge neuronen)

cGMP:
- guanyline

84
Q

Welke bacteriën hebben invloed op de fysiologie van zoutransport regulatie?

A

ROTA-virus: veroorzaakt diarree bij m.n. jonge kinderen

E. coli: in staat om chloor en natrium excretie (afscheiding) te activeren

Cholera toxinen: continue cAMP te maken –> extreme vormen van diarree (veel water in faeces)

85
Q

Wat is cholera en wat zijn de kenmerken?

A

Ziekte die veel diarree geeft en veroorzaakt wordt door cholera toxine ➝ extreem acuut waterverlies
- 1L waterverlies per uur

Kenmerken:
- ingevallen oogkassen
- ingevallen vingers
- ingevallen regio

Blauwe dood: dehydratie ➝ dikker bloed ➝ aschemie ➝ blauwe handen en gezicht

86
Q

Hoe werkt de vibrio cholerae bacterie (veroorzaker cholera)?

A
  • geen schade darmepitheel
  • factor die permanent het CFTR activeert (H2O naar buiten) en NHE3 remt (H2O niet naar binnen) ➝ permanente activatie secretie

behandeling:
- rehydrateren: tot 70L infuusvloeistof
- hygiënische omstandigheden

87
Q

Hoe kan secretoire diarree behandeld worden?

A

ORS (orale rehydratie therapie) = oplossing van zout en suiker (glucose) in water en bicarbonaat
- opname van suikers door SGLT1 transporter is gekoppeld aan Na opname (1 glucose, 2 Na) ➝ ook 2 Cl ➝ water volgt passief
- bicarbonaat om acidose op te lossen (H+ werd niet naar buiten getransporteerd door NHE3)

ORS zonder glucose werkt niet ➝ kan diarree verergeren!!

88
Q

Wat is de regel van twee voor de lever?

A
  • lever is het tweede grootste orgaan (na huid)
  • lever is het tweede meest complexe orgaan (na hersenen)
  • lever maakt 2% van het totale lichaamsgewicht
  • lever bestaat uit 2 lobben
  • lever heeft een tweedelig bloedtoevoer
89
Q

Hoe krijgt de lever bloed?

A

Vena porta (poortader):
- 70% van het bloed (rijk nutriënten) ➝ filtreerfunctie
- afkomstig: maag, milt, darmen

A. hepatica propria:
- zuurstofrijk bloed
- vermengt in lever ➝ hepatocyten

90
Q

Wat is een triade en welke is er in de lever?

A

Triade: combinatie van structuren die samen naar een hepaticus lobulus gaan
- midden van lobje wordt bloed afgevoerd via een centrale vena ➝ vena sublobularis ➝ vena hepatica ➝ vena cava inferior (achter de lever langs)

Triade lever:
- a. hepatica propria
- ductus hepaticus (galbuis)
- vena porta

91
Q

Wat is de functionele eenheid van de lever?

A

Het kleinste deel van de lever dat zelfstandig een functie kan uitvoeren. Lastig te definiëren, belangrijkste uitkomsten:
- hexagonale lobulus
- acinus
- primaire lobulus

➜ verschillende niveaus die allemaal verschillende functies hebben die samen aan de criteria van “een unit” voldoen

92
Q

Wat is de hexagonale lobulus?

A
  • 6 primaire lobule ➝ secundaire lobuli
  • 6 hoeken met op elke hoek een portale tractus (galgang, a. hepatica, v. porta)
  • in het midden een centrale vene
  • tussen portale gebied en centrale vene ligt sinusoïdaal systeem: sinusoïden (voorzien levercellen van bloed) ➝ venocentrische structuur
  • bloed stroom: portale gebied ➝ centrale vene
  • ingebed in bindweefsel met enkele lymfocyten en mestcellen ➝ lymfevaten en zenuwtakken aanwezig
  • gal wordt in gal canalicus verzamelt en loopt: centraal ➝ perifeer
  • er heerst een tegenstroomprincipe (bloed en gal)
93
Q

Wat is de acinus structuur?

A
  • portocentrische structuur: portale gebied centraal
  • vanuit portale gebied ontspringen portale venen die over zijvlakken van de hexagonale lobulus lopen
  • sinusoïden lopen richting de centrale venen
  • zone 1 = zone die het dichtbij de portale vene ligt krijgt het meeste bloed (zuurstof- en nutriëntrijk)
  • zone 3 = ligt het dichts bij de Centrale vene ➝ eerst en meest aangedaan bij ischemie
94
Q

Wat is de primaire lobulus?

A

Een combinatie van de hexagonale lobulus en acinus structuur:
- deel van portale gebied met 2 portale vene via sinusoïdale systeem tot aan de centrale vene
- de functionele eenheid bevat hier een toevoer (arterie), een capillair vaatbed (sinudoïden) en een afvoer (vene)

95
Q

Wat zijn de microscopische kenmerken van de vaten van het portale tractus?

A

Arterie:
- dikke spierwand
- lumen gelijkwaardig aan galbuis

Galbuis:
- epithelial wand met ronde kralenketting

Vene:
- 3x zo groot lumen
- dunne wand

96
Q

Wat zijn hepatocyten, hoe zijn ze opgebouwd en wat zijn de functies?

A

Levercellen die 80% van het volume van de lever beslaan
- gerangschikt in één cellaag dikke platen
- polygonale cellen met één of meerder kernen
- eosinofiel granulair en glycogeenrijk cytoplasma
- grenzen aan 3 structuren: andere hepatocyten, galcanaliculi, sinusoïden

Membranen:
- apicale membraan: galuitscheiding
- basolaterale membraan grenst aan sinusoïde

Functie:
- eiwitsynthese
- productie van galzouten
- ijzermetabolisme
- vetmetabolisme
- detoxificatie
- verwerken van aminozuren

Bouw:
- veel glycogeen
- grote celkernen
- veel mitochondriën

97
Q

Waaruit bestaat de galgang?

A
  • één laag kubisch epitheel
  • galcanaliculi met daarin de kanaaltjes van Hering
  • kubisch tot laag cilindrisch epitheel
  • omgeven door een basaalmembraan (bindweefsel)
98
Q

Wat zijn de kanaaltjes van Hering?

A
  • deels bekleed met hepatocyten en deels met galgang epitheel
  • op de overgang naar het portale veld ⇒ progenitor-cel compartiment
99
Q

Waar liggen de lymfatische vaten en zenuwen?

A

Lymfevaten:
- portale gebied

Zenuwen:
- voornamelijk in de grote portale gebieden
- daarna lopen ze met sinusoïden mee

100
Q

Wat zijn cholangiocyten?

A

Cellen die de samenstelling van gal beïnvloeden
- mogelijkheid om water, elektrolyten en andere organische structuren te secreten of absorberen ➝ belangrijke rol galsynthese

101
Q

Wat zijn sinusoïden?

A

Capillairen die zo sterk gepenetreerd zijn, dat het bijna ‘bloedruimte’ zijn
- bloed vanuit v. portae stroomt door de sinusoïden richting de centrale vene en wordt onderweg gefilterd

102
Q

Wat is levercirrose en wat zijn de histologische kenmerken?

A

Er is een verbindend proces dat de hele lever aantast:
- beschadiging
- herstel
- nieuwvorming
- fibrose

Histologische kenmerken:
- fibrose
- wegvallen van vasculaire en bilaire structuren
- herstel en vorming nodulairen

103
Q

Wat zijn de 2 vormen van nodulaire cirrose?

A

Micronodulair:
- noduli < 3 mm
- grootste oorzaak: alcohol
- alcoholische cirrose ➝ micronodulair ➝ oppervlak lever niet glad (grens moeilijk)

Macronodulair:
- noduli > 3 mm
- oorzaak: alles behalve alcohol

104
Q

Wat zijn de oorzaken cirrose (meest naar minst voorkomend)?

A
  • alcohol (micro)
  • Virale hepatitis: B (10% van de bevolking in andere landen), C (gekoppeld drugsinname), stadia: acute infectie ➝ chronische hepatitis ➝ cirrose ➝ kanker ➝ overlijden (30-50 jaar)
  • NASH/NAFLD (zelfde ziekte)
  • drugs of giftige stoffen (medicijnen)
  • galweg obstructie
  • auto-immuunziekte (PBC, PSC, AIH)
  • Idiopatisch
  • hemochromatose (ijzerstapelingsziekte) of Wilson’s disease (koperstappelingsziekte)
105
Q

Wat is NASH?

A

Non alcoholische strato-hepatitis
- met name bij mensen met overgewicht
- fibrosering door vetstapeling in de lever

106
Q

Wat zijn de fase van levercirrose?

A

Gecompenseerd:
- geen klachten
- behandelingswindow ➝ voorkomen overgang tot niet-gecompenseerd

Niet-gecompenseerd:
- icterus
- ascites
- varicale bloedingen
- encephalopathie (slecht functionerende hersenen)
- spontane bacteriële peritonitis
- hepatorenale syndroom (uitval nieren)
- slechte voedingstoestand

Eindstadia:
- levercarcinoom

107
Q

Hoe ziet de klinische diagnose van levercirrose eruit?

A

Geschiedenis van belang
- lever kan asymptomaticsh blijven

LO:
- hepatoglomie (vergrote lever)
- geelzucht
- ascites (ophoping vocht in buikholte)
- spider angionomen (huidvaatjes met een staafvormig vaatstelsel erom heen)
- splenomegalie (vergrote milt)
- palmaire erythema (roodheid handpalmen) ➝ wijst op cirrose
- fetor hepaticus (muffe, zoete adem)
- purpura (spontane bloedingen in huid)
- gynaecomastie: borstvorming mannen door veranderde hormoonspiegel ➝ ↓ testosteron productie door atrofie van de testes

Aanvullend onderzoek:
- verhoogd LFT’s
- verhoogd trombocytopenie
- spierafname

Functie onderzoek:
- handknijpkracht ➝ flapping tremor door afvalstoffen van de lever in de hand
- animal naming test: leverziekte < 12 dieren ➝ encephalopathie

108
Q

Wat is de behandeling van levercirrose?

A

Oorzaak en activiteit achterhalen:
- geschatte functionele lever reserve
- complicaties geïdentificeerd

Oorzaak vaststellen dmv leverbiopsie:
- percutaan: door huid (niet bij ascites of verhoogde stolling)
- door vena jugularis
- laparoscopisch
- open
- plugged: opspuiten zodat er geen nabloeding is

109
Q

Waar en hoe gebeurt een naaldbiopt?

A
  • door de intercostaalruimte
  • boven de rib om de vaatzenuwstreng aan de onderzijde te vermijden
  • hoe groter de biopt, hoe groter de sensitiviteit
110
Q

Wat gebeurt er bij een fibroscan?

A
  • De lever wordt met echogeluid in plakken gesneden
  • niet-invasie, simpel, snel, comfortabel, goedkoop
  • grote delen van de lever bekijken
  • goed onderscheid maken tussen wel en geen cirrose (gradatie wel lastig) ➝ echodiagnose aanvulling
111
Q

Wat zijn de classificatie systemen van levercirrose?

A

CHILD-PUGH: operatierisico schatten
- mate van encephalopathie
- hoeveelheid ascites
- bilirubine als maat voor de functie
- albumine als maat voor de synthese
- PT (INR) als maat voor stolling
- score: A, B of C

MELD: model for endstage liver disease - transplantatie mogelijkheid
- hoeveelheid bilirubine
- stollingstijd
- hoeveelheid creatinine

112
Q

Wat zijn varices, waar zitten ze en wat is de behandeling?

A

Varices zijn spataderen
1. levercirrose leidt tot blokade van portale systeem
2. stijging van portale druk ➝ portale hypertensie
3. ontstaan spataderen

Lokatie: plekken met een portoveneuze anastomose (anastomose tussen de poortader en een vene)
- rectum
- umbilicaal venen
- colon sigmoideum
- slokdarm

Behandeling:
- endoscopische varicesligatie: het afschieten van een bandje om het bloeden van een spatader te stoppen
- spatader bloeding is de meest bedreigende complitcatie van portale hypertensie (> 12 mmHg)
- overlijdings risico is gekoppeld aan de onderliggende functionele lever reserve

113
Q

Wat is ascites?

A
  • ophoping van vocht in de buikholte door veranderde hemodynamiek in milt en lever
  • verlaagde intramusculaire vloeistof ➝ ↑ aldosteron ➝ reabsorptie Na + vocht vasthouden

Belangrijkste doel = verkrijgen van een negatieve Na-balans
- zoutarm dieet in combinatie met diuretica

Gevolgen:
- TIPS: spontane bacteriële peritonitis ➝ langdurige en ernstige ascites

114
Q

Wat is hepatische encefalopathie?

A

Verzameling van verschijnselen

Oorzaak: cerebrale circulatie giftige stoffen
- ammoniak
- mercaptanen
- aminoboterzuur

Verschillende uitlokende factoren:
- shunts
- bloedingen
- overmatige diurese (urine afscheiding)
- voedingseiwitten
- sedativa

Behandeling:
- uitlokkende factoren elimineren/behandelen
- lactulose, neomycin (↓ opname ammoniak in de darm), rifaxamine

115
Q

Wat is HCC?

A

Hepatocellulair carcinoom = een kwaadaardige tumor in de lever

Onderzoek:
- sonografie (klankbeelden)
- CT
- MRI
- 1-2x/jaar

behandeling:
- precutane ethanolinjectie of radiofrequentie-ablatie (wegbranden kankercellen)
- systemische behandeling sorafenib
- TACE; transarteriële chemo-embolisatie (celdodende medicijnen worden in de bloedvaten gebracht tot in de slagader die de tumor van bloed voorziet)
- resectie transplantatie

116
Q

Wanneer is cirrose reversibel?

A

Reversibel:
- alcohol (hogere overlevingskans 83%)
- NASH?
- hepatitis B, C
- AIH (auto-immuun)
- Wilson (koper)

Onomkeerbaar:
- PSC, PBC (auto-immuun)
- A1 antitrypsine deficiëntie
- hepatitis D
- hemochromatosis (ijzer)

117
Q

Wat is samenstelling en functie gal (0,9 l/dag)?

A

Galzouten (BS) 67%
- hepatocyt (+ poortader)
- vormt galmicellen met PC en C
- emulgeren/transport dieet lipiden
- solubilisatie vitamine ADEK, B12

Cholesterol (C) 4%
- Hepatocyt, via voeding (LDL, HDL)
- afvoer in gal is de enige excretie

Fosfolipide (PC) 22%
- hepatocyt
- beschermt tegen toxiciteit BS
- lost cholesterol

Geconjugeerd bilirubine
- ery + hapatocyt
- afvoer van metaboliet

Electrolyten, water
- hepatocyt (70%)
- cholangiocyt (30%)

Vetoplosbare vitaminen
- hepatocyt
- recirculeren via darmresorptie

Geconjugeerde drugs
- circulatie
- lever “clearance” van farmaca

Steroïdhormonen
- circulatie
- recirculeren via darmresoptie

Immunoglobines (IgA)
- hepatocyt
- antibacterieel

Glutathion
- hepatocyt
- antioxidant

Eiwit (o.a. mucines)
- galbuis/galblaas
- cytoprotectie

118
Q

Hoe vindt de omzetting van cholesterol tot primaire galzout in de hepatocyt op moleculair niveau plaats?

A
  1. hydroxylering C-7 in het ER: snelheidsbeperkende stap
  2. hydroxylering C-12 in het ER: alleen bij de stof cholaat
  3. stereospecifieke reductie dubbele binding ring B (in ER)
  4. epimerisatie (vorming van stereo-isomeer) via een keton (één van de centra van de configuratie verandert): 3-β OH (wijst naar beneden) ➝ 3-α OH (wijst naar boven)
  5. oxidatie en verkorting van zijketen in mitochondriën. Hierbij wordt ook een carbongroep toegevoegd die zorgt voor polarisatie (beter oplosbaar water)
119
Q

Wat gebeurt er bij de conjugatie van galzouten?

A
  • aan de galzouten worden glycine of taurine toegevoegd (isopeptide binding: resistent tegen careoxypeptidases uit pancreas) ➝ glycocholaat of taurocholaat
  • polaire hydrofiele en apolaire hydrofobe kant ➝ afmonteer molecuul ➝ emulatie mogelijk
120
Q

Hoe en wanneer worden galmicellen gevormd?

A
  1. ↑ concentratie galzout in canaliculi (vanaf CMC: kritische micellen concentratie ~ 2-5 mM)
  2. oligofreen: galzout groeperen moleculen met hydrofiele zijde naar elkaar toe en hydrofobe zijde aan buitenkant
  3. micellen ontstaan: min. 4 galzouten
  • < CMC ➝ galzouten uit vrije monomeren
  • in hepatocyten geen micellen ➝ verzepen
121
Q

Hoe worden galzouten opgenomen door hepatocyten?

A

Hepatocyt synthetiseert zelf gemiddeld 0,5 g/dag galzouten

2 transporters betrokken bij opname uit de v. portae:
1. NTCP: sodium-dependant taurocholate (Na-afh.)
2. OATP: organic anion transporter

122
Q

Hoe worden galzouten afgegeven aan de galweg?

A
  1. BSEP: bile salt export transport (export galzout)
  2. Steroline 1/2: export pomp voor fystosterolen (export cholesterol)
  3. MDR3: multidrug resistance protein (export fosfolipiden)
123
Q

Wat is een cholangiocyt?

A

Hepatische duct cel:
- zorgt gedeeltelijk voor vocht toevoeging aan het gal door een bicarbonaatrijke vloeistof toe te voegen
- uitgescheiden via CFTR-kanaal
- gestimuleerd door secretine, glucagon of VIP → cAMP ↑ ➝ CFTR-kanalen actiever
- geremd door somatostatine

124
Q

Waar komt de vloeistof die bij gal wordt toegevoegd vandaan en waar is het van afhankelijk?

A

70% uit lever: hepatische secretie
- galzout, cholesterol, fosfolipiden
- deel vloeistofsecretie afhankelijk concentratie galzouten: ↑ galzouten, ↑ vloeistofsecretie = choleretisch effect van galzouten (+/- 7 μl/μm galzout)

30% uit canaliculi: ductulaire secretie
- bicarbonaatrijke vloeistof
- afhankelijk werkring CFTR-kanaal
- CF (defect CFTR) ➝ geconcentreerd gal

125
Q

Waar verblijft gal?

A

Tussen maaltijden: opgeslagen in de galblaas
Tijdens maaltijden: afgegeven aan duodenum
- galzouten worden geabsorbeerd in het distel gedeelte van het ileum
- overblijft ➝ colon

126
Q

Waar en hoe vindt dekconjugatie van galzouten plaats?

A

In het colon zit darmflora. De bacteriën uit darmflora deconjugeren het resterende galzout:
- glycine of taurine wordt verwijderd ➝ polariteit ↓ ➝ makkelijker diffunderen over plasmamembraan
- verdere bewerking: dehydroxylering ➝ polariteit ↓

127
Q

Welke galzouten worden na bewerking gevormd?

A

UDCA (ursodeoxycholaat) of ursodiol
- hydrofiel
- niet-amfoteer
- niet-toxisch
- oraal galzout bij cholestase, galstenen en CF

voordelen:
- ↑ vloeistofsecretie hepatocyt ➝ cholerisch effect (↑ galflow) ➝ spoelt galwegen/galstenen door
- remt de novo synthese “toxische” endogeen galzout in hepatocyt
- niet hepato-toxisch

128
Q

Hoe werkt de enterohepatische cyclus van galzouten:
- vorming en afgifte
- hoeveelheid en circulatietijd
- secretie

A
  • gevormd in de lever en afgegeven duodenum
  • 3-5 gram galzout in lichaam aanwezig
  • circuleert en wordt 4-12x per dag compleet uitgescheiden en opgenomen
  • 15-30 gram per dag gesecreteerd → duodenum om vet te emulgeren
129
Q

Waar in de darm worden galzouten opgenomen?

A

Jejunum via diffusie (<5%):
- ongeconjugeerde zouten, welke niet goed gesynthetiseerd zijn

Distale ileum via IBAT (80%):
- IBAT = intestinal bile acid transporter, Na-afh.
- geconjugeerde galzouten uit darm → afgeeft aan v. porta

Colon via diffusie (5%)
- bacteriën uit darmflora zorgen voor deconjugatie en dehydroxylatie
- ongeconjugeerde galzout kan diffunderen over de plasmamebraan

Ontlasting:
- 3-6%
- enige manier waarop lichaam cholesteol kan kwijtraken

130
Q

Wat zijn de 3 stappen van galvorming?

A
  1. secretie door hepatocyten in canaliculi
  2. transport en toevoeging van bicarbonaat rijk secreet in canaliculi
  3. opslag in de galblaas (50% van de productie in de interdigestieven fase)

Totale productie is 900 ml/dag = hepatisch gal

131
Q

Hoe kan de galzoutsynthese door de lever gereguleerd worden?

A
  • de productie kan met een factor van 10 verhogen bij een galzout resorptiestoornis in het ileum (bv. Morbus Crohn)
  • de prodcutie kan van 80-90% verlagen bij galzoutvoeding (ursodiol)
132
Q

Hoe wordt gal opgeslagen in de galblaas?

A

In de galblaas veranderen twee componenten van het gal:

Verhoging van de concentratie:
- onttrekken van NaCl (N/H-exchanger en Cl/HCO3-exchanger) → water volgt passief
- de concentratie kan met max een factor twintig verhoogd worden

Verlaging van de pH:
- NaCl ontrekking is een actief proces gedreven door natrium-kalium-ATPase → natriumwaterstoftransporter is actiever
- 3x zoveel protonen dan bicarbonaat uitgescheiden naar gal → verzuring

133
Q

Hoe verloopt de regulatie van de vulling van de galblaas

A

Belangrijke regulator: sphincter van Oddi
- bij de papil van Vater: ductus choledochus en dusctus pancreaticus in duodenum komen

Sensor duodenum: CCK
- ↑ afgifte CCK → ↑ concentratie vetten
1. CCK scheidt hormoon af in de buurt van n. vagus receptor
2. efferente signalen gaan naar de galblaas waar ACh-receptoren zitten → spiercontractie
3. ander efferent signaal naar sphincter van Oddi → middels VIP/NO gaat sphincter open
4. contractie en opening op zelfde moment
- afgifte niet alleen afhankelijk CCK → regulatie begint als er voedsel in de maag aanwezig (vulling) is = vagala reflexen

De opslag van gal in de galblaas hangt af van:
- de relatieve druk in de galgang
- vullingstoestand galblaas