Week 3 Flashcards

1
Q

Waarom is de bescherming van de mededinging zo belangrijk voor de consument? En noem ook een sociaal-politieke reden.

A

Voor de consument:
*Lagere prijzen
*Meer keuze
*Meer keuze
*Meer innovatie

Sociaal-politieke reden is dat niet wenselijk is dat bedrijven veel te groot en te invloedrijk worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de doelstelling van het mededingingsrecht? Noem de twee doelstellingen.

A
  1. Het beschermen van de markt (T-mobile arrest)
  2. Het voltooien van de interne markt en daarmee private handelsbelemmeringen tegen te gaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welk artikel staan uitzonderingen op het kartelverbod beschreven? En wat zijn nog meer rechtvaardigingen van het kartelverbod?

A

In art. 101 lid 3 VWEU staan uitzonderingsgevallen beschreven.

Ook gronden voor rechtvaardiging zijn groepsvrijstelling en objectieve rechtvaardiging op grond van rechtspraak van het Hof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er met een afspraak die onrechtmatig is krachtens art. 101 lid 1 VWEU?

A

Deze wordt nietig verklaard op grond van art. 101 lid 2 VWEU.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de vier kernelementen van art. 101 lid 1 VWEU

A
  1. Alle coördinatie
  2. Tussen ondernemingen
  3. Die de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden
  4. En ertoe strekken of ten gevolgen hebben dat de mededinging binnen de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst

Uitleg
Bij punt 3 wordt al heel snel aangenomen dat het de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. Alleen bij echt kleine ondernemingen, zoals de bakker en de plaatselijke kledingwinkel, wordt dit niet aangenomen. Hier kan het nationale mededingsrecht in voorzien.

‘Een onderneming’ wordt heel breed geïnterpreteerd. Het gaat hier om een entiteit die economische activiteiten ontplooit. Ofwel, een entiteit die bepaalde goederen of diensten op een bepaalde markt aanbiedt (Höffner en Elser arrest).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke drie vormen van coördinatie worden beschreven in art. 101 lid 1 VWEU? En noem bij één van de vormen een arrest.

A
  1. Een overeenkomst
  2. Een besluit van een ondernemingsvereniging
  3. Onderling afgestemde feitelijke gedraging (OAFG), hierbij kan gedacht worden aan het T-mobile arrest

Uitleg
Bij OAFG gaat het om gedragingen van bedrijven zonder dat er een daadwerkelijke (prijs)afspraak is gemaakt. Ze komen bijvoorbeeld bij elkaar en delen gevoelige informatie waarna ze op de markt acteren alsof er wel afspraken zijn gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen horizontale en verticale vormen van coördinatie?

A

Horizontale vormen van coördinatie zien op coördinatie tussen bedrijven die actief zijn in hetzelfde segment. Ofwel, ondernemingen die zich in dezelfde fase van de handelskolom bevinden.

Verticale vormen van coördinatie zien op de coördinatie tussen bedrijven en hun afnemers. Denk aan Heineken en kroegen. Ofwel, ondernemingen die opereren in verschillende fasen van de handelskolom. Art. 101 VWEU ziet ook op verticale vormen van coördinatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn strekkingsbeperkingen (doelbeperkingen) en gevolgbeperkingen uit art. 101 lid 1 VWEU?

A

Strekkingsbeperkingen zijn bij voorbaat al verboden. Hier hoeft niet te worden aangetoond dat ze ten gevolg hebben dat ze de concurrentie hebben belemmerd. Denk aan prijsafspraken, marktverdelingsafspraken en productiebeperkingen.

Gevolgbeperkingen zijn bijvoorbeeld volledige marktanalyse. Hierbij is van belang van de mededingingsautoriteiten aantonen wat de mededingsbeperkende gevolgen zijn.

Uitleg
Denk bij strekkingsbeperkingen bijvoorbeeld aan het fietsen door rood. Dit is hoe dan ook verboden, ook al zijn er geen gevolgen.

Denk bij gevolgbeperkingen aan twee automerken die hetzelfde type auto afnemen bij een fabrikant om vervolgens te verkopen onder hun eigen naam. De strekking van deze afspraak hoeft niet meteen mededingingsbeperkend te zijn, maar kan wel mededingsbeperkende gevolgen hebben. Bijvoorbeeld dat de consument minder keuze heeft of dat het de prijzen van auto’s beïnvloedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt de minimis in?

A

Het gaat hier om de merkbare beperking van de mededinging. Er wordt niet opgetreden tegen beperkende overeenkomsten tussen concurrenten met een gezamenlijk marktaandeel van minder dan 10% (horizontale afspraken).

Bij niet-concurrerende bedrijven ligt dit percentage op een gezamenlijk marktaandeel van 15% (verticale afspraken).

Let op! Dit geldt NIET bij doelbeperkingen/strekkingsbeperkingen zoals dus prijsafspraken en marktverdelingsafspraken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem een voorbeeld van een afspraak die zowel mededingingsbeperkingen als sociaaleconomische voordelen heeft.

A

Bijvoorbeeld de afspraak tussen een autoproducent en een autoverkoper waarbij de autoverkoper het alleenrecht krijgt een bepaald type auto te verkopen.

Hoewel dit de concurrentie beperkt, heeft het ook objectieve economische voordelen omdat de autoverkoper meer kennis over het type auto krijgt. Het kan zijn dat dat dan niet onder het mededingingsverbod van art. 101 lid 1 VWEU valt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen een individuele vrijstelling en een groepsvrijstelling?

A

Bij een individuele vrijstelling wordt gekeken naar of een individuele afspraak kan worden goedgekeurd op grond van art. 101 lid 3 VWEU. Hiervoor zijn vier cumulatieve voorwaarden van toepassing.

Bij een groepsvrijstelling gaat het om een bepaalde situatie die valt onder een categorie die door het Hof is goedgekeurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de vier cumulatieve voorwaarden bij de individuele vrijstelling?

A
  1. Er moet een verbetering van de productie zijn of sprake zijn van een technologische of economische vooruitgang
  2. Een billijk deel moet toekomen aan de gebruiker/consument.
    *Dat wil zeggen, de gebruiker moet ook voordeel hebben in de vorm van een beter of goedkoper product of een efficiëntere service o.i.d.
  3. Er moet evenredigheid zijn
    *Dat wil zeggen, de beperking van de mededinging mag niet verder gaan dan strikt noodzakelijk om dat objectieve economische voordeel te bereiken.
  4. Er moet voldoende restconcurrentie overblijven
    *Dat wil zeggen, de afspraak mag er niet voor zorgen dat de hele markt daarmee dichtgetimmerd wordt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Art. 101 VWEU en art. 102 VWEU lijken erg op elkaar. Wat is het saillante verschil tussen beiden?

A

Art. 101 VWEU ziet op coördinatie tussen ondernemingen terwijl art. 102 VWEU ziet op (het gedrag van) een enkele onderneming die een machtspositie heeft op een bepaalde markt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem de vier kenmerken van art. 102 VWEU.

A
  1. Misbruik
  2. Door een onderneming
  3. Van een machtspositie op de interne markt of een wezenlijk deel daarvan
  4. Waardoor de handel tussen tussen lidstaten daardoor ongunstig wordt beïnvloedt.

Let op! Een onderneming wordt al als zodanig aangemerkt als het een entiteit betreft die economische activiteiten ontplooit (Höffner en Elser arrest)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer een onderneming onafhankelijk kan opereren op een bepaalde markt, dan heeft zij een …

A

machtspositie.

Bijvoorbeeld onafhankelijk prijzen verhogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kun je vaststellen of een product onderdeel is van een bepaalde productmarkt, of dat het gaat om een eigen markt?

A

Dan kun je marktonderzoek doen waarbij je de consument bijvoorbeeld voorlegt dat wanneer de prijzen van appels stijgen, of ze dan overstappen naar peren. Als dat het geval is, dan is het product (appels is dit geval) onderdeel van een productmarkt.

17
Q

Hoe kun je een machtspositie vaststellen op een afgebakende markt? En wat heeft het arrest ‘United Brands’ hiermee te maken?

A

*Marktaandeel
*Bijkomende factoren (financieel vermogen, technologische voorsprong, voeren van een bekend merk etc)

In het arrest United Brands is bepaald dat het volgende lijstje van toepassing is bij het vaststellen van een machtspositie op een afgebakende markt:

Marktaandeel > 60% = machtspositie wordt aangenomen, zeer moeilijk weerlegbaar

Marktaandeel > 45-60% = vermoeden van machtspositie (weerlegbaar)

Marktaandeel 25-45% = kijken naar bijkomende factoren om machtspositie al dan niet vast te stellen

18
Q

Wat is het verschil tussen uitbuitingsmisbruik en uitsluitingsmisbruik? Noem bij beiden ook voorbeelden.

A

Uitbuitingsmisbruik is misbruik van een machtspositie gericht tegen de afnemer. Voorbeelden hiervan zijn torenhoge prijzen, beperkte productie en discriminatie.

Uitsluitingsmisbruik is misbruik van een machtspositie gericht tegen concurrenten en daarmee de machtsstructuur. Voorbeelden hiervan zijn leveringsweigering, predatory pricing en koppelverkoop.

19
Q

Hoe werkt de concentratiecontrole?

A
  1. Preventief systeem: systeem van voorafgaande aanmelding vindt plaats.
    *Doel = het voortbestaan van voldoende concurrentie in de toekomst.
    *Aanmelding verplicht wanneer:
    -Er sprake is van concentratie (fusie, overname etc)
    -EN er sprake is van Uniedimensie (heeft het betrekking op de omzet van andere bedrijven?)
  2. Vervolgens gaat de Commissie kijken of de concentratie de mededinging op significante wijze belemmert.
  3. Tot slot komt er een beschikking met drie mogelijke opties:
  4. De concentratie is verenigbaar op de gemeenschappelijke markt.
  5. De concentratie is na wijzigingen verenigbaar op de gemeenschappelijke markt.
  6. De concentratie is niet verenigbaar op de gemeenschappelijke markt.
20
Q

Wat houdt het duaal toezicht in (Verordening 1/2003)?

A

Dat houdt in dat toezicht op het Europees mededingingsrecht niet alleen plaatsvindt door de Commissie, maar ook door nationale mededingingsautoriteiten (zoals ACM).

Let op! De toepassing van het nationale mededingingsrecht door nationale mededingingsautoriteiten mag niet strenger zijn dan art. 101 VWEU.

21
Q

Wat zijn de vier onderzoeksbevoegdheden van de Commissie (Verordening 1/2003)?

A

*Inspectie uitvoeren (art. 20-21)
*Verzoek om inlichting (art. 18)
*Verklaringen (art. 19)
*Sectoronderzoek (art. 17)

22
Q

Wat houdt de clementieregeling in?

A

Dit houdt in dat een lid van het kartel naar de Commissie stappen en zijn kartelleden aangeven bij de Commissie en informatie verstrekken. Dit kan ertoe leiden dat een bedrijf wordt vrijgesteld van een boete.