Week 2 Flashcards

1
Q

Wanneer is iemand werknemer/zelfstandige volgens het Hof?

A

‘Een EU-burger die in een andere lidstaat ‘reële en daadwerkelijke arbeid’ verricht

-> met uitsluiting van werkzaamheden van zo geringe omvang dat zij louter marginaal en bijkomstig blijken.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen een werknemer en een zelfstandige?

A

Werknemer = in loondienst voor een ander en onder diens gezag

Zelfstandige = geen gezagsverhouding, eigen keuze van activiteit, arbeidsomstandigheden en beloning. Kortom: onder eigen verantwoordelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom is het van belang om onderscheid te maken tussen een werknemer en een zelfstandige?

A

Omdat voor beiden andere wetgeving geldt. Zo is er bijvoorbeeld een werknemersverordening die werknemers rechten verleent die niet gelden voor zelfstandigen.

Let op! Het zou zodoende voor een werkgever gunstiger zijn om iemand in te huren als zelfstandige dan hem in dienst te nemen. Echter, als een zelfstandige voldoet aan de eisen van het werknemerschap, dan wordt hij toch aangemerkt als werknemer in plaats van zelfstandige. Hij kan dan dus beroep doen op dezelfde rechten die een werknemer zou hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Betalingsverkeer = …
Kapitaalverkeer = …

A

Betalingsverkeer = financiële tegenprestatie voor verrichte dienst of verkregen goed.

Kapitaalverkeer = financiële transacties gericht op belegging of investering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij welke rechter kan een zaak aanhangig worden gemaakt bij handelsbelemmerende maatregelen?

A

De nationale rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de drie ‘extra’ situaties waarbij geen beroep op de regels van vrij verkeer kan worden gedaan?

A
  1. De zuiver interne situatie
    *Alle feiten (de regel, de eiser en het product, dienst of het werk) vinden plaats in dezelfde lidstaat.
  2. Hypothetische en onzekere belemmeringen
    *Er is geen causaal verband tussen de nationale regel en de belemmering
  3. Misbruik van recht
    *Er is een grens tussen gebruik en misbruik van de regels

Let op! Bij punt 2 moet echt streng gekeken worden naar of het gaat om een hypothetische situatie. Denk aan de hoogleraar die een baan op een universiteit in het buitenland afslaat omdat ze dan haar vakantiedagen bij de UvA misloopt. Het is helemaal niet zeker of ze die baan weer terugkrijgt als ze naar Nederland terugkeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aan welke twee criteria moet worden voldaan bij ‘misbruik van recht’ als uitsluitingsgrond van het beroep op Europese regels? Leg uit.

A
  1. Objectieve criterium
    *Aan dit criterium wordt voldaan als formeel de voorwaarden voor vrij verkeer worden nageleefd, maar het doel van vrij verkeer niet wordt bereikt.

*Denk aan een bedrijf dat een brievenbusfirma opent in Nederland om zo zaken te doen hier. Het doel van vrij verkeer van vestiging wordt hier niet bereikt, dat is namelijk het deelnemen aan het economisch leven in een ander lidstaat.

  1. Subjectief criterium
    *Het is de bedoeling om de voordelen van vrij verkeersregels te verkrijgen via het ‘kunstmatig’ creëeren van die voorwaarden.
    *Aan dit criterium wordt voldaan als het de bedoeling was diensten te kunnen verlenen zonder te kunnen voldoen aan de Nederlandse wetgeving.
    *Denk weer aan de brievenbusfirma, zij hoeven hier dus niet een kantoor en personeel te hebben die dan onderworpen wordt aan strengere wetgeving dan in het eigen lidstaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly