Week 3 Flashcards
Nederland is een
Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Staat
Heeft een bevolking, grondgebied, diplomatieke betrekkingen en een effectief gezag.
Eenheidsstaat
Soevereine staat met een sterk centraal gezag. Je hebt bevoegdheiduitoefeningen op centraal en decentraal niveau
Uitvoerende macht op lager niveau
Openbaar bestuur
Decentralisatie gedachte
Decentralisatie: het toekennen of overdragen van bevoegdheden aan organen van lagere publiekrechtelijke lichamen, die dit zelfstandig uitvoeren .
Territoriale decentralisatie
Algemene taken voor specifiek grondgebied
Functionele decentralisatie
Specifieke taak
Gemengde decentralisatie
Specifieke taak op een specifiek gebied.
Openbare lichamen
Staat, provincies, gemeenten en waterschap
Openbare lichamen zijn
Publiekrechterlijke rechtspersonen (Art 2:1BW)
De wet en openbare lichamen
De wet regelt de inrichting van openbare lichamen en de samenstelling/bevoegdheden van hun organen
Volksvertegenwoordiging
Leden worden rechtstreeks verkozen (art 129 GW) zij hebben ook een controleerden taak . Ook moeten zij de begroting vast stellen.
Beschikkingsbevoegdheid
Ligt bij dagelijksbestuur van openbare organen
A orgaan
Orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld
B organen
Ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed.
Autonomie
Bevoegdheden mogen door gedecentraliseerde organen naar eigen inzicht worden uitgeoefend (Art 124 lid 1 GW)
Medebewind
Bevoegdheden die gemeenten en provincies zijn opgedragen bij hogere regeling en die zij verplicht moeten uitoefenen (Art 124 lid 2 GW)
Het beginsel van de omgekeerde bewijslast
een hogere bestuurslaag komt slechts dan een taak toe, wanneer door een orgaan van die hogere bestuurslaag wordt aangetoond dat een lager bestuursorgaan de taak niet kan uitoefen
Afspeigleingcollege
De fracties nemen naar evenredigheid in het college deel.
Meerderheidscollege
De fracties in het college vertegenwoordigen een meerderheid in de staten of de raad
Commissaris van de koning en de burgemeester
Worden op grond van art 131 GW door de kroon benoemd. De democratische legitimatie is indirect
Repressief toezicht
Een hoger ambt grijpt in naast een lager ambt een besluit heeft genomen
Schorsing of vernietiging
Preventief toezicht
Een besluit van een lager overheidsorgaan kan pas gekomen worden of in werking treden als het hogere orgaan heeft verklaard dat daartegen geen bedenkingen bestaan.
Goedkeuring en verklaring van geen bezwaar
Positief toezicht
hogere bestuursorganen proberen te bevorderen dat bepaalde besluiten door lagere organen tot stand worden gebracht, dit om door het hogere orgaan gewenste ontwikkelingen te stimuleren. Veelal worden de mogelijkheden daartoe gebonden in medebewindstaken.
Rijk
Centraal bestuur.
Eerste en tweede kamer
Gemeente
Decentraal bestuur
Gemeenteraad
Is de gemeentelijke wetgever. Stelt bestemmingsplan en begrotingen vast.
Oefent controle uit op het college en de burgemeester
College en de wethouders
Dagelijks bestuur, bereidt besluiten van de raad voor en geeft beschikkingen af.
Burgemeester
Voorzitter van de raad en het college. Bereid veranderingen en besluiten voor.
Moet openbare order handhaven
Provincie
Decentraal bestuur
Taken: milieu, ruimtelijke verordening, vervoer en economie.
Provinciale staten
Provinciale wetgever. Wordt benoemd door de gedupeerde staten
Gedeputeerde Staten
Benoemd door commissaris van de koning. Legt verantwoording af bij de provinciale staten.
Commissaris van de koning
Is een zelfstandig orgaan.
Is voorzitter van de provinciale staten.
En vertgenwoordigen de provincie
Openbaar bestuur bestaat uit
Openbare lichamen.
Centrale openbare lichamen
Het rijk met ministeries en zelfstandige bestuursorganen ´
Decentrale openbare lichamen
Provincies, gemeenten, waterschappen, sociaal economische raad en openbare lichamen voor bepaalde beroepen met rechtspersoonlijkheid.
Bestuursorgaan
A en B
A orgaan
Een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld 1:1 Lid 1 sub a Awb
B orgaan
Een ander persoon of college met enig opengaat gezag gekleed