Week 2 Flashcards

1
Q

Parlementair stelsel

A

De macht is verdeeld. Samenwerking tussen de regering en het parlement. Regering moet vertrouwen hebben door de verkozen volksvertegenwoordiger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Procedurele vereisten invloed van burger

A

Passief kiesrecht
Actief kiesrecht
Meerderheidbesluitvorm
Burgerrechten/politieke grondrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Materiële vereisten burger invloed

A

Effectieve participatie
Effectieve toegang tot informatie
Educatie
Respect voor minderheidsopvattignen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Evenredige vertegenwoordiging

A

Toebedeling zetels aan partij evenredig aan uitgebrachte stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Punten betreft debat over democratie

A

Kloof tussen burger en politiek
Participatie
Terugtreding formele wetgever
Complexe maatschappij
Meer overheidsoptreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rechter onafhankelijk?

A

Leden worden benoemd door de regering
Rechter moet volgens de wet rechtspreken
Rechter oefent controle uit op de werkgevers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bevoegdheden van de SG

A

Medewetgeving samen met de regering
Kenbaar maken van opvattingen of verlangens aan de regering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vertrouwensrelatie

A

Tussen regering en SG. Het instrument om dit tot uiting te brengen is de ministriele verantwoordelijkheid (art. 42, tweede lid GW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ministriele verantwoordelijkheid

A

Omvat het totale dien en nalaten van de regering en diens ondergeschikte ambtenaren.
Zoals de inlichtingenlplicht (art 68 GW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Actief kiesrecht

A

Iedereen heeft het recht via vrije, geheime verkiezingen invloed uit te oefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Passief kiesrecht

A

Recht gekozen te worden in algemeen vertegenwoordigende colleges (Art 4 GW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Petitierecht

A

Art 5 GW het desbetreffende bevoegde gezag is verplicht een schriftelijke geuite mening in ontvangst te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Regering

A

Minsters en de koning (Art 42 lid 1 GW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Minsters

A

Zijn belast met de leiding van een minsterie (Art 44 lid 1 GW) . Minsters kunnen ook niet belast zijn met de leiding van een ministerie (Art 44 lid 2 GW), ook wel minsters zonder portefeuille.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Minsters samen vormen de

A

Ministerraad. Dit is een ambt binnen de regering. Zij besluiten over het algemeen regeringsbeleid en bevorderen de eenheid van dat beleid.
Staatsecretarissen kunnen deelnemen maar slechts met een raadgevende stem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Staatsecretarissen

A

Maken deel uit van de regering, het kabinet en kan deel uitmaken van de kroon. Hij is geen minster en heeft in de ministerraad alleen een raadgevende stem.

17
Q

Externe verhouding tussen staatsecretaris en minster

A

Staatssecretaris heeft dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als de minister (art. 46 lid 2 Gw)

18
Q

Interne verhouding

A

Staatssecretaris is ondergeschikt aan de minister (art. 46 lid 2 Gw)

19
Q

Vertrouwensregel

A

Ongeschreven staatsrechtelijke regel. Eist dat de kabinetsformatie uiteindelijk leidt tot een groep bewindsmlieden die het vertrouwen van de volksvertegenwoordiging heeft.

20
Q

Bevoegdheden tweede kamer

A

Recht van amendement (Art 84 GW)
Recht van initiatief ( Art 82 lid 1 GW)

21
Q

Eerste kamer kan

A

Slechts wetsvoorstellen aannemen of verwerpen (Art 85 GW)
Ze kunnen bij de regering aandringen op het wijzigen van het wetsvoorstel (novelle)

22
Q

Negatieve formulering vertrouwensregel

A

Pas wanner afwezigheid van vertrouwen blijkt, dient een minster of een kabinet op te stappen.

Kabinet heeft geen motie van vertrouwen nodig om te functioneren
De kamer moet in beginsel het intiatief nemen om de vertrouwensregel in werking te stellen.

23
Q

3 soorten ministriele verantwoordelijkheid

A

1 civielrechtelijke verantwoordelijkheid
2 strafrechtelijke verantwoordelijkheid
3 politieke verantwoordelijkheid

24
Q

Civielrechtelijke verantwoordelijkheid:

A

Het afleggen van civielrechtelijke verantwoordelijkheid speelt zich af in de relatie
staat en burger, dus niet in relatie tot het parlement.

25
Q

Strafrechtelijke verantwoordelijkheid

A

Vervolging van minsters ligt in handen van de regering en de tweede kamer. (Art 129 GW)
Vervolging gebeurd door procureur-generaal uitspraak wordt gedaan door de hoge raad

26
Q

Politieke verantwoordelijkheid

A

Op grond van art. 69 Gw moet een minister gehoor geven aan een uitnodiging om in de Kamer te verschijnen. Art. 68 Gw bevat de inlichtingenplicht voor de minister aan de Kamers der Staten-Generaal.

27
Q

Dualistische verhouding:

A

regering en parlement hebben beiden een eigen bevoegdheid en beslissingsvrijheid.

28
Q

Monistische verhouding

A

Parlement domineert regering of andersom