WEEK 3 Flashcards

1
Q

hoe werkt een spoel?

A

een spoel reageert op spanning/stroom verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het gedrag van een spoel op wisselspanning?

A

wisselend magnetisch veld, inductie spanning

inductie spanning hangt af van de stroomsterkte verandering per tijdseenheid in de spoel en van een constante L die de coëfficiënt van zelfinductie wordt genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat komen er voor in elektrische netwerken?

A

inducties en capaciteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een ideale spoel?

A

een spoel zonder weerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar verzet een spoel zich tegen?

A

tegen elke stroomverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar komen inducties en capasiteiten voor?

A

In elektrische netwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij wisselstroom onderscheiden we drie fases welke zijn dat

A
R = de ohmse weerstand
z = de schijnbare weerstand
xi = inductieve weerstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De inductieve weerstand Xl is rechtevenredig met

A

De coëfficiënt vazelfinductie L

De cirkelftrequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ps =

A

Schijnbare vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Pb

A

is het blindvermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe word een condndensator geladen ?

A

Wanneer een condensator op een spanning wordt aangesloten , dan ontstaat er ten gevolge van een verschuiving van elektrisch ladingen een potentiaal verschil tussen de platen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De verhouding tussen de lading en de spanning noemen we

A

e capacteit C van de condensator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

C =

A

q ; r

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

eenheid capaciteit

A

farad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In de praktijk blijkt farad een te grote eenheid en daarom gebruiken we meestal :

A
  • microfarad

- picrofarad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

door wat word de capaciteit van een condensator bepaald

A

door de constructie van de condensator

17
Q

wat gebeurd er wanneer condensatoren in serie worden gezet ?

A

Dan geldt 1/Ctotaal= 1/c1+ 1/c2+1/c3 etc

18
Q

Er zijn veel condensatoren zoals :

A

Blokcondensatoren

Papiercondensatoren

Kermische condensatoren

Elektrolytische condensatoren

19
Q

Waarvoor wordt een condensator in elektrische en eneltronische schakelingen gebruikt : om

A

Het scheiden van wissel-en gelijkspanning

Het afvlakken van spanningen

Het omvoren van spanning

Het tegengaan van vonkvorming

Het ontstoren

Cos verbeteringen

20
Q

is iedere spoel een inductie

A

ja

21
Q

wet van lenz zegt

A

inductiespanning neemt toe wanneer het veld afneemt

- de inductiespanning is tegengesteld aan de aangelegde spanning

22
Q

een condensator bestaat uit

A

twee geleidende platen met aansluitdraden en een isolatie materiaal

23
Q

hoe heet het isolatiemateriaal tussen de platen van een codenstator

A

dielekektricum

24
Q

wat wordt bedoelt met laadstroom

A

tijdens het laden van een condensator vloeit er eventjes een stroom dit heet laadstroom

25
Q

eenheid van capaciteit is

A

farad dit is een te grote eenheid daarom gebruiken we microfarad en picrofarad

26
Q

dielektriticum bepaalt

A

de groote van de verschuiving van de lading

27
Q

condensators worden gebruikt voor

A

het scheiden van wissel en geljikspanning / omvormen van de spanning / tegengaan van de vonkvorming / ontstoren

28
Q

wat gebeurt er wanneer de platen van een geladen condensator met elkaar verbonden worden

A

dan ontlaadt de condensator zich

29
Q

tijdens het ontladen is er een

A

onlaadstroompe dat tegengesteld is aan de laadstroom

30
Q

de spanning over de condensator is even groot als de

A

aangelegde spanning

31
Q

eigenschappen condensator

A

laat geen gelijkspanning door en blokeert het - hierdoor is de weerstand van de condensator voor gelijkspanning oneindig hoor

32
Q

wat doet een condensator als het is aangesloten op een wisselspanning

A

deze ordt periodiek geladen on ontladen en tegengesteld geladen en ontladen, de spanning van de platen van de condensator volt de aangesloten wisselspanning op maar is er altijd tegengesteld zijn

33
Q

stroomt er door het afwisselend laden en ontladen een wisselstroom door de condensator

A

nee er vloeit alleen periodiek laadstroom en ontlaadstroom