week 2 Flashcards

1
Q

Welke soort magneten zijn er ?

A
  1. ferromagneet

2. Paramagneet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waaruit bestaat een transformator

A

bestaat uit 2 spoelen en een kern van zacht machnetisch materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe werkt een transformator

A

doordat de primaire spoel op een wisselspanning AC is aangesloten onstaat er een wisselveld in de kern, door dit wisselveld ontstaat in de tweede spoel een inductiespanning ook AC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wordt op de secundaire spoel een weerstand aangesloten dan ontstaat

A

de secundaire spanning

  • deze kan hoger zijn dan de primaire spanning (omhoog getransformeerd)
  • deze kan lager zijn dan de primaire spanning (omlaag getransformeerd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe is de kern van een transformator opgebouwd

A

de kern waarop wikkelingen zijn aangebracht is opgebouwd uit dunne plaatjes lamellen van zacht staat , ( de lamellen zijn geisoleerd door papier of lak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

inductiespanning is rechtevenredig met

A

het aantal windingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn nul las verliezen

A

wanneer een transformator is aangesloten maar niet belast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

andere naam voor draaistroom transformator

A

nettransformator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar worden draaistroommotoren voor toegepast

A

voor elektriciteitsdistributie in draaistroomnetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bij een draaistroomtransformator bestaan de primaire en secundaire wikkelingen uit

A

3 spoelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Paramagneten zijn er in 2 soorten welke 2 zijn dat?

A
  1. met een magnetischveld

2. zonder magnetischveld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar kun je magnetisme mee vergelijken ?

A

Zwaarte kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Met welke regel kun je de richting van een magnetisch veld bepalen?

A

De kurkentrek regel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het weekijzer in een spoel?

A

Magnetisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat ondstaat er bij zelfinductie spanning?

A
  1. doorslag

2. vonken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat bepaald het aantal windingen van een spoel bepaald?

A

De sterkte van de stroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe worden problemen in een spoel opgelost?

A

Door een diode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is magnetisme ?

A

een krachtwerking tussen voorwerpen die niet met elkaar verbonden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar kun je magnetisme mee vergelijken ?

A

Zwaarte krecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe zitten de wikkelingen in een draaistroomtransformator in elkaar

A

de wikkelingen zijn in driehoek geschakeld en de secundaire in ster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

waarin zijn heeft de primaire wikkeling bij een draaistroom motor verschillende omschakelbare aftakkiingen

A

zodat een spanningregeling van 5 procent kan worden vekregen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe zit de draaistroomtransformator in elkaar

A

de kern en de spoelen worden in een grote bak geplaatst voor een goede koeling wordt de bak voorzien van koelribben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

vermogen van een netransformator

A

zijn vastgelegd met handelsmaten en kunnen varieren van 10kva tot 1000kva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hoe ontstaat magnetisme ?

A

door de elektronenbeweging om de kernen van de atomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

in welke richting beweegt een magneet?

A

alle richtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

bij sommige metalen is magnetisme niet mogelijk hoe kan dit?

A

de moleculen of atomen die in een bepaalde richting naar buiten gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

welke eisen worden gesteld aan een lastransformator

A
  • kunnen een hoge spaning van 75 aan bij nullast
  • kennen een lage spanning van 4 v aan bij nominale spanning
  • instelbar tussen de 15a en 250 a
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wat is ontsteekspanning

A

de hoge spanning bij de nullast noemen we de openspanning of ontsteekspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

waarom is een hoge onsteekspanning nodig

A

een ontsteekspanning van 75v is noodzakelijk om de lasboog te trekken daarna kan worden volstaan met een spanning van 40v

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

hoe hoog is de temp van een lasboog

A

3500 graden waarbij zowel het lasmateriaal als het werkstuk tot het smeltpunt wordt verhit
- in verband met de kwaliteit van de las moet de stroom vooraf kunne worden ingesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wat gebeurd er dor de magnetische shunt met de flux

A

door de magnetische shunt is de flux in de secundaire spoel kleiner dan de flux in de primaire spoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wanneer wordt de grootste las stroom bereikt

A

als de flux in de secundaire spoel gelijk is aan de flux in de primaire spoel. dit uiterste wordt dor de aanwezigheid van lekvelden nooit bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wat doen lekvelden in lastransformatoren

A

deze lekvelden zorgen voor de stertke spanningsdaling bij belasting van de lastransformator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

het elektrisch lasssen wordt toegepast bij

A

puntlassen en rolnaadlassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is magnetiseren ?

A

het richten van de weissgebiedjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Voor permanente magneten gebruik je harde metalen zo als :

A
  1. koolstofstaal
  2. Wolfbraamstaal
  3. alnici
  4. ticonal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat betekent magnetisch hard ?

A

tot het veel energie kost om het materiaal te magnetiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

eigenschappen zachte metalen

A

magnetiseren van week metalen kost weinig energie

3. de magnetise kracht is snel verwenen

39
Q

Wat is rendement bij een magneet?

A

magnetisme wat achterblijft op een object

40
Q

Waar tref je de toepassingen van elektromageten aan?

A
  1. elektrise belle
  2. meetinstrumenten
  3. magneetschakelaars en relais?
  4. elektrische machines
41
Q

waaruit bestaat een beschermingstransformator

A

beschermingstransformatoren hebben een primaire spanning

42
Q

wanneer wordt een beschermingstransformator toegepast

A

alleen uit veiligheidsoverwegingen.

want het secundaire circuit is elektrisch gescheiden van het primaire circuit

43
Q

wordt bij een transformator met geschijden wikkelingen de spanning omlaag gestransformeerd tot een veilige spanning van 50v dan spreken we van een

A

veiligheidstransformator

44
Q

constructie kenmerken van veiligheidtransformatoren zijn

A
  • een extra goeie isolatie tussen de wikkelingen
  • geen aardverbinging met secundaire wikkeling
  • mechanisch bescherming door kunstof of oliebestendige rubber
45
Q

in elektricische netwerken komen

A

inducties en capaciteiten voor. in iedere spoel transformator of elektromotor zit een inductie

46
Q

wat voor een weerstand bevind zich nog meer in een spoel buiten inductieweerstand

A

weerstand van koperdraadwikkeling

47
Q

hoe word de krachtwerking door van een magneet vastgesteld?

A

door veldlijnen

48
Q

Wat zijn veldlijnen?

A

veldlijnen zijn gesloten banen die gaan van de noorpool naar de zuidpool buiten het materiaal om

49
Q

een magneet kan een voorwerp aantrekken zolang deze bestaat uit een …. materiaal?

A

ferromagnetisch materiaal

50
Q

waarvan is elektromagnetisme een gevolg ?

A

van de beweging van de elektronen

51
Q

wanneer is er een magnetisch veld rond een geleider ?

A

als er veel stroom door een geleider heen gaat.

52
Q

door wat word de richting van een magnetisveld bepaald?

A

door de richting van de stroom

53
Q

waar is de veldsterkte van een spoel evenredig aan>

A

Het aantal windingen van een spoel

54
Q

wat hebben alle magnetise materialen?

A

een magnestiseringsgetal

55
Q

wat gebeurd er als er wisselspanning bij magneten wordt gebruikt?

A

dan zal de wisselstroom uit het stuk ijzer periodiek ompolen.
- dit word weergegeven in een grafiek als een lus die we hysteresis us

56
Q

door wat wordt een voorwerp gemagnetiseerd

A

door het magnetisme van de magneet

57
Q

wat gebeurt er bij magnetische inductie

A
  • de weisgebiedjes worden gericht (zo dat het voorwerp wordt aangetrokken ) waarna er in het voorwerp polen ontstaan hierdoor wordt een materiaal magnetisch
58
Q

betekenis magnetisme inductie

A

magnetische inductie is dat een voorwerp magnetisch word door een magnetisch materiaal

59
Q

magnetisme is een gevolg van

A

de beweging van elektronen

60
Q

een elektrische stroom is

A

een elektrische stroom is een beweging van veel elektronen zo een elektrische stroom veroorzaakt dan ook magnetisme

61
Q

wat gebeurt er als er veel stroom door een geleider gaat

A

dan ontstaat er een magnetisch veld rond de geleider

62
Q

waar is de magnetische kracht het sterkst binnen of buiten de windingen?

A

het magnetisch veld binnen de windingen is vele malen sterker dan buiten de windingen

63
Q

veldsterkte spoel formule

A

veldsterkte is recht evenredig met de stroom en het aantal windingen van de spoel

64
Q

wat doet een weekijzer met een spoel

A

voeg je aan een spoel een weekijzer dan treedt er magnetische inductie op en wordt het ijzer een magneet

65
Q

voordelen weekijzer

A

een weekijzr geleid de magnetisch veld lijnen beter dan lucht waardoor de veldsterkte toeneemt

66
Q

waarvan is de toename in het veld afhankelijk

A

de toename van het veld is afhankelijk van het soort materiaal

67
Q

alle magnetise materialen hebben een

A

magnetiseringsgetal

68
Q

wat gebeurt er bij wisselspanning bij magneten

A

als er wisselspanning bij magneten wordt gebruikt dan zal de wisselstroom het stuk ijzer periodiek ompolen

69
Q

wat is de hysteresislus noemen

A

de lus in de grafiek die wordt gecreard door dat wisselspanning de polen periodiek omwisseld

70
Q

veldsterkte en magnetische inductie zijn

A

niet evenredig

71
Q

wat gebeurt er bij hysterese

A

magnetische inductie volgt vetraagd de veldsterkte

72
Q

het magnetiseren en demagnetiseren gaat samen met

A

het warm worden van het kernmateriaal

73
Q

het voortdurend van richting veranderen van het weissgebiedjes kost

A

energie

74
Q

de nodige energie bij magnetiseren noemen we

A

hysteresisverliezen

75
Q

wat zegt de wet van lenz

A

de richting van inductiespanning en de stroomrichting die ten gevolge van inductiestroom kan vloeien zijn steeds tegengesteld aan de oorzaak van hun ontstaan.

76
Q

in een spoel ontstaat inductie spanning ten gevolge van

A

in een spoel onstaat een zelfinductie spaning ten gevolge van een stroom verandering in dezelfde spoel

77
Q

bij het in en uitschakkelen van een stroom kring ontstaat een

A

zelfinductiespanning

78
Q

de zelfinductie spanning is in de zelfde richting als

A

de aangelegde spanning

79
Q

wat kunnen hoge zelfinductiespannningen veroorzaken

A

isolatiefouten of vonken

80
Q

wanneer treedt er bij gelijkspanningen inductiespanning op

A

alleen tijdens stroomverandering

81
Q

bij wisselstroom is er een …. zelfinductiespanning

A

bij wisselstroom is een voortdurende stroomverandering en dus ook een voortdurende zelfinductiewerking

82
Q

de contstante waarde L wordt wordt medebepaald door

A

het medium binnen de spoel
aantal windingen van een spoel
doorsnede van een spoel
lengte van een spoel

83
Q
  • Als er ten gevolge van een stroomverandering in een spoel ook een inductiespanning ontstaan in een andere spoel, dan gebeuren er 2 dingen
A

o Een zelfinductiewerking in de eerste spoel

o Een indctiewerking in de tweede spoel

84
Q
  • De inductie spanning in de tweede spoel veroorzaakt bij wisselspanning altijd een
A

wisselstroom en die zorgt weer voor een wisselveld

85
Q

wat is wederzijdse inductie

A

de magnetische veld werkt terug op de eerste spoel hierdoor beinvloeden ze elkaar

86
Q

de werking van een transformator is berust op

A

wederzijdse inductie

87
Q

Wervelstroom verliezen is een energieverlies die ontstaat doordat

A

een massieve kern opgebouwd is
uit erg veel kortgesloten windingen, in die windingen worden dan ook spanningen geïntroduceerd die weer erg veel kortsluitstroompjes veroorzaken. We noemen dat wervelstromen omdat de richting ervan moeilijk is te bepalen, het kern materiaal heeft weerstand en daarom verwarmen de wervelstroompjes de kern dit heet wervelstroomverliezen

88
Q

wervelstroomverliezen kunnen worden verminderd door

A

de kern te lammeleren ( opbouwen uit dunne okaatjes zacht magnetisch materiaal )

89
Q

lammellen zijn van elkaar gescheden door

A

laklaag of lucht

90
Q

ijzerverliezen zijn

A

hysteresverliezen en wervelstroomverliezen

91
Q

Wat is lerentzkracht

A

Een stroom voerende geleider in een magnetisch veld

92
Q

Waar is lorenztkracht evenredig mee ?

A
  1. veldsterkte
  2. de stroom
  3. De lengte van de geleiders in het veld.
93
Q

Elektrodynamische krachtwerking

A

Stroom voerende geleiders oefenen krachten op elkaar uit bij grote stromen zijn dat krachten die niet te verwaarlozen zijn en waarmee de engineer rekening moet houden bij het construeren van schakelaars en schakelkasten met railsystemen

Plotteling optredende kortsluitstomen kunnen een grote kracht werking veroorzaken in een railsysteem .met een afstand van cm tussen de rails ontstaat op elke strekkende meter rail een kracht van 800n bij een kortsluitstroom van 20 kA

94
Q

hoe ontstaat inductie spanning ?

A

door een stroomverandering in een spoel