WEEK 1 Flashcards

1
Q

U staat voor

A

spanning (volt) v

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

I staat voor

A

stroomsterkte (ampere) A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

R staat voor

A

weerstand = ohm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

E staat voor

A

energie in de eenheid joule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

p staat voor

A

vermogen uitgedrukt in wattage (energie/seconde/js)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wet van ohm formule

A
spanning = stroomsterkte x de weerstand
U = i x R
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wet van ohm zegt

A

hoe hoger de spanning des te hoger de stroom sterkte oftwel stroomterkte is recht evenredig met spanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

volgens de wet van ohm word bij een vaste spanning de stroomsterkte …. naarmate de weerstand hoger is

A

bij een vaste spanning wordt de stroomsterkte lager naarmate de weerstand hoger is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vermogen =

A

energie per seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

1 watt = … J/s

A

1 watt = 1 J/s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vermogen formule

A

energiegebruik/tijd=J/s= watt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rendement formule is

A

nuttige energie/ toegevoegde energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

elektriciteitsgebruik wordt uitgedrukt in

A

kWh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kiloWattuur is het aantal

A

kwh is het aantal kw of k/j aan vermogen maal de duur van het gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vermogen=

A

energie per seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

energiegebruik is ook

A

is ook de hoeveelheid energie per seconde maal de duur van het gebruik in uren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

1joule =

A

1 watt seconde (1ws)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

joule

A

een object van 1Newton een afstand van 1M verplaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

caloerie cal =

A

4.18J= 1gram water 1kalvin verwarmen (veel gebruikt bij voeding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

1 kwh is … MJ

A

kwh = 3.6 Mj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

benzine =

A

35mj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

diesel

A

36mj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hout

A

11mj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

uranium

A

74milioen mj

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

bij serie en parallelschakelingen blijft… hetzelfde

A

spanning en stroom veranderen , vermogen blijft hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

werking zonnepanelen

A

zonnepanelen(gelijkstroom) -> omvormer (wisselspanning ) -> meterkast -> elektronica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

parralel schakeling met zonnepanelen werkt met

A

micro inverters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

serie schakkeling zonnepanelen werkt met

A

string inverter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wat gebeurt er in het industriele proces

A

in het industriele proces van mechaniseren en automatiseren wordt de menselijke arbeid (energie ) vervangen door andere vormen van energie = bijv elektrische energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

voordelen elektrische energie

A
  • gemakkelijk te transporten
  • om te zetten naar andere energie vormen
  • goed te regelen
  • eenvoudig te meten
  • schoon
  • niet erg duur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wat is energietechniek

A

het toepassen van de mogelijkheden die de elektrische energie biedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

de substantie waar alles uit bestaat noemen we

A

materie

materie bevat energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

2 verschillende soorten energie (krachten)

A
potentiele energie (energie van plaats)
kinetische energie (energie van beweging)
34
Q

wat is potentiele energie

A

potentiele energie is de energie die in voorwerp aanwezig of opgeslagen is , als gevolg van de plaatst van dit voorwerp

35
Q

wat is kinetische energie

A

kinetische energie is de energie die een voorwerp heeft doordat het beweegt
(deze energie is afhankelijk van hoe zwaar een voorwerp is)

36
Q

energie wetten

A
  • energie heeft de mogelijk iets te doen
  • steeds als we iets doen of als er wat gebeurt wordt er arbeid verricht en wordt ook energie gebruikt
  • je kan alleen arbeid verichten als energie beschikbaar is
37
Q

andere vormen van energie zijn:

A

-kernenergie , chemische energie, stralingsenergie, geluidsenergie, zonnenergie , windenerige , mechanische energie

38
Q

de belangrijkste vormen voor de opwekking van elektrische energie in de lage landen zijn

A
  • zonne-energie
  • windenergie
  • kernenergie
39
Q

120 windturbines staan gelijk aan .. kolen centralen

A

120 windturbines staan gelijk aan 1 kolen centrale

40
Q

voordelen kernenergie

A
  • het is schoner dan kolen

- betrouwbare dan zon en windenergie

41
Q

de grondstoffen die elektriciteitscentrales gebruiken om elektrische energie te maken zijn

A

steenkool, poederkool, olie , gas , splijtstof

42
Q

in een kerncentrale wordt

A

de energie van de grondstoffen worden overgezet naar bewegingsenergie

43
Q

een combinatie van een turbine en een generator noemen we

A

een turbogenarator (genarator is nodig voor het te verkrijgen van elektrische energie (hier in wordt spanning opgewekt )

44
Q

elektrische energie kan worden omgezet naar

A

licht, beweging , geluid , warmte

45
Q

de volgorde van het elektriciteits proces

A

grondstof-> verbranding -> beweging -> elektriciteit

tussen elk stap is energie overdracht

46
Q

in een generator wordt

A

een elektrische spanning opgewekt ( die wat kan worden getransporteerd via kabels )

47
Q

wat zorgt voor het transport van elektriciteit

A

elektronen

48
Q

wat is een elektron

A

een elektron kan een onderdeel van een materiaal zijn of zich vrij in de ruimte bewegen

49
Q

bij transport van elektische energie is

A

spanning de stuwende kracht

50
Q

spanning is het

A

spanning is het verschil in elektrische potentiele energie tussen twee punten

51
Q

een elektrische spanning kan worden veroorzaakt door

A

een elektrische veld, elektrische stroom door een magnetisch veld , magnetisch veld

52
Q

de spanning is de voorwaarde

A

de spanning is de voorwaarde voor een eventuele elektronenbeweging

53
Q

elektron wetten

A
  • elk elektron bevat de zelfde hoeveelheid lading

- een electron is de kleinste hoeveelheid elektriciteti die bestaat

54
Q

eenheid lading is

A

coulomb Q

55
Q

stroom wetten

A
  • een elektrische stroom is verplaatsing van veel negatief geladen elektronen
  • richting stroom is van plus naar min
  • eenheid elektrishce stroom is amphere
56
Q

een elektrische stroom is een

A

een elektrische stroom is een verplaatsing van lading onder invloed van het verschil in elektrische potentiele energie

57
Q

wat is een geleider

A

een geleider is een materiaal of een voorwerp dat elektrische stroom doorlaat

58
Q

de hoeveelheid elektrische energie die kan worden gebrukt of getransporteerdt is recht evenredig met

A
  • de hoeveelheid lading
58
Q

de hoeveelheid elektrische energie die kan worden gebrukt of getransporteerdt is recht evenredig met

A
  • de hoeveelheid lading Q
  • de groote van spanning U
    W=QU
    dit betekent als de lading groter wordt dan wordt de enrgie ook groter dus ook als de spannig hoger wordt wordt de energie ook hoger
59
Q

elektrische grootheden

A
Kj = kilojoule
Mj = megajoule 
KWh= kilowatuur 
mWh= Megawatuur 
Kilo = k= 10^3 (10x10x10)
Mega=M=10^6 (10x10x10x10x10x10)
60
Q

energie wordt ook uitgedrukt in newtonmeter nm of in watt-seconde ws

A

1joule = 1nm= 1ws

61
Q

de energie die per seconde beschikbaar is noem je

A

vermogen

62
Q

eenheid vermogen is

A

p van watt = p= u x i

63
Q

wat is weerstand

A

weerstand is de eigenschap van een bepaalde materiaal die aangeeft hoe goed of hoe slecht een stroom door het materiaal kan gaan

64
Q

materiale die goed geleiden hebben een .. weerstand

A

lage weerstand

65
Q

isolatiematerialen hebben een … weerstand

A

hoge weerstand

elke geleider heeft weerstand

66
Q

de eenheid van weerstand is

A

ohm

67
Q

elektrische geleiding is het

A

elektrische geleiding is het transport van elektrische energie

68
Q

neemt de weerstand toe dan wordt de

A

neemt de weerstand toe dan wordt de stroom kleiner dus ook de geleidbaarheid wordt minder

69
Q

de geleidbaarheid is het

A

is het gemakt waarmee de elektrische geleiding verloopt

70
Q

de eenheid van geleidbaarheid is

A

siemens S

71
Q

wat wordt er bedoelt met erergieverliezen van het transport

A

een deel van de energie gaat tijdens het transport verloren in geleiders

72
Q

hoe kunnen energieverliezen worden tegen gegaan

A

om energie verliezen zo laag mogelijk te houden wordt de spanning voor het transporrt omhoog getransformeerd

73
Q

wet van ohm

A

in een gesloten stroomkring neemt de stroom evenredig toe met de groote van de aangelegde spanning
- de verhouding tussen die spanning en die stroom is de weerstand van de stroom kring

74
Q

in een gesloten stroomkring zijn steeds

A
  • spanningsverliezen (niet afhankelijk van de tijd )

- energieverliezen (afhankelijk van de tijd )

75
Q

wat wordt bedoelt met rendement van energie transport

A

de verhouding tussen de energie na het transport en voor het transport noemen we het rendement van energie transport

76
Q

wat doet een elektromotor

A

een elektromotor zet de toegevoerde elektrische energie om in een draaiende beweging van de as van de motor (mechanische energie)

77
Q

de hoeveelheid energie de as kan afgeven wordt bepaald door

A

de askoppel van de as

78
Q

de groote van de as koppel afhankelijk van

A

de afgegeven PA en de hoeksnelheid

79
Q

de hoeksnelheid (rotatiesnelheid )is de

A

verandering in de tijd van de hoek die wordt doorlopen bij het rondraaien van de as

  • eenheid van de hoeksnelheid is radialen per seconden
  • de hoeksnelheid wordt ook rotatiesnelheid genoemd
80
Q

spanning bereken je door

A

u=i x r u =spanning i is V u=W

81
Q

wat is watpiek

A

wattpiek is de meeteenheid voor zonnecellen doe wordt gebruikt voor zonnepanelen