week 2 Flashcards

1
Q

Wat houd pack-years in bij mensen die roken?

A

het aantal pakjes per dag x het aantal jaar dat ze gerookt hebben.

  • hoelang iemand heeft gerookt is ook van belang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn lokale symptomen van tumorgroei in de longen?

  • luchtweg
  • pleuravocht
  • pleura/thoraxwandingroei
  • ingroei nervus recurrent
  • oesophaguscompressie
A

(centrale) luchtweg
- hoest
- sputum
- infectie
- hemoptoe
- dyspnoe

pleuravocht
- dyspneu, hoest, pijn

pleura/thoraxwandingroei
- pijn

ingroei nervus recurrent
- heesheid

oeaophaguscompressie
- passagestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het vena cava superior syndroom? Hoe presenteert de patiënt zich

A

Een tumor in de rechterlong groeit in of om de v. cava superior heen. Dit kan compressie geven op de v. cava superior –> stuwing, patiënt presenteert zich met een gezwollen hals, gelaat, gestuwde halveren, hoofdpijn of vaattekeningen op de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het Horner syndroom? Hoe presenteert de patiënt zich?

A

de sympatsiche zenuwstreng wordt aangetast (plexus brachialis), dit wordt veroorzaakt door een tumor in de longtop.
patiënten presenteren zich met: schouderklachten, miosis (vernauwde pupil), ptosis (afhangend ooglid), anhidrosis (niet kunnen zweten) en enoftalmie (terugzakken van oogbol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het pancoast syndroom? en hoe presenteert het zich bij de patiënt

A

Door superior sulcus tumor van long als gevolg van ingroei van plexus brachhialis

  • pijn in schouder uitstralend naar (arm)
  • syndroom van Horner heb je er dan al bij
  • zwakte en atrofie van handmusculatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat te doen bij verdenking op longcarcinoom?

A
  • weefseldiagnostiek: niet-kleincellig vs kleincellig vs andere diagnose
  • stadiering
  • pre-operatief onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe ziet de anamnese eruit voor een longcarcinoom?

A
  • moeheid
  • klachten door tumor (hoest etc)
  • vraag naar voorkomende metastasen
  • neuro klachten, botpijnen

WHO-PS (performance status) willen we ook graag weten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar kijken we naar bij lichamelijk onderzoek van iemand die verdacht wordt van longcarcinoom?

A
  • gewichtsverlies > 10kg in 3 maanden
  • lymfadenopathie
  • heesheid
  • vena ava superior syndroom
  • hepatomegalie
  • weke delen zwelling
  • kloppijn van de wervelkolom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een mesothelioom?

A

tumor uitgaande van de longvliezen = pleura
- groeit diffuse over de pleura
- veroorzaakt door asbest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het verschil tussen adenocarcinoom en plaveiselcelcarcinoom?

A

zegt iets over de klieren
- vaak buisvormig

plaveiselcelcarcinoom
- verhoorning
- sterk in verband met roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is kenmerkend voor adenocarcinomen in SITU?

A
  • verdikte tussenschotten
  • multifocaal (kunnen op meerdere plaatsen in de long voorkomen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een PET-scan en wat kunnen we hiermee opsporen?

A
  • detecteert radio-actief suikermoleculen
  • opname in weefsel met hoger metabolisme
  • bijna totale body scan
  • onverwachte M1 bevinding (10%)
  • mediastinum is beter te beoordelen tov een CT scan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vorm van diagnostiek wordt gebruikt voor de beoordeling van de verdenking op longkanker?

A

Een bronchoscopie, geeft informatie over de uitbreiding van de tumor. Gaat via een de luchtpijp naar binnen met behulp van een videochip

  • zeer gevoelig voor centrale tumoren: 88%
  • perifere tumoren, lagere sensitiviteit: 33%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen endoscopic ultrasound system(EUS) en endo bronchial ultrasound EBUS?

A

EUS: via de slokdarm onder echoscopie een punctie genomen
- linkszijdig deel bovenste deel mediastinum
- subcarinale klier
- onderste deel mediastinium beiderzijds
- linker (en rechter) bijnier (via de maag)

EBUS: wordt via de trachea een punctie afgenomen.
- bovenste deel mediastinum beiderzijds
- subcarinale klier
- hilaire klieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg het TNM stagnering systeem uit?

A

T: tumor grootte/locatie
N: lymfeklier uitzaaiing
M: uitzaaiingen naar andere organen

N1: in de hilus van dezelfde long als de tumor
N2: tussen de longen in, maar aan dezelfde kant als de tumor
N3: lymfemetastase in andere deel van de long als waar de tumor zich bevind.

M0: geen metastasen op afstand;
M1: metastasen op afstand. Vaak in de hersenen, bot , bijnieren, lever, pleura en het pericard en sporadisch in de darm, huid en ogen etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom stadieren we?

A

1.
2.

17
Q

welke onderzoeken worden gedaan om te kijken of een patiënt operabel is?

A
  • longfunctie-onderzoek
    • spirometrie, diffusiecapaciteit
    • inspanningstest
  • cardiologisch onderzoek
  • voedingstoestand
  • performance status
18
Q

Wat is er belangrijk bij een long resectie?

A

**principes van een oncologische longresectie **
- anatomische resectie (kwab of long)
- vrije sneevlakken
- lymfklierdissectie (N1 en N2 stations)

irradicale resectie niet zinvol

19
Q

Hoeveel procent van de patiënten met longkanker verschijnen bij de chirurg?

A

25%

bij overige patiënten
- metastasen
- irresectabel
- inoperabel

20
Q

Wat is de standaardbehandeling voor longkanker geworden?

A

chemoradiotherapie, gevolgd door immuuntherapie
- concurrent is beter dan sequentieel
- meer toxiciteit (slokdarm, longen)

21
Q

Hoe behandelen we kliencellig longcarcinoom?

A
  • St I, II operatie gevolgd door chemotherapie
  • st III: chemo radiotherapie
  • St IV chemotherapie
  • echter: laatste jaren geen echte nieuwe behandelingen beschikbaar, maar beperkt effect van immunotherapie
22
Q

Waar moet op gelet worden bij een pleurapunctie?

A

het is belangrijk om naar het aspect van het vocht te kijken
- transsudaat: helder –> duid op overvulling
- eiwitrijk exsudaat: geel/oranje achtige vocht wat duid op ontsteking

23
Q

hoeveel ml mag maximaal worden afgenomen bij iemand met een pleurapunctie? wat zijn anders de risico’s?

A

1500 ml, bij meer als 1500 ml dit omdat de patiënt dan kan flauwvallen door groot vochtverlies.

24
Q
A
25
Q
A
25
Q
A
26
Q

Wat zijn contra-indicaties voor een pleurapunctie?

A
  1. bloedverdunners
  2. laag trombocyten aantal
27
Q

Wat houd pleurodese in?

A

de pleurabladen worden met talk aan elkaar geplakt, dit veroorzaakt een ontstekingsreactie waardoor de pleurabladen aan elkaar blijven zitten.

andere middelen zijn: tetracycline en bleomycine

28
Q

Wat wordt in palliatieve zorg gebruikt met mensen die terug vocht in de pleuraholte krijgen?
wanneer is dit geïndiceerd?

A

getunnelde pleura catheter, hiermee kunnen mensen naar huis.

Alleen geïndiceerd bij maligne pleuravocht.

29
Q

Wat wordt bedoeld met nociceptieve pijn en hoe wordt deze pijn bestreden?

A

Is pijn wat ontstaat door ontstekingsreactie ten gevolge van weefselbeschadiging.

WHO Ladder:
- stap 1: NSAID en paracetamol
- stap 2: zwak opbod met nasi of paracetamol
- stap 3: sterk opioid met NSAID of paracetamo
- stap 4: sterk opbied parenteraal

30
Q
A