week 2 Flashcards

1
Q

enculturatie

A

aanleren van culturele kenmerken, het verwerven van de cultuur waarin je leeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

acculturatie

A

proces van beïnvloeden wanneer verschillende culturele groepen langdurig met elkaar in contact komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

integratie

A

eigenwaarde handhaven en contact met nieuwe samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

assimilatie

A

eigenwaarde net tot weinig handhaven, nieuwe cultuur helemaal aannemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

separatie

A

geen contact willen met nieuwe cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

marginalisatie

A

eigenwaarde niet belangrijk vinden en weinig contact met nieuwe samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cultuurshock

A

opgedoken enthousiast
frustratie en woede
opleven en doorzetten
inleven en waarderen
wennen aan thuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

culturalisme

A

het zien en aanspreken van iemand als vertegenwoordiger van zijn of haar cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

risico’s van culturaliserende benadering

A

reductie van een persoon
generalisatie en stereotypering
culturele exotisering
wij zij denken
oneigenlijke legitimatie
cultuur is alles bepalend
brengt mens uit balans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

systemische benadering

A

helpt een mens van zijn cultuur te scheiden naar een uniek persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

deculturalisatie

A

persoon als vertrekpunt nemen en niet de cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

twee principes van deculturalisatie

A

erkende gelijkheid
erkende verscheidenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

drie niveaus van communicatie

A

inhoudsniveau
betrekkingsniveau
niveau van sociale omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

inhoudsniveau

A

alle feitelijke informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

betrekkingsniveau

A

hoe gaan mensen met elkaar om, non verbaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

niveau van sociale omgeving

A

communicatie door culturen en collectieven

17
Q

Topoi model

A

Taal
Ordening
personen
organisatie
inzet

18
Q

context van taal

A

scene
participanten
opeenvolging van taalstappen
stemming
vorm van communicatie
verpakking

19
Q

lage context

A

direct
duidelijk
expliciet
Nederland

20
Q

hoge context

A

indirect
impliciet
vriendelijk (non verbaal )
Japan

21
Q

denotatief

A

letterlijke betekenis

22
Q

connotatief

A

emotionele waarde van een woord