Nana Flashcards

1
Q

Wat is cultuur?

A

de gemeenschappelijke wereld van betekenis die een bepaalde groep kenmerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke twee vormen zijn er van cultuur?

A

artistiek: kunst
Sociaal construct: mensen die zich vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een niet gekozen collectieven?

A

familie, geboorteplaats, etniciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ordening Topoi model

A

zienswijze en denkwijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Topoi model

A

Taal
Ordening
Personen
Organisatie
Inzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

connotatief

A

emotionele waarde van een woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Taal

A

non verbaal en verbaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

personen

A

identiteit en relatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

inzet

A

motieven, emoties, warden, behoeften en verlangens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aspecten van taal

A

1 Context waarin communicatie plaatsvind
2 verbaal
3 Non verbaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Moedertaal

A

expressie: identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe leren we taal?

A

nature: geboren met begrip universele grammatica
Nurture: mentale constustucten moeten eerst vormen voordat de taal geleerd kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

scene

A

locatie van gesprek (sollicitatie, werk, school)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

6 componenten die belangrijk zijn bij de context van taal

A

scene
participanten
opeenvolging taalstappen
stemming
vormcommunicatie
verpakking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

opeenvolging

A

bv vragen pas stellen aan het einde van een presentatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stemming

A

serieus, grappig, informeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

coem van communicatie

A

gesproken, geschreven, via de media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

verpakking

A

impliciet
expliciet
direct
verstopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

paticipanten

A

iedereen die betrokken is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

lage context

A

expliciet
duidelijk
regels
direct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoge context

A

impliciet
indirect
eigen regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

mannelijke communicatie

A

feitelijk
competententief
oplossing zoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

vrouwelijke communicatie

A

begrip willen krijgen
emoties bespreken
relatie gefocust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

impliciete taal

A

taal niet letterlijk, metaforen, humor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

enotief

A

exacte defenitie van een woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

niveau sociale omgeving

A

gedeelde waarden, beelden, praktijkervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

betrekkingsniveau

A

gesprekspartner verteld hun zienswijze (mening)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

inhoudsniveau

A

informatie die gedeeld word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Niveau communicatie

A

inhoudsniveau
betrekkingsniveau
niveau van sociale omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

systeemtheoretische visie

A

focus leggen van de cultuur naar uniek persoon die met elkaar communiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

oneigenlijke legitimatie

A

cultuur word gebruik om eigen slecht gedrag te verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wij zij denken

A

verschillen worden vergroot, gelijkenissen ontkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

culturele exotisering

A

zoeken naar culturele verklaring voor niet goed gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

erectie van persoon

A

wegcijferen in een andere cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

wat is etnocentrisme

A

centraal stellen van je eigen etnische referentie kader. negatief beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

wat is decentreer je referentie kader

A

eigen opvattingen komen minder centraal te staan je stelt je open voor andere culturele betekeningsystemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

wat is cultuurisme

A

het zien en aanspreken van mensen met een andere herkomst als vertegenwoordiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

wennen aan thuis

A

terugkeer thuis wennen moeilijk omschakkelen (reverse cultuur shock)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

opleven en doorzetten

A

thuis voelen steeds meer, door gevoel van humor te begrijpen en levenswijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

inleven en waarderen

A

fase van herstel je begint de cultuur te waarderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

frustratie en woede

A

aanpassing als je blijft en je niet kan aanpassen dan een zenuwinzinking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

wat s frustratie en woede?

A

zet zich in wanneer je voortdurend tegen problemen aanloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

wat is opgetogenheid?

A

enthousiast over je nieuwe lang ontmoet nieuwe mensen tegenslagen zijn makkelijk op te vangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

5 fase van cultuur shock

A

opgetogen
woede en frustratie
opleven en doorzetten
inleven
wennen aan thuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is cultuur?

A

De gemeenschappelijke wereld van betekenissen en gewoonten die een bepaalde sociale groep kenmerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Noem twee betekenissen van cultuur in het dagelijks taalgebruik.

A

Artistieke en intellectuele prestaties.
Sociaal construct.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Geef een voorbeeld van een subcultuur.

A

Jongerencultuur, zoals hiphoppers of gamers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is een collectief?

A

Een sociale groep waarin mensen geboren worden, opgroeien, leven en werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is interculturele communicatie?

A

Communicatie waarin expliciet aandacht is voor de culturele factoren die van invloed zijn op de communicatie.

49
Q

Wat betekent multicollectiviteit?

A

Het behoren tot meerdere sociale groepen tegelijk.

49
Q

Wat betekent multiculturaliteit?

A

Het hebben van meerdere culturele identiteiten.

50
Q

Noem de vier elementen van cultuur.

A

Taal, kennis, waarden en normen, symbolen en rituelen.

51
Q

Wat zijn waarden?

A

Aannames van wat mensen belangrijk, goed, mooi, gezond, passend en juist vinden.

52
Q

Wat zijn normen?

A

Concrete richtlijnen voor het handelen; ze regelen het dagelijks sociaal verkeer.

53
Q

Wat zijn symbolen?

A

Woorden, gebaren, afbeeldingen of voorwerpen met een specifieke betekenis voor de leden van een cultuur.

54
Q

Wat is een culturele bril?

A

Een model van en voor de werkelijkheid dat bepaalt wat opvalt en hoe waarnemingen geïnterpreteerd worden.

55
Q

Wat is enculturatie?

A

Het aanleren van culturele kenmerken binnen de cultuur waarin je geboren bent.

56
Q

Wat is acculturatie?

A

Het proces waarbij culturele groepen elkaars kenmerken overnemen door langdurig contact.

57
Q

Noem de vier acculturatiestrategieën van Berry.

A

Integratie, assimilatie, separatie, marginalisatie.

58
Q

Wat is cultuurshock?

A

Het gevoel van desoriëntatie en stress dat mensen ervaren wanneer ze in een nieuwe, onbekende cultuur terechtkomen.

59
Q

Wat is reverse culture shock?

A

Moeite met terugkeer naar de eigen cultuur na een langdurig verblijf in een andere cultuur.

60
Q

Wat is een inclusieve benadering?

A

Het beogen en bevorderen van het heil van de ander, en het doorbreken van wij/zij-denken.

60
Q

Wat is culturalisme?

A

Het zien en aanspreken van mensen als vertegenwoordigers van hun cultuur of religie.

61
Q

Wat is deculturalisatie?

A

De persoon als vertrekpunt nemen in communicatie, niet de cultuur.

62
Q

Wat is hoge context communicatie?

A

Communicatie waarin veel informatie impliciet en onuitgesproken is.

63
Q

Wat is lage context communicatie?

A

Communicatie waarin de meeste informatie expliciet en duidelijk wordt gecommuniceerd.

64
Q

Wat is verbale communicatie?

A

De communicatie van woorden, zowel gesproken als geschreven.

65
Q

Wat is non-verbale communicatie?

A

Alle niet-gesproken communicatie, zoals gebaren, gelaatsuitdrukking, lichaamstaal.

66
Q

Wat zijn de componenten van verbale taal?

A

Klanken, morfemen, grammatica, relatie woord-ding, pragmatics.

67
Q

Wat is een directieve communicatiestijl?

A

Een stijl waarbij zaken expliciet en direct gevraagd en besproken worden.

67
Q

Wat is een indirecte communicatiestijl?

A

Een stijl waarbij verbale boodschappen meer impliciet en camouflerend zijn.

68
Q

Wat betekent inductieve stijl?

A

Eerst de bijzaken vertellen en dan tot de hoofdzaak komen.

68
Q

Wat betekent deductieve stijl?

A

Beginnen met de hoofdzaak en dan de bijzaken toelichten.

69
Q

Wat is het verschil tussen een mannelijke en vrouwelijke communicatiestijl?

A

Mannelijke stijl bevestigt positie in de hierarchie, vrouwelijke stijl bevestigt de relatie met de gesprekspartner.

70
Q

Wat zijn culturele symbolen?

A

Voorwerpen, afbeeldingen, woorden of gebaren met specifieke betekenissen binnen een cultuur.

71
Q

Wat zijn contextuele aanwijzingen?

A

Verbale en non-verbale signalen die helpen de context van een gesprek te begrijpen.

71
Q

Wat is het TOPOI-model?

A

Een model voor interculturele communicatie bestaande uit Taal, Ordening, Personen, Organisatie, Inzet.

72
Q

Wat is de scene in een gesprek?

A

Het karakter van de communicatie, zoals een vergadering of sollicitatiegesprek.

73
Q

Wat is de rol van de setting in communicatie?

A

De locatie, tijdstip en inrichting van de ruimte waarin een gesprek plaatsvindt.

74
Q

Wat is de invloed van sociale representaties op communicatie?

A

Collectief gedeelde waarden, beelden, en opvattingen die communicatie beïnvloeden.

75
Q

Wat is pragmatics in verbale taal?

A

Het effect van taal in de sociale context.

76
Q

Wat is het belang van de eigen taal in interculturele communicatie?

A

Het is diep verbonden met persoonlijke identiteit en helpt mensen hun gevoelens en gedachten het beste uit te drukken.

76
Q

Waarom is het belangrijk om de context van een communicatie te begrijpen in interculturele situaties?

A

Omdat de context helpt bij het interpreteren van de betekenis van wat wordt gezegd en gedaan.

77
Q

Hoe beïnvloedt de setting van een gesprek de communicatie?

A

De setting bepaalt de locatie, het tijdstip en de inrichting van de ruimte, wat invloed heeft op hoe comfortabel en effectief de communicatie is.

78
Q

Wat wordt bedoeld met het genre en script van een communicatie?

A

Genre is een talige gebeurtenis met voorspelbare taalhandelingen (het script) in een bepaalde situatie met bepaalde deelnemers en gedragsvormen.

79
Q

Hoe kan een hoge context communicatie leiden tot misverstanden in een lage context cultuur?

A

In hoge context communicatie wordt veel informatie impliciet gecommuniceerd, wat verwarrend kan zijn voor iemand uit een lage context cultuur waar expliciete communicatie gebruikelijk is.

79
Q

Waarom kan non-verbale communicatie tegenstrijdige betekenissen hebben?

A

Omdat dezelfde gebaren en uitdrukkingen in verschillende culturen verschillende betekenissen kunnen hebben.

80
Q

Wat zijn de risico’s van een culturaliserende benadering?

A

Reductie van een persoon tot zijn culturele identiteit, generalisatie en stereotypering, culturele exotisering, wij/zij-denken, oneigenlijke legitimatie van handelen, en het uit balans brengen van mensen.

81
Q

Waarom is het belangrijk om achtergrondkennis te hebben bij interculturele communicatie?

A

Het helpt patronen in gedragingen en opvattingen te herkennen en te begrijpen, wat etnocentrisme vermindert.

81
Q

Wat is de rol van sociale representaties in interculturele communicatie?

A

Sociale representaties zijn collectief gedeelde waarden, normen en opvattingen die onbewust communicatie beïnvloeden en misverstanden kunnen veroorzaken.

82
Q

Hoe kan etnocentrisme de communicatie belemmeren?

A

Door het centraal stellen van je eigen etnische referentiekader en negatief oordelen over andere culturen.

83
Q

Wat zijn de belangrijkste principes van inclusief denken en handelen?

A

Erkende gelijkheid en erkende verscheidenheid, die samen zorgen voor een respectvolle en effectieve communicatie.

84
Q

Wat is een voorbeeld van een contextuele aanwijzing in communicatie?

A

Een begroeting zoals “hallo, hoe gaat het?” die het genre van de gebeurtenis als een begroeting vaststelt.

85
Q

Hoe kan het TOPOI-model helpen bij interculturele communicatie?

A

Het model biedt een handvat om misverstanden op te sporen en aan te pakken door de focus te leggen op Taal, Ordening, Personen, Organisatie, en Inzet.

86
Q

Hoe beïnvloeden waarden en normen de communicatie?

A

Waarden en normen bepalen wat als belangrijk en passend wordt beschouwd in een cultuur, wat invloed heeft op hoe mensen communiceren en reageren.

87
Q

Wat is het verschil tussen symbolen en rituelen in een cultuur?

A

Symbolen zijn objecten of gebaren met specifieke betekenissen, terwijl rituelen sociaal essentiële activiteiten zijn, zoals ceremonies.

88
Q

Hoe beïnvloedt de kern van een cultuur (identiteit) de communicatie?

A

De kern bevat de waarden en overtuigingen die de basis vormen voor hoe mensen denken en communiceren.

89
Q

Waarom is acculturatie een tweerichtingsproces?

A

Omdat beide culturele groepen elementen van elkaar overnemen, hoewel de minderheidsgroep meestal meer verandert.

90
Q

Wat zijn de voordelen van integratie als acculturatiestrategie?

A

Het behoudt de eigen cultuur terwijl het tegelijkertijd interactie en aanpassing aan de nieuwe cultuur bevordert.

91
Q

Hoe kan frustratie en woede tijdens een cultuurshock worden aangepakt?

A

Door bewustzijn en begrip van de cultuurshock, en door ondersteuning te zoeken en copingstrategieën te gebruiken.

92
Q

Waarom kan reverse culture shock optreden?

A

Omdat de persoon gewend is geraakt aan de nieuwe cultuur en moeite heeft om zich weer aan te passen aan de eigen cultuur.

93
Q

Wat is het belang van rolbewustzijn in interculturele communicatie?

A

Rolbewustzijn helpt te begrijpen hoe verschillende rollen en status binnen een cultuur de communicatie beïnvloeden.

94
Q

Hoe kan taaloverdracht leiden tot fouten in communicatie?

A

Verschillen tussen moedertaal en nieuwe taal kunnen leiden tot verkeerde uitspraak, woordvorming en zinsconstructies.

95
Q

Wat is een voorbeeld van een cultuurgebonden pragmatische fout in taalgebruik?

A

Het gebruik van informele taal in een formele situatie, wat als onbeleefd kan worden beschouwd.

96
Q

Hoe beïnvloedt een directe communicatiestijl de perceptie van een persoon in een indirecte cultuur?

A

De persoon kan als te direct, nieuwsgierig of onbeleefd worden gezien.

97
Q

Wat zijn de kenmerken van een affectieve communicatiestijl?

A

Gericht op de ontvanger van de boodschap, met expressieve non-verbale taal en sterke emotionele intonatie.

98
Q

Hoe kan inductieve communicatie leiden tot misverstanden met een deductief georiënteerde gesprekspartner?

A

De inductieve stijl kan als omslachtig worden ervaren, waardoor de kern van de boodschap niet duidelijk overkomt.

99
Q

Waarom is het belangrijk om de moedertaal van een cliënt te respecteren in interculturele communicatie?

A

De moedertaal is diep verbonden met de identiteit en emoties van een persoon, en helpt hen zich beter uit te drukken.

100
Q

Wat zijn de uitdagingen van interculturele communicatie in een professionele setting?

A

Verschillen in communicatiestijlen, taalbarrières, culturele misverstanden en vooroordelen.

101
Q

Hoe kan het begrip van culturele verschillen de effectiviteit van een team verbeteren?

A

Door wederzijds respect en begrip te bevorderen, wat leidt tot betere samenwerking en probleemoplossing.

102
Q

Wat is de rol van non-verbale communicatie in interculturele interacties?

A

Non-verbale signalen kunnen vaak meer betekenis overbrengen dan woorden, maar zijn ook vatbaarder voor misverstanden.

103
Q

Hoe kan men omgaan met een cultuurshock bij migratie?

A

Door bewustzijn van de fases van cultuurshock, sociale steun te zoeken, en open te staan voor nieuwe ervaringen.

104
Q

Waarom is het belangrijk om culturele waarden en normen te leren bij acculturatie?

A

Omdat ze de basis vormen voor het begrijpen en navigeren van de nieuwe samenleving.

105
Q

Wat is het verschil tussen separatie en marginalisatie als acculturatiestrategieën?

A

Separatie houdt vast aan de eigen cultuur zonder contact met de nieuwe, terwijl marginalisatie geen contact heeft met beide culturen.

106
Q

Hoe beïnvloedt de scene van een communicatie de interpretatie ervan?

A

De scene omvat de setting, het karakter van de communicatie, en het onderwerp, wat de context voor interpretatie biedt.

107
Q

Hoe kan een inclusieve benadering culturele barrières overwinnen?

A

Door het bevorderen van wederzijds respect, erkenning van verschillen en gelijke behandeling.

108
Q

Wat zijn de implicaties van wij/zij-denken in interculturele communicatie?

A

Het leidt tot uitsluiting, vooroordelen en misverstanden tussen groepen.

109
Q

Wat is het belang van persoonlijke verhalen in deculturalisatie?

A

Persoonlijke verhalen helpen de unieke ervaringen en perspectieven van individuen te begrijpen, los van hun culturele achtergrond.

110
Q

Waarom kan een culturaliserende benadering leiden tot handelingsverlegenheid bij professionals?

A

Omdat professionals zich onzeker kunnen voelen over hoe ze moeten communiceren en handelen met mensen van verschillende culturen.

110
Q

Wat is de meerwaarde van het TOPOI-model in interculturele gespreksvoering?

A

Het helpt bij het identificeren en aanpakken van misverstanden door te focussen op vijf verschillende gebieden van communicatie.

111
Q

Hoe kan men de effecten van sociale representaties op communicatie herkennen en minimaliseren?

A

Door bewust te zijn van collectieve opvattingen en vooroordelen, en actief te werken aan inclusieve en respectvolle communicatie.

111
Q

Wat zijn de belangrijkste componenten van non-verbale communicatie?

A

Gebaren, gelaatsuitdrukkingen, lichaamshouding, oogcontact, stemgebruik, en fysieke afstand.