Week 2 Flashcards

1
Q

Wat zijn symptomen van hypothyreoidie?

A
  • Koude intolerantie
  • Droge huid
  • Moeheid
  • Trage hartslag
  • Gewichtstoename
  • Spierzwakte
  • Obstipatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn symptomen van hyperthyreoidie?

A
  • Hitte intolerantie
  • Vochtige huid
  • Moeheid
  • Snelle hartslag
  • Gewichtsverlies
  • Spierverlies
  • Diarree
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt de hypothalamus hypofyse schildklier as?

A
  • Hypothalamus maakt TRH
  • Hypofyse maakt daardoor TSH
  • Schildklier maakt daardoor T4
  • Lever zet T4 om in T3
  • T4 kan lokaal in hypothalamus en hypofyse omgezet worden in T3 wat voor negatieve feedback zorgt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de normaalwaarden van TSH?

A

0,4 - 4,3 mU/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de normaalwaarden van vrij T4 (FT4)?

A

11 - 25 pmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe zijn de FT4 en de TSH concentraties bij primaire hyperthyreoidie?

A

FT4 verhoogd en TSH verlaagd (negatieve feedback zonder nut)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe is de concentratie van FT4 en TSH bij primaire hypothyreoidie?

A

Verlaagd FT4 en verhoogd TSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke stappen vindt synthese van het schildklierhormoon plaats?

A
  1. Opname jodium in thyrocyt via NIS (afhankelijk van Na/K-ATPase)
  2. Afgifte van jodide aan colloïd via pendrine (passief)
  3. Jodering van tyrosine: inbouw jodium in thyreoglobuline, DIT, MIT, etc.
  4. Koppeling van jodotyrosines
  5. T4 secretie: terug opname van Tg in thyrocyt waarbij eiwit waar T4 aan vast zit wordt afgebroken en DEHAL MIT en DIT weer omzet in jodide wat hergebruikt kan worden. Secretie van zowel T3 als T4 naar bloed door MCT8.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het voornaamste nut van TPO?

A

Koppeling van jodide aan tyrosine wat zorgt voor de vorming van MIT, DIT en thyroxine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 2 medicijnen remmen TPO?

A

Strumazol en PTU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan het dat er een enorm reservoir is aan schildklierhormoon?

A

Omdat het grootste deel van schildklierhormoon is gebonden aan serum eiwitten, alleen de vrije fractie hormoon is beschikbaar voor biologische activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het gevolg van binding van TSH aan TSHR?

A
  • Groei en proliferatie van de cel
  • schildklierhormoon synthese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is er aan de hand bij de ziekte van Graves?

A

Antistoffen voor TSHR activeren constant TSHR waardoor SKH productie sterk stijgt en er hyperplasie optreedt van de schildklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

D1:
- Welke weefsels
- Functie
- Voorkeur substraat

A
  • Lever, nieren, schildklier
  • Plasma T3 produceren, klaring van rT3
  • rT3»T4 = T3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

D2:
- Weefsels
- Functie
- Voorkeur substraat

A
  • Hersenen, hypofyse, bruin vet, schilklier, skeletspieren
  • Lokale T3 productie (vooral in hersenen)
  • T4> rT3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

D3
- Weefsels
- Functie
- Voorkeur substraat

A
  • Hersenen, placenta, foetaal weefsel
  • T3 en T4 klaring en rT3 productie
  • T3 >T4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is AHDS?

A

MCT8 deficiëntie, x-chromosomaal, hypotonie, moeite met hoofd omhoog houden, kan niet zitten/staan/lopen, gereduceerde lengte, zeer laag lichaamsgewicht, snelle hartslag. Perifere hyperthyreoidie maar hypothyreoidie in de hersenen. MCT8 kan in hersenen niet SKH opnemen, in perifere weefsels zijn er andere transporters die de functie van MCT8 over kunnen waardoor hier een hyperthyreoidie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke cellen worden getraind voor zelf versus non-zelf te herkennen?

A
  • T-lymfocyten: thymus
  • B-lymfocyten: beenmerg
    Bij niet goede training auto-immuun ziekte
    Worden gecontroleerd of receptoren lichaamseigen dingen herkennen en als dat zo is dan wordt de cel kapot gemaakt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Sommige lymfocyten gaan met een fout herkenningsmechanisme het bloed in, hoe worden deze cellen alsnog gereguleerd zodat er geen afbraak van lichaamseigen weefsels plaatsvindt?

A

Regulatoire T-lymfocyten merken deze cellen op en maken ze kapot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 2 type auto-immuunziekten zijn er?

A
  • Systemische: alle weefsels worden aangedaan
  • Orgaanspecifieke: met name 1 orgaan is aangedaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het probleem bij Hashimoto thyreoiditis?

A

Destructie van schildklier, te weinig schildklierhormoon: hypothyreoidie. Kan initieel als hyperthyreoidie presenteren vanwege acute destructie en vrijkomen van SKH.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de klachten bij Hashimoto thyreoiditis?

A
  1. Traag, snel moe, gewichtstoename, snel koud
  2. Accumulatie van matrix glycosaminoglycanen in weefsel, vergrote tong, verdikte huid, oedeem in gelaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is er aan de hand bij de ziekte van Graves?

A

Schildklier maakt teveel SKH, hyperthyreoïdie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de symptomen bij de ziekte van Graves?

A
  1. Hartkloppingen, nerveus, gewichtsverlies, warmte-intolerantie, overmatig zweten
  2. hyperpigmentatie, dun haar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is kenmerkende pathofysiologie van Hashimoto?

A
  • Forse infiltratie van T en B lymfocyten en andere immuuncellen
  • Veel schade
  • Lokaal geactiveerde auto-reactieve T-lymfocyten (tegen thyreoglobuline)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is kenmerkende pathofysiologie van de ziekte van Graves?

A
  • Minimale infiltratie T lymfocyten
  • Beperkte schade
  • Lokaal geactiveerde auto-reactieve T-lymfocyten (tegen TSHR)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke auto-antistoffen heb je bij Hashimoto?

A

Tegen Tg en TPO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke auto-antistoffen heb je bij ziekte van Graves?

A

Antistoffen tegen Tg en TPO ook wel aanwezig, maar vooral stimulerende antistoffen tegen TSHR, dus auto-antistof gedreven schildklier activatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe zorgt Hashimoto voor schade?

A
  • CD8+ cellen schaden
  • CD4+ cellen met IFN-gamma zorgen voor macrofaag, schade
  • anti-TPO-Ig -> via antistofafhankelijke cellulaire cytotoxie ook schade door natural killer cel
    “Cel gemedieerde auto-immuun respons”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe werkt neonatale Graves?

A

Antistoffen voor TSHR worden over placenta overgedragen in laatste trimester van zwangerschap. Kind krijgt het dus ook, na aantal maanden na geboorte neemt het weer af want kind gaat het zelf maken. Klachten veelal hetzelfde als normale Graves

32
Q

Wat zijn de risicofactoren voor auto-immuun schildklierziekten?

A
  • Hoge jodium inname
  • Roken
  • Infectie
  • Stressvolle levensgebeurtenissen (psychologische stress)
  • Geslacht/genetica, veel vaker bij vrouwen
33
Q

Hoe kenmerkt zich Graves’ ophthalmopathie?

A
  • Oedeem
  • Exophtalmus
  • Ontsteking
  • Corneale ulceraties
  • Blindheid
34
Q

Waarom leidt de ziekte van Graves tot de problemen met de ogen (Graves’ ophthalmopathie)?

A

Fibroblasten in de zachte weefsels rond de ogen brengen TSHR tot expressie, cellen raken geactiveerd door grote activatie van TSHR waardoor ze gaan prolifereren.

35
Q

Hoe is Graves’ ophthalmopathie te behandelen?

A
  • Controleren van hyperthyreoidie
  • Milde GO: afwachtend, selenium supplementatie
  • Matig-ernstige GO: corticosteroïden, rehabilatieve chirurgie
  • Visusbedreigende GO: hoge dosis corticosteroïden, operatief (decompressie)
36
Q

Wat is cretinisme?

A

Ernstige congenitale hypothyreoidie, vaak ten gevolge van een ernstig jodiumtekort.

37
Q

Wat is het chronologische verloop van een jodiumdeficiëntie?

A
  • Eerste fase gaat NIS harder werken en is er TSH stimulatie (gevolg is groei van schildklier)
  • Daarna gaat de schildklier T3 produceren ten koste van T4 om jodium te besparen.
38
Q

Wat zijn de klinische tekenen van hypothyreoïdie?

A
  • Myxoedeem (non-pitting)
  • Periorbitaal oedeem
  • Vertraagde achillespees reflex
  • Dikke tong
  • Bradycardie
  • Pleuravocht of pericardvocht
  • Ascites
  • Spierzwakte
39
Q

Wat zijn de oorzaken van een secundaire hypothyreoidie?

A
  • Hypofysair (geïsoleerde) hypothyreoïdie
  • Sheehan’s syndroom (tijdens zwangerschap hogere doorbloeding door hypofyse, tijdens zwangerschap bloedverlies en dan schade)
  • Hypofyseadenoom
  • Suprasellaire oorzaken
39
Q

Wat is de behandeling van hypothyreoïdie?

A

Levothyroxine, oftewel T4

40
Q

Wat neemt toe tijdens zwangerschap en waarom?

A

Verhoging van hCG, verhoging vrij T4
Omdat er verhoogde behoefte is voor transport en metabolisme, forse stijging in TBG concentraties, foetale behoefte aan schildklierhormoon.

41
Q

Wat is het verschil tussen thyreotoxicose en hyperthyreoidie?

A
  • Thyreotoxicose: Teveel aan schildklierhormoon in e circulatie en weefsels
  • Hyperthyreoidie: Thyreotoxicose als gevolg van een overmatige schildklierhormoonproductie
42
Q

Wat zijn oorzaken van thyreotoxicose?

A
  • M. Graves
  • Thyreoiditis
  • Hete nodus (toxisch adenoom)
  • Multinodulair struma)
  • Factitia
  • TSHoma
  • Struma ovarii
  • Hyperemesis gravidarum
43
Q

Hoe is thyreotoxicose te diagnosticeren?

A
  • TSH-R Ab’s
  • 123-I scintigrafie
44
Q

Hoe is een hete nodus te bestrijden?

A

I-131 toedienen, wordt meer opgenomen in hete nodus waardoor die kapot te stralen is

45
Q

Hoe is M. Graves te behandelen?

A
  • Thyreostatica (strumazol, PTU)
  • Beta-blokkers
  • Radioactief jodium (I-131)
  • Thyreoidectomie
46
Q

Welke score geeft aan aan een patiënt of deze zal reageren op thyreostatica?

A

GREAT-score

47
Q

Hoe zorgt radioactief jodium voor verslechtering van GO?

A

Cellen gaan dood en T4 komt vrij, daar reageert GO op

48
Q

Waarom is de activiteit van een GO belangrijk?

A

Omdat als er activiteit is dan kan er nog iets aan de ernst gedaan worden, als het al helemaal geweest is kan er niets meer gedaan worden.

49
Q

Hoe is de activiteit van GO te scoren?

A

Op de Clinical Activity Score, actief bij CAS boven of gelijk aan 3

50
Q

Op welke manieren zorgt T3 voor een hogere cardiac output?

A
  • Verhoging weefsel thermogenese
  • Verlaging vasculaire weerstand, hierdoor zal er meer natrium gereabsorbeerd worden om de bloeddruk op pijl te houden waardoor het bloedvolume stijgt
  • Verhoging cardiale inotropie en chronotropie
51
Q

Wat is het effect van T3 op de volgende kanalen in de cardiomyocyt:
- RYR
- SERCA
- NCX
- MHCalfa
- MHCbeta

A
  • Stijgt
  • Stijgt
  • Stijgt
  • Stijgt
  • Daalt
52
Q

Hoe draagt T3 bij aan de thermogenese van het lichaam?

A
  • Stimuleert futile cycles waarbij naast transport door ATP ook warmte vrijkomt voor thermogenese.
  • Zorgt voor expressie van UCP1 in bruin vet wat H+ transport niet tot ATP omzet maar tot warmte
53
Q

Wat is de relatie tussen schildklierhormoon en bot?

A

Schildklierhormoon stimuleert botsynthese

54
Q

Wat zet T4 om in T3?

A

D2

55
Q

Hoe hoger het FT4 hoe hoger/lager TSH?

A

Lager, negatieve feedback.

56
Q

DD schildkliernodus?

A
  • Niet functioneel: adenoom, cyste, overige inflammatoir en/of maligne (carcinoom, lymfoom, metastase)
  • Functioneel: autonome (hete) nodus
57
Q

Hoe zijn schildkliernoduli op te delen?

A
  • multinodulair of solitair
  • Toxisch of non-toxisch
58
Q

Hoe is het aanvullend onderzoek van een schildkliernodulus opgedeeld?

A

TSH, indien verlaagd TSH-R Ab’s, indien negatief I123 scintigrafie

59
Q

Op welke score wordt gescoord hoe erg de kans is op een maligniteit door een echobeeld?

A

TiRADS

60
Q

Wanneer wordt een FNA (fine needle aspiratoir (prikken)) uitgevoerd?

A

In Nederland: >1 cm tenzij volstrekt cysteus

61
Q

Aan de hand van welke score wordt bedacht hoe groot de kans is dat de cellen uit een FNA uit een maligniteit komen?

A

Bethesda classificatie

62
Q

Welke typen schildkliercarcinoom zijn er?

A
  • Papillair carcinoom
  • Folliculair carcinoom
  • Medullair carcinoom
  • Anaplastisch carcinoom
  • Lymfoom
62
Q

Hoe behandel je een schildkliercarcinoom?

A
  • Schildklier verwijderen, als er lymfeklieren aangedaan zijn die ook verwijderen
  • I131 jodium (TSH recombinant of onttrekken)
    In het vervolg nog even een echo van de hals en Tg in de gaten houden want dat moet laag blijven anders zijn er nog cellen aanwezig.
63
Q

Wat zijn de kenmerken van een medullair schildkliercarcinoom?

A
  • Ontstaan uit parafolliculaire C-cellen
  • Sporadisch en soms familiair
  • Hematogene en lymfogene metastasering
  • Tumormarker: calcitonine en CEA
  • Kan ook door MEN2a en MEN2b (erfelijke aandoening) komen
64
Q

Wat zijn de operatie indicaties voor schildklieraandoeningen? (Benigne)

A
  • Symptomatische benigne nodus
  • Nodus van onduidelijke aard
  • Multinodulaire struma met mechanische klachten
  • M. Graves
  • Thyreotoxicose
65
Q

Wat zijn de operatie indicaties voor schildklieraandoeningen? (Maligne)

A
  • Goed gedifferentieerde schildkliertumor
  • Medullair schildkliercarcinoom
  • Slecht gedifferentieerd schildkliercarcinoom
  • Anaplastisch schildkliercarcinoom
66
Q

Wat zijn operatie indicaties voor de bijschildklier?

A
  • primaire hyperparathyreoidie
  • secundaire/tertiaire hyperparathyreoidie
67
Q

Wat zijn de risico’s en complicaties bij een parathyreoidresectie?

A
  • Laesie n. laryngeus recurrens
  • Hypoparathyreoïdie
  • Bloeding en nabloeding
  • beschadiging trachea of slokdarm
68
Q

Wat zijn operatie indicaties voor de bijnier?

A
  • Hypercortisolisme
  • Feochromocytoom
  • Ziekte van Conn (primair hyperaldosteronisme)
  • massa effect / klachten van benigne bijnierlaesie
  • Verdenking bijnierschorscarcinoom
  • Solitaire bijniermetastase
69
Q

Waar zijn reuscellen een kenmerk van?

A

De Quervain, gaat vanzelf over

70
Q

Hoe is een adenoom van een carcinoom te onderscheiden?

A

“Solitary and circumscribed”

71
Q

Hoe is een papillair carcinoom te herkennen?

A
  • opheldering in de kern en kerngroeven
  • Psammoon lichaampjes
  • Geen follikels meer maar papillen
  • Meestal lymfogene metastasering
72
Q

Hoe is een anaplastisch carcinoom te herkennen?

A

Geen duidelijk herkenbaar celtype meer, vaak een p53 mutatie.

73
Q

Waar is een medullair carcinoom aan te onderscheiden?

A
  • Ontstaat uit C-cellen, produceert calcitonine
  • Vaak c-cel hyperplasie voorafgaand
74
Q
A