week 2 Flashcards

1
Q

Wat zijn veel voorkomende MDL klachten?

A
  • Winderigheid
    • Buikpijn
    • Maagzuur
    • Diarree
    • Misselijkheid
    • Obstipatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor soort MDL aandoeningen zijn er?

A

Acuut
* Bloeding
* Obstructie
* Infectie

Chronisch
* Inflammatie
* (pre)maligne
* Functioneel –> vaak geen oorzaak gevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke endoscopieën zijn er voor MDL?

A

slokdarm, maag en duodenum: gastroscopie
dunne darm: enteroscopie (spiraal, dubbel-ballon)
dikke darm: colonoscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke radiologische onderzoeken zijn er voor de MDL?

A

slokdarm, maag en duodenum: slikfoto (rontgen), CT-thorax/abdomen
dunne darm: CT/MRI enterografie (boz) (echografie)
dikke darm: CT-colografie (bos)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke specifieke MDL diagnostiek is er?

A
  • Ademtesten (glucose, lactose, lipase)
    • Functietesten (pH-metrie, manometrie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is er voor preventie van MDL?

A
  • Bevolkingsonderzoek darmkanker –> ontlastingtest –> boven 55
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de endoscopische historie?

A

Probleem eerst was belichting.
Daarna was de flexibiliteit van de endoscoop een probleem.
Ook was de beeldkwaliteit een probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de therapie voor varices bloeding?

A
  • Banding
    • Glue (lijm, meer in maag)

Varices bloeding is acute indicatie voor gastroscopie.
Niet bloedend bloedvaatje ook behandelen, want gaat in 80% van de gevalllen toch bloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn indicaties voor gastroscopie?

A
  • Melena
    • Passageklachten
    • Coeliakie
    • Anemie
    • Ulcus
    • Reflux
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is er bij slokdarm varices?

A

Slokdarm varices –> vena porta toevoer is lastiger –> veel meer druk vanwege levercirrose –> collateralen in slokdarm –> hoge kans op bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke functieonderzoeken zijn er?

A

Motiliteit –> manometrie
Reflux –> pH-metrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan je de dunne darm afbeelden?

A
  • Pil cam
    • Spiraal enteroscopie –> doen we niet meer, zorgde voor veel perforaties
    • Dubbel ballon enteroscopie
    • MRI met contrast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn indicaties voor dunne darm onderzoek?

A
  • Rectaal bloedverlies
    • Ferriprieve anemie (anemie vnw ijzertekort)
    • IBD
    • Adenocarcinoom
    • Carcinoïd
    • Lymfoom
    • Gist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan je het colon afbeelden?

A
  • Colonoscopie
    • CT-colografie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn indicaties voor colon onderzoek?

A
  • Bevolkingsonderzoek darmkanker
    • Poliepen
    • Ferriprieve anemie
    • IBD
    • Crohn
    • Colitis ulcerosa
    • Buikklachten
    • > 50 jaar veranderd defaecatiepatroon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan je poliepen weghalen?

A

Kleinere poliepen kun je weghalen met een snaar.
Grotere poliepen met EMR.
Bij gesteelde poliepen kan je een endoloop doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kan je doen als een tumor een groot deel afsluit?

A

STENT plaatsen (bridge to surgery of palliatief) als een tumor een groot deel afsluit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is HPB endoscopie?

A

hepato-pancreatic-biliaire endoscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn geavanceerde vormen van endoscopie?

A
  • Endoscopische echografie (EUS)
    • Cholangio-pancreaticografie (ERCP)–> behandelen uitvoeren in alvleeskliergang of galgang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat kan je dmv EUS doen?

A

Dmv EUS kun je ook weefsel verkrijgen.

Via EUS kun je ook interventies doen, zoals stents plaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is ERCP?

A
  • Endoscopische behandeling van galweg- of pancreasproblemen
    • Geen diagnosticum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In welke fases kan je het slikproces indelen?

A
  1. Orale fase (vrijwillig)
    1. Faryngeale fase (onvrijwillig, zodra je slikt)
    2. Oesofagiale fase (onvrijwillig, zodra voedsel slokdarm bereikt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke voortstuwende functies zijn er bij het slikproces?

A

Farynx = slokdarmhoofd
* Voedselbrij –> slokdarm

Bovenste slokdarmsfincter
* Poortwachter –> slokdarm

Slokdarm
* Transport bolus –> maag (dmv peristaltiek)

Onderste slokdarmsfincter
* Poortwachter –> maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke beschermende functies zijn er bij het slikproces?

A

Bovenste slokdarmsfincter
* Beschermt luchtpijp
→ Voedsel
→ Maagsap reflux

Slokdarm
· Verwijdert reflux materiaal vanuit de maag

Onderste slokdarmsfincter
· Beschermt slokdarm
→ Maagsap reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe gaat de
intraluminale drukmeting in de slokdarm tijdens het slikken?

A

· Drukgolf beweegt sequentieel door de slokdarm heen –> peristaltische beweging
–> actief proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe worden peristaltische golven opgewekt en gecoördineerd?

A

Het enterisch zenuwstelsel speelt een belangrijke rol in peristaltiek, zorgt voor coördinatie. Het is een onderdeel van het autonome zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar bevinden de EZS neuronen zich?

A

in 2 plexussen
- myenterisch (Auerbach’s) tussen LS % CS slokdarm t/m rectum
- submucosal (Meissner’s) alleen in submucosa dunne & dikke darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar bestaat het AZS uit?

A

para-/sympathisch + enterisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de kenmerken van myenterische neuronen?

A

· Input van para-/sympathicus
· Monitoren:
→ Rekken van spieren, pH, osmolaliteit, mechanische stimulatie etc.
· Stimuleren of remmen via interneuronen:
→ Gladde spieren
→ Sekretorische cellen
→ Submucosale endocriene cellen
→ Bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is peristaltiek?

A

gelijktijdige inhibitie gevolgd door sequentiële excitatie

Peristaltiek beweegt voedsel van orale naar anale kant van verteringsstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de 2 stappen voor de peristaltiek?

A

Stap 1:
· Gelijktijdige inhibitie via cDMN (neuronen die in caudale deel dorsale motorneuron zitten) & NO van alle slokdarm delen –> spierrelaxatie
· Inhibitie langer distaal (richting maag) dan richting mond

Stap 2
· Sequentiële excitatie via rDMN & ACh –> spiercontractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Het enterisch zenuwstelsel is … om peristaltische golven te creëren.

A

Het enterisch zenuwstelsel is voldoende om peristaltische golven te creëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke 2 typen glad spierweefsel innervatie zijn er?

A

Multiunit
· 1 neuron –> innerveert 1 spiercel
· Varicositeiten = meerdere synpasen
· Intracellulaire koppeling = weinig
· Fijne spiercontrole –> iris, piloerector spier

Unitary
· 1 neuron –> innerveert 1 spiercel
· Varicositeiten = meerdere synapsen
· Intracellulaire koppeling = veel –> veel gap junctions
· Gecoördineerde contractie –> darmkanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke 3 typen van actiepotentialen zijn er in glad spierweefsel?

A

Spike
· Lijkt op skeletspier vooral in unitary type

Plateau
· Lijkt op hartspier met duidelijk plateau

Slow waves
· Autoritmische oscillaties
· Graduele respons tot dat drempel bereikt wordt: actiepotentiaal
· Gemoduleerd door lokale humorale, mechanische en rek stimuli
· Ritmische contracties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is dysfagie?

A

er gaat iets niet goed in de passage van voedsel van de mond naar beneden
–> alarm-symptoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat kunnen de oorzaken zijn van dysfagie?

A

· Maligne/benigne slokdarmtumor
· Ontsteking (refluxziekte, eosinofiele oesofagitis)
· Extra-oesofageale tumor (schildklier/mediastinum)
· Hiatus hernia
· Stricturen
· Divertikel (hoog-laag)
· Motiliteitsstoornis
· Neuromusculair/systemisch –> aansturing verstoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is de anamnese bij dysfagie?

A

· Slik of passageprobleem?
· Duur klachten?
· Gewichtsverlies, refluxklachten, regurgitatie, hoesten/aspiratie, heesheid, POB, rug, schouder?

Overig: bestraling, neuromusculaire/systemische ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke aanvullend onderzoeken/functietesten kun je doen bij dysfagie?

A

· Endoscopie: inspectie en biopten
· Manometrie (drukmeting): motiliteit
· Zuur-impedantie meting (24 uurs pH-metrie): zuurexpositie en reflux
· Slikvideo
· CT-MRI scan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat zijn de kenmerken van achalasie?

A

· Zeldzaam 1:100000
· Verlies van ganglioncellen in plexus myentericus: dysfunctie inhibitoire neuronen (NOS) distale oesofagus/LES –> niet goed relaxeren onderste kringspier –> eten zakt niet door naar maag
· Oorzaak? Ontstekingsinfiltraat: autoimmuun/viraal, genetisch
· Zit in motiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is er bij achalasie als er geen peristaltiek is? En als er relaxatie LES is?

A

Geen peristaltiek
· Geen transport bolus

Geen LES relaxatie
· Stase voedsel
· Dilatatie slokdarm

–> ziekte is niet te genezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is de behandeling van achalasie?

A

Behandeling: LES druk verminderen –> sfincter oprekken, kapotmaken
· Farmacologisch (niet meer gebruikt)
· Pneumatische dilatatie –> ballon plaatsen voor oprekken sfincter
· (chirurgische) myotomie –> nadeel: reflux, proberen compenseren door maag soortvan eroverheen te leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is POEM?

A

Perorale endoscopische myotomie (POEM)

–> sfincter kapotmaken dmv endoscoop
–> nadeel: reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is een divertikel?

A

Cervicale divertikel = Zenker’s divertikel
–> uitstulpsel

Epifrenisch is onderaan slokdarm, daar een divertikel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is de behandeling van slokdarmkanker?

A

Behandeling: operatie voorafgegaan door chemotherapie en bestraling is standaard

Niet-operatieve alternatieven (veelal palliatie)
· Endoluminale stenting
· (chemo)radiotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is (de functie van) zuur?

A
  • Maagzuur: spijsverteringssap, pH in de maag is ongeveer 1
    • Functie van maagzuur o.a
      → Pepsinogeen omzetten in pepsine (afbraak eiwitten)
      → Vernietigt bacteriën
      · Maagwand (epitheel) is beschermd tegen het zuur door een slijmlaag, dit geldt niet voor oesofagus en duodenum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoe gaat de regulatie van de zuurproductie?

A

Toename gastrineafgifte bij uitzetten van de maag (na maaltijden), gasrtine stimuleert zuur en zuur remt gastrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Welke ziektebeelden zijn zuurgerelateerd?

A

· Gastro-oesofageale reflux
· Peptische stenose
· Barret oesofagus/Barret carcinoom
· Ulcus ventriculi
· Ulcus duodeni

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Waar kan je naar vragen als het gaat om de oesofagus en de maag?

A

· Slikklachten (dysfagie)
· Zuurbranden (pyrosis)
· Braken
· Bovenbuikspijn
· Zwart gekleurde ontlasting (melena) –> bloeding in maag-darmstelsel hoog in tractus. Maar kan ook door gebruik ijzertabletten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat zijn de kenmerken van de gastro-oesofageale refluxziekte?

A

· Symptomen en/of schade aan de oesofagus mucosa tgv terugstromen van maaginhoud in de oesofagus
· Verschillende factoren spelen een rol, waaronder:
→ Verlaagde druk van de onderste oesofagus sfincter
→ Hernia diafragmatica = middenrifbreuk
→ Vertraagde maagontlediging

49
Q

Is een hernia diafragmatica hetzelfde als een gat in het middenrif?

A

Nee

50
Q

Wat is er bij een hernia diafragmatica?

A

Maag komt door de wijdere opening in het middenrif (gedeeltelijk) omhoog
–> zuur kan heel makkelijk omhoog lopen

51
Q

Wat is de behandeling van gastro-oesofageale refluxziekte?

A

· Leefregels
→ Gewichtsreductie
→ Ophogen hoofduiteinde van het bed
· Medicatie
→ Protonpompremmers
→ Eventueel antacida, histamine-2-receptor-antagonisten
· Antirefluxchirurgie

52
Q

Wat kunnen de gevolgen zijn van gastro-oesofageale reflux?

A

· Refluxoesofagitis
· Peptische stenose
· Barret oesofagus
· Barretcarcinoom = adenocarcinoom oesofagus

Deze ziektebeelden zijn met adequate behandeling in de meeste gevallen te voorkomen!

53
Q

Wat krijg je bij refluxoesofagitis?

A

ontsteking oesofagus door zure reflux –> littekenvorming en uiteindelijk peptische stenose

54
Q

Wat krijg je bij een Barret oesofagus?

A

–> vervanging plaveiselepitheel slokdarm door cilinderepitheel met intestinale differentiatie, om beter zuur te verdragen
–> voorloper slokdarmkanker

55
Q

Wat is een ulcus?

A

· Een ulcus is een defect in het epitheel
→ Diameter >5 mm (anders erosie)
→ Doordringend tot in de submucosa

56
Q

Welke klachten passen bij een ulcus?

A

· Braken (kijken voor bloed, alarm symptoom)
· Bovenbuikspijn
· Zwart gekleurde ontlasting (melena)

57
Q

Wat zijn de belangrijkste oorzaken van ulcera?

A

· Infectie met Helicobacter pylori
· Gebruik van NSAIDs/aspirine

58
Q

Wat zijn de gevolgen van H pylori?

A

· Gramnegatieve, spiraalvormige bacterie met flagellen
· Tast slijmlaag aan
· Primair gevolg: chronisch actieve gastritis (100%)
· Secundaire complicaties
→ Ulcus duodeni of ventriculi (20%)
→ Athropische gastritis (50%)
→ Maagkanker (2%) –> belangrijkste risicofactor voor ontwikkelen maagkanker
→ Maaglymfoom (<0.1%)

59
Q

Wat zijn de bijwerkingen van NSAIDs en aspirine?

A

· 50% gebruikers krijgt erosies in de maag
· 15-30% gebruikers heeft bij endoscopie ulcera (vaak asymptomatisch)
· 3% gebruikers krijgt ulcus-complicaties
· Ook risico bij lage dosis aspirine!

60
Q

Wat is de behandeling van ulcera?

A

· Medicatie
→ Protonpompremmers
→ Histamine-2-receptor-antagonisten
· Anti-H. pylori therapie
→ Triple-therapie: protonpompremmers met 2 antibiotica, resistentie!
· Staken NSAID (of vervanging door COX-2 selectief NSAID met protonpompremming)

Hiermee worden verdere complicaties van het ulcus voorkomen!

61
Q

Wat kunnen complicaties zijn van een ulcera?

A

· Bloeding
· Perforatie

62
Q

Wat is de behandeling van een ulcusbloeding?

A
  1. Stabilisatie patiënt
    → Circulerend volume herstellen met infuus of bloedtransfusie
    1. Bloeding stoppen
      → Endoscopie
      → Medicatie: protonpompremmers
      → Indien aanhoudend bloedverlies en endoscopie niet succesvol radiologische of chirurgische behandeling
    2. Nieuwe bloeding voorkomen
      → H pylori behandelen
      → NSAID stoppen
63
Q

Wat is het belang van protonpompremmers?

A

–> betere stolselvorming bij minder zuur in de maag
–> bloeding beter stoppen

64
Q

Wat is het nut van maagzuur (HCl) secretie?

A
  • Destructie van pathogene bacteriën en virussen en denaturatie van toxische eiwitten –> defensie mechanisme
    • Verbreking van waterstofbruggen in voedingseiwitten –> ontvouwing (denaturatie) –> bevordert hydrolyse door proteases in maag en darm
    • Activering van pepsinogeen tot pepsine en van maag lipase (pH optimum 2-3)
    • Co-secretie intrinsic factor (IF), nodig voor vitamine B12 absorptie
65
Q

Waar vindt de meeste zuurproductie plaats in de maag?

A

Meeste zuurproductie vindt in de corpus plaats. Maagputjes zijn invaginaties die zorgen voor oppervlakte vergroting.

66
Q

Wat is het exocriene gedeelte van de maag?

A

Hoofdcel maakt pepsinogeen en maaglipase.
Pariëtale cel maakt HCl en geeft IF af.
–> exocriene gedeelte

67
Q

Wat is het endocriene gedeelte van de maag?

A

Endocriene gedeelte:
G cel maakt gastrine –> stimulering HCl secretie
D cel maakt somatostatine –> remming HCl secretie

68
Q

Hoe wordt de maagzuursecretie gestimuleerd?

A
  • Histamine is de centrale fysiologische stimulator (afgifte wordt gestimuleerd door gastrine en acetylcholine) –> H2-receptor antagonist remt HCl secretie
    • Gastrine verzorgt de communicatie tussen antrum en fundus/corpus (endocrien) en stimuleert de parietale cel direct en indirect (via histamine)

Gasrtine –> E cel –> histamine –> parietale cel –> HCl secretie

69
Q

Hoe wordt de maagzuursecretie geremd?

A

Somatostatine –> remt E cel –> remmen parietale cel –> remmen HCl secretie

* Somatostatine uit de D-cellen in het antrum is de centrale fysiologische remmer (naast PGE2, secretine, GIP, cholecystokinine (CCK))

Voedsel in duodenum –> CCK secretie –> stimuleert D-cel antrum
Secretine uit duodenum remt direct parietale cel
PGE2 ook in staat direct parietale cel te remmen

70
Q

Waar wordt de G cel door geactiveerd en geremd?

A

G cel wordt neuronaal geactiveerd door de nervus vagus (acetylcholine en gastrin releasing peptide) en door vulling van de maag (mechanische rek maagwand, peptides, aminozuren). G cel wordt door zuur geremd (terugkoppeling). D cel geeft ook stoffen af waardoor de G cel wordt geremd.

71
Q

Waar wordt de D cel door geactiveerd en geremd?

A

D cel geactiveerd door zuur, pH onder bepaalde waarde. Helicobacter bacterie scheidt stoffen af waardoor de D cel minder actief wordt. CCK stimuleert ook D cel.

72
Q

Wat zijn de 3 fases van de vertering en wat houden ze in?

A

Cefale fase
–> voedsel zien, proeven, ruiken
–> door nervus vagus

Gastrische fase
–> voedsel in de maag
–> afgifte van gastrine

Intestinale fase
–> voedsel in duodenum
–> remmen maagzuursecretie

73
Q

Welke farmaca kunnen maagzuursecretie remmen en wat zijn hun kenmerken?

A

Histamine H2 receptor antagonisten
–> ranitidine (Zantac)
* Antagonist, kan binden aan de receptor en vindt cAMP vorming niet plaats –> effect niet bewerkstelligd
* Blokkeert alleen histamine H2 receptoren, niet de ‘klassieke’ H2-receptoren in luchtwegen en bloedvaten –> weinig bijeffecten
* Minder effectief dan proton pomp remmers (PPIs) –> niet bruikbaar bij Zollinger-Ellison syndroom
* Remt groei Helicobacter pylori, maar grote kans op recidief bij beëindiging therapie

Proton pomp remmers
–> omeprazol (losec)
* Geef PPI voor een maaltijd (–> stimulatie HCl secretie)
Als proton pomp geactiveerde omeprazol bindt dan werkt die niet meer. Wordt geactiveerd door zuur milieu.

74
Q

Wat zijn de stappen van proton pomp remmers?

A
  1. Trapping door protonering in canaliculus
    1. Intramoleculaire reacties tgv zure pH
    2. Vorming disulfide complex met -SH groep in proton pomp eiwit (irreversibel) –> remming pomp activiteit
75
Q

Wat doet prostaglandine E2?

A

Beschermende effecten van prostaglandine E2 –> zorgen dat mucuslaag in stand blijft
1. Mucine secretie omhoog
2. HCO3- secretie omhoog
3. HCl secretie omlaag
4. Lokale bloed flow omhoog
5. Cel proliferatie omhoog
–> stimuleren herstel

76
Q

Hoe kunnen NSAIDs tot maag ulcera leiden? En wat is de behandeling hiervan?

A
  1. Protonering NSAID in maaglumen (pH 1) –> dan kan het muceuze cel in
    1. Accumulatie van geïoniseerd NSAID in cel (pH 7) –> kan er niet meer uit –> remt COX1, wat PGE2 maakt –> werking PGE2 weg
    2. Cel beschadiging

Behandeling: geven met maagzuurremmer of paracetamol nemen ipv

77
Q

Wat zijn de functies van de exocriene pancreas?

A

Secretie van spijsverteringsenzymen in het duodenum
* Eiwitafbrekende (proteolytische) pro-enzymen: trypsinogeen, chymo-trypsinogeen, pro-elastase, pro-carboxypeptidases
* Vetafbrekende (lipolytische) enzymen: pancreas lipase, pro-colipase
* Koolhydraat afbrekende (glycosidische) enzymen: alfa amylase

Secretie van bicarbonaat in het duodenum (ongeveer 1,5 liter per dag)
* Voorkomt zuurschade darmwand (ulcera)
* Zorgt voor optimale pH (>6) voor digestieve enzymen in het duodenum

78
Q

Wat is de taakverdeling in de exocriene pancreas?

A

Acinaire gedeelte gestimuleerd door CCK en gastrine en zorgt voor secretie van eiwit/enzymen.
Ductulaire gedeelte gestimuleerd door secretine en zorgt voor secretie NaHCO3 rijke vloeistof.

79
Q

Wat zijn de functies van de acinaire cel?

A
  • Enzym synthese, opslag en secretie
    • Enzym secretie door exocytose
    • Synthese van pancreas enzymen
80
Q

Hoe gaat de regulatie van de acinaire secretie in de pancreas?

A
  • Acetylcholine en CCK zijn de ‘key’ regulatoren; Ach is ‘permissive’ voor CCK
    • Secretine/cAMP potentiëren het effect van Ach en CCK op de acinaire secretie
81
Q

Hoe gaat de regulatie van de ductulaire secretie in de pancreas?

A

Stimulatie: secretine (bloed) of guanyline (lumen)
Remming: somatostatine

Secretine –> cAMP –> kanaal open –> drijft afgifte bicarbonaat

82
Q

Wat doet de luminocriene regulatie? En de endocriene regulatie?

A

Luminocriene regulatie: coördineert acinaire en ductulaire secretie
Endocriene regulatie: koppelt HCl toevoer aan HCO3- secretie naar duodenum

83
Q

Hoe wordt de pancreassecretie gestimuleerd?

A

Cefale fase zorgt dat acinaire en ductulaire secretie gestimuleerd wordt via de nervus vagus.

Belangrijksre regulatie zit in duodenum, voedsel in duodenum zorgt voor stimulatie pancreas.

84
Q

Welke 2 cellen bevinden zich in de wand van het duodenum en wat doen ze?

A

I cel
–> afgifte CCK

Stimulatie:
* Vetzuren
* Aminozuren, peptides
* Geeft CCK-RF af

S cel
–> afgifte secretine

Stimulatie
* H+, pH < 4,5

85
Q

Wanneer stopt de pancreasenzymsecretie?

A

Pancreas enzymsecretie stopt na afbraak voedingseiwit in duodenum

86
Q

Hoe gaat de preventie van pancreas-zelfvertering?

A
  • Zymogenen worden in een inactieve (pro-)vorm aangemaakt (uitzondering: lipase en alfa amylase)
    • Cellulaire sequestratie van zymogenen in granulae
    • Verpakt tezamen met trypsin inhibitor (TI) –> voorkomen in vroegtijdig stadium geactiveerd worden
    • Zymogeen secretie en activering in gescheiden anatomische compartimenten (enterokinase exclusief in duodenum –> maakt van trypsinogeen trypsine, trypsine activeert alle andere enzymen)
87
Q

Hoe gebeurt de omzetting van trypsinogeen in trypsine door enterokinase in het duodenum?

A
  • Enterokinase heeft slechts 1 fysiologisch substraat: trypsinogeen
    • Trypsine splitst vervolgens alle andere pro-enzymen (chymotrypsinogeen, pro-elastase, trypsinogeen zelf, etc.)
88
Q

Waar bestaat de endocriene secretie van de pancreas uit?

A
  • alpha cellen (10-20%): glucagon
  • beta cellen (75-80%): insuline
89
Q

Wat doen de acinus en de duct in de pancreas?

A

acinus: excretie of digestieve enzymen (80% van pancreasparenchym, 1-2L vocht secretie per dag)
- amylases –> koolhydraten, lipases –> vetten, proteases –> eiwitten

duct: excretie van electrolieten
- natrium en kalium
- chloride en bicarbonaat

90
Q

Wat doet bicarbonaat?

A
  1. neutraliseert maagzuur
  2. creeërt een optimale pH buffer voor een goede werking van de spijsverteringsenzymen
91
Q

Wat is de belangrijkste fase voor de enzymsecretie?

A

De intestinale fase is de belangrijkste fase

92
Q

Wat doen CCK en secretine?

A

CCK: verhoogde secretie van spijsverteringsenzymen
Secretine: verhoogde water en bicarbonaat secretie

93
Q

Wat is een exocriene pancreasinsufficiëntie?

A

Verminderde productie en secretie van pancreasenzymen
Bv aantasting van pancreasparenchym
1. Acute necrotiserende pancreatitis
2. Chronsiche pancreatitis
3. Cystic fibrosis

94
Q

Wat kan de oorzaak zijn van afgenomen pancreassecretie?

A

Oorzaak: acute (necrotiserende) pancreatitis

95
Q

Wat is pancreatitis?

A

Inflammatoir proces van het pancreas met soms ontstaan van necrose

klinische definitie (2 van 3):
1. symptomen (buikpijn)
2. serum amylase/lipase >3x ULN
3. radiologische beeld

96
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak van acute pancreatitis?

A

galstenen

97
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak van chronische pancreatitis?

A

belangrijkste oorzaak afgenomen pancreassecretie
Incidentie: 4-5/100.000 per jaar

98
Q

Waarom ontstaat malabsorptie?

A
  • Malabsorptie onstaat wanneer de enzymsecretie is afgenomen met >90%
    • Lipase secretie daalt sneller dan bv secretie van proteolitische enzymen
99
Q

Wat is de definitie van exocriene pancreasinsufficiëntie?

A

malabsorptie = onvermogen van het exocriene pancreas om een normale voedselverwerking te onderhouden

100
Q

Wat kunnen de oorzaken zijn van exocriene pancreasinsufficiëntie?

A

Verminderde excretie van pancreassappen door obstructie
* Obstructie van de ductus pancreaticus
→ Chronische pancreatitis
→ Pancreascarcinoom

Verminderde hormonale stimulatie vanuit de darm
· Beschadiging van de intestinale mucosa
→ Coeliakie
→ Ziekte van Crohn

Dyssynergie pancreassappen en voedsel
· Na een operatie
→ Pancreas chirurgie
→ Roux-and-Y bypass

101
Q

Wat is fibro-inflammatoir syndroom?

A

repeterende episodes van inflammatie leiden tot onherstelbare schade van het pancreasweefsel
Histologisch, irreversibele schade van het pancreasweefsel (calcificaties en fibrose)

klinische definitie:
1. symptomen (buikpijn)
2 insufficiënties (exocrien/endocrien)
3. radiologisch beeld passend

belangrijkste oorzaken:
1. toxisch
2. tropisch
3. genetisch
4. autoimmuun pancreatitis

102
Q

Welke mechanismes kunnen leiden tot malabsorptie?

A

Afgenomen pancreassecretie
· Neuronale stimulatie omlaag (na vagotomie)
· Hormonale stimulatie omlaag

Asynchronie voedsel en enzymen

Functionele veranderingen
· Afname pancreasweefsel
· Als gevolg van onderliggende ziekte (bv chronische pancreatitis)

103
Q

Wat is de DD bij (chronische pancreatitis) en gewichtsverlies?

A
  1. Alvleesklierkanker 2% in 5 jaar
    1. Exocriene insufficiëntie
    2. Verminderde inname door buikpijn
104
Q

Wat is de klinische uiting van exocriene pancreasinsufficiëntie?

A
  • Buikkrampen
    • Gewichtsverlies
    • Steatorroe: losse, olieachtige, extreme onaangename geur, volumineus, moeilijk door te spoelen
    • Deficiëntie van vetoplosbare vitamines
105
Q

Hoe kan je de diagnose exocriene pancreasinsufficiëntie stellen?

A
  • hormonale stimulatie test
  • ontlastingsevaluatie (van de kamer test of faeces elastase)
  • C-triglyceride ademtest
106
Q

Wat is de behandeling bij exocriene pancreasinsufficiëntie?

A

Behandeling exocriene pancreasinsufficiëntie?
–> multifactoriële benadering

Behandeldoelen
* Verminderen van symptomen tgv malabsorptie
* Verbeteren voedingsstatus

–> pancreatic enzyme replacement therapy (capsules met enzymen)

107
Q

Hoe meet je het effect van behandelen met enzymen?

A

· Buikklachten verdwijnen
· Verbetering van vitaminestatus
· Gewichtstoename
· Normalisatie van ontlasting

108
Q

Wat is de belangrijkste test en wat is de belangrijkste behandeling bij exocriene pancreasinsufficiëntie?

A

Belangrijkste test: faeces elastase
Belangrijkste behandeling: enzym replacement therapy

109
Q

Wat zijn de functies van de pancreas?

A
  • Exocriene functie –> digestie
    → Pancreas enzymen: trypsine (eiwitten verteren), lipase (vetten verteren), amylase (koolhydraten verteren)· Endocriene functie –> bloed glucose regulatie
    → Hormoon productie: insuline, glucagon
110
Q

Wat zijn de kenmerken van acute en chronische pancreatitis?

A

Acute pancreatitis
· Hele heftige buikpijn
· Incidentie 70-700 per 1.000.000
· Heftige aanvallen in 10-20% van de gevallen
· Mortaliteit 9%, tegenwoordig iets lager

Chronische pancreatitis
· Prevalentie 0,04-5%
· Mortaliteit: up to 50% over 25 jaar

Patiënt met chronische pancreatitis heeft littekens, in beeldvorming of functioneel. Acute pancreatitis geneest en zie je niet meer terug.

111
Q

Wat is de klinische presentatie van acute pancreatitis?

A

· Heftige epigastrische pijn
· Uitstraling naar rug
· Misselijkheid en braken
· In het geval van biliaire (galsteen) oorzaak soms gevolgd door koliek pijn
· 6-12 uur na binge drinken

Diagnose: klinische presentatie en serum amylase en/of lipase 3x upper limit of normal

112
Q

Wat kunnen de oorzaken zijn van acute pancreatitis (noem iig de nummer 1 en 2 oorzaak)?

A

Nummer 1 oorzaak pancreatitis: galsteen, komt vast in ductus choledochus
Nummer 2 oorzaak pancreatitis: alcohol

Oorzaken acute pancreatitis
· Obstructie (galstenen)
· Toxines/alcohol of medicijnen/drugs
· Trauma
· Metabole abnormaliteiten
· Genetische afwijkingen
· Infectie
· Vasculaire abnormaliteiten
· Overige aandoeningen

113
Q

Wat krijgt een klein deel van de mensen met ernstige pancreatitis?

A

necrose –> kan leiden tot dood

114
Q

Wanneer heb je de grootste kans op overlijden door een pancreatitis?

A

SIRS = inflammatory respons system
Ernstige SIRS –> grootste kans op overlijden

115
Q

Wat doet enteropeptidase?

A

Enteropeptidase zit in duodenum –> enzymen activeren
–> zet trypsinogeen om in trypsine (trypsine activeert de rest van de enzymen)

116
Q

Wat gebeurt er bij pancreatitis?

A

Bij pancreatitis worden de enzymen actief gemaakt in de pancreas –> alvleesklier opeten –> necrose –> bacteriële ontsteking
Dit kan komen bv doordat het alvleeskliersap niet kan wegstromen.

117
Q

Wat is de behandeling van acute pancreatitis?

A

· Ondersteunend
· Oorzaak weghalen
· Intensive care
· Endoscopische behandeling
· Radiologische interventies
· Chirurgie

118
Q

Wat kunnen de oorzaken zijn van chronische pancreatitis?

A

· Toxisch metabolisme bv alcohol
· Medicatie
· Toxines
· Idiopatisch
· Genetisch
· Autoimmuun
· Terugkomende en heftige pancreatitis
· Obstructie

119
Q

Wat is de prognose van chronische pancreatitis?

A

· Ziekte met serieuze consequenties
· Overschot mortaliteit vergeleken met de normale populatie
· Hoger risico op ontstaan pancreas kanker. Beste om te doen om dit risico te verlagen is te stoppen met roken.

120
Q

Wat is de behandeling van chronische pancreatitis?

A

· Pijn
→ Medicatie: drugs
→ Endoscopisch
→ Chirurgie
· Exocriene insufficiëntie
→ Pancreas enzym supplementie
· Endocriene insufficiëntie
→ Insuline injecties
· Pseudocysts
→ Endoscopisch
→ Chirurgisch