Week 2 Flashcards

1
Q

Uit welke delen is de spijtvertering opgebouwd, globaal?

A
  • Mond
  • Pharynx (keelholte)
  • Oesophagus (slokdarm)
  • Maag
  • Dunne darm ( heeft 3 delen)
  • Dikke darm
    Dit is allemaal 9 m samen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar in het spijsvertering worden er door klieren substanties afgegeven?

A
  • Speekselklier ( 3 paar grote)
  • Lever (productie van gal) en galblaas slaat op
  • pancreas
  • veel kleine klieren bv dunne darm
    pancreas en galblaas geven dit af aan duodenum.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van de oesophagus?

A
  • begeleidt voedsel vanuit pharynx naar maag
  • hier geen vertering
  • 25 centimeter lang, net een stortkoker
  • lage druk in de thorax, nodig voor de longen
  • Door de lage druk is oesophagus gesloten aan boven en onder door sfincters (kringspieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 2 sfincters zijn er in de oesophagus?

A
  • UES: upper oesophageal sfincter, nodig bij overgang tussen pharynx en oesophagus. Bestaat uit dwarsgestreepte spieren.
  • LES: lower oesophageal sfincter, op de plaats waar oesophagus door diafragma gaat. Bestaat uit glas spierweefsel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat maakt de LES een functionele kringsspier?

A

LES wordt zo genoemd door zijn vermogen van openen en sluiten van de kringspier. Het diafragma vooral de rechter crus ondersteunt en oefent druk uit op LES. Hierdoor is de druk hoog in LES vergleken met de hele oesophagus. Die werkt als externe sfincter en gebeurt bij inademing. In rust is LES gesloten om reflux (terugvloed van maaginhoud) tegen te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 2 spierlagen hebben de maagdarmkanaal?

A
  1. buitenste spierlaag is longitudinaal (lengte)
  2. binnenste spierlaag is circulair (kringen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kenmerken van de maag

A
  • zorg voor chemisch (maagsappen zoals HCL) en mechanische (kneden) afbraak.
  • na menging met maagsap wordt chymus (vloeibaar mengsel) gevormd
  • maag kan in grootte toenemen van 100ml naar 2L.
  • heeft 3-4 uur nodig voor vertering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de fibrae oblique?

A

De maagwand bevat 3 spierlagen waaronder longitudinaal, circulair en schuin. De schuine spieren zijn aan de binnenkant en dit is fibrae oblique, ze lopen spiraal in de maag. Functie is helpen kneden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de pylorus?

A

Dit is de onderste deel van de maag. Dit bevat ook een sfincter, een verdikking in de circulaire spierlaag. Lijkt op kringspier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit welke 3 delen bestaat de dunne darm?

A

Dit is totaal 5-6 m lang.
- duodenum: 25cm lang
- jejunum: 2/5 deel van dunne darm
- ileum: 3/5 deel dunne darm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 2 buizen monden uit in de duodenum en hoe heet deze uitmonding?

A

De 2 buizen zijn: ductus choledochus (galbuis) en ductus pancreaticus.
De uitmonding heet papilla duodeni major ook wel papil (pukkel) van Vater genoemd. Beide buizen monden hier uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe heet de kringspier van papil van Vater?

A

De sfincter van oddi. Deze reguleert de uitscheiding van gal en pancreassap. Wanneer voedsel met name vet aankomt bij duodenum zorgt CCK voor dat sfincter van oddi ontspant en de sappen uit stromen. Als dit niet gebeurt door verstopping of tumor kan icterus (geelzucht) ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de verschillen tussen jejenum en ileum?

A
  • In jejunum vindt meer vertering en absorptie plaats waardoor grotere opp is dan ileum.
  • Grote opp te zien aan plicae circulares. Dit zit binnen en zijn plooien. Dichterbij de ileum zijn minder plooien.
  • Ileum heeft specifieke functie bv opnemen van vitamine B12.
  • Vaatvoorziening van jejenum groter door meer opname van stoffen dan ileum.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke 8 delen bestaat de dikke darm?

A
  • appendix vermiforis
  • caecum
  • colon ascendens
  • colon transversum
  • colon descendens
  • colon sigmoideum
  • rectum
  • canalis analis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 3 uitwendige kenmerken van de dikke darm?

A
  1. taeniae: lengte spieren in 3 bundels
  2. haustra: zakvormige uitstulpingen doordat taeniae korter is dan darm waardoor lengtebeweging mogelijk is.
  3. appendices omentales: vetuitstulpingen
    Deze kenmerken zijn te vinden vanaf caecum tot aan colon sigmoideum.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke structuren lopen door de porta hepatis (leverhilus)?

A
  1. vena portae: bloed rijk aan voedingsstoffen en verteringsproducten naar de lever.
  2. arteria hepatica propria: zuurstofrijke bloed naar de lever.
  3. ductus hepaticus: levercellen maken gal en vervoeren naar de galblaas. Dit gaat vervolgens naar ductus choledocus -> duodenum.

Bloed verlaat via vena portae en gaat rechtstreeks naar vena cava inferior. Loopt niet in porta hepatis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kenmerken van pancreas

A
  • bevindt zich achter de maag.
  • kop gelegen bij de C-bocht van duodenum.
  • functies zijn glucoseregulerende hormonen maken (endocrien) en productie van verteringssappen zoals amylase en lipase (exocrien).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoeveel segmenten heeft de lever en waarom?

A

Er zijn 8 segmenten. Elke segment heeft zijn eigen aftakking van vena portae, arteria hepatica (slagader) en vanae hepaticae (ader).
Dit is van belang bij chirurgen die een segment weghalen zonder functie van lever aan te tasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

In welke 4 regio’s worden de abdomen in verdeeld en hoe heten de vlakken?

A
  • De vlakken zijn transumbilicale vlak en de mediaan.
  • Ze verdelen de regio’s in rechter/linker boven quadrant en rechter/linker onder quadrant.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In welke 9 regio’s worden de abdomen in verdeel en door welke vlakken?

A
  • Vlakken zijn horizontaal (boven -> beneden): subcostaal en intertuberculair vlak. Verticaal zijn het 2x midclaviculiar vlak.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke organen lopen in de 9 regio’s?

A
  • hypochondria dextra: flexura hepatica ( rechter hoek van dikke darm), lever, galblaas, stukje duodenum, rechter nier en bijnier
  • epigastrica: maag, lever, pancreas, oesophagus, aorta, stukje duodenum, galblaas en colon transversum
  • hypochondria sinister: staart van de pancreas, milt, fondus (begin) van de maag, linker nier en bijnier, flexura lienalis (linker hoek van dikke darm)
  • lumbalis dextra: colon ascendens
  • umbilicalis: jejunum, ileum, colon transversum, bifurcatie aorta ( stam vertakt)
  • lumbalis sinister: colon descendens
  • inguinalis dextra: caecum, appendix, terminale ileum (laatste stuk).
  • pubica/hypogastrica: terminale ileum, prostaat of uterus, rectum, blaas
  • inguinalis sinister: colon sigmoideum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar liggen de transumbilicale en transpylorische vlak?

A
  • transumbilicale: horizontale lijn door de navel (het umbilicus). Tussen L4-L5.
  • transpylorische: horizontale lijn door pylorus van de maag (laatste deel). Tussen L1-L2. Deze lijn ligt hoger dan transumbilicale. Ze worden door elkaar gebruikt voor de quadranten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke organen kan je verwachten bij een ct-scan bij de transpylorische vlak?

A

Dit is ongeveer bij L1-L2. Dit zijn organen: onderste deel van de maag, galblaas, duodenum, pancreas, lever, milt, nieren, vena cava inferior, aorta, vena portae, vena splenica, colon transversum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat houdt de ziekte van Crohn in?

A
  • chronische ontstekingsziekte van de dunne, dikke darm en/of endeldarm. Deze ontsteking kan ergens gebeuren van mond tot anus. Het is een auto-immuunziekte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de klachten bij de ziekte van Crohn?

A

Symptomen ontstaan door ontsteking en beschadiging van de darmen.
- Buikpijn: na het eten, krampachtige
- (bloederig) diarree: ontstoken darmwand laat los en gaat met diarree.
- verminderde eetlust en gewichtsverlies
- bloedarmoede en vermoeidheid: door wondjes ontstaat bloedverlies-> anemie.
- vernauwing: bij een erge ontsteking vernauwt dat deel van de darm en kan littekenweefsel achterlaten.
- zweren: wondjes in het slijmvlies van de darm
- pijpzweertjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat betekent remissie en exacerbatie?

A

remissie is dat symptomen verminderen of afwezig zijn en exacerbatie is het verergeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn 2 behandelingsmogelijkheden voor ziekte van Crohn?

A
  1. ontstekingsremmers zoals prednisons omdat het auto-immuunziekte is.
  2. Chirurgisch: ileocoeaal resectie met anastomose (samensmelting tussen 2 delen), colectomie (dikke darm deel/geheel verwijderen), ileostoma (opening in de buik om ontlasting uit ileum te leiden in een zak).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Consequentie van het verwijderen van buikorganen

A
  • door verwijderen van delen colon en dunne darm vindt minder resorptie plaats -> diarree en uitdrogen.
  • Advies: veel water drinken en zout innemen.
  • Vit B en K gemaakt in colon en hierdoor defiencientie. Vit B voor stollingsprocessen en vit K voor opbouw rode bloedcellen.
  • Tekort aan vit B12 doordat ileum verwijdert is, dit leidt tot anemie. Hier wordt het alleen opgenomen.
  • Sociale consequenties omdat je zak met fecies meedraagt op je buik.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wat gebeurt er met de tractus digestivus bij embryonale ontwikkeling?

A
  • begin: Lever , mikt, maag op 1 lijn.
  • later: Lever verschuift naar rechts en meer dorsaal. Maag draait en komt ventraal. Dan ontstaat het colon en vormt colon transversum en ligt onder maag. Dan ontstaat jejenum en ileum ze kronkelen. Retroperitoneaal: Colon ascendens, desendens en sigmoid. Daarnaast ontstaat bursa omentalis, ruimte achter omentum minus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke lagen heeft oesophagus van binnen naar buiten?

A
  • mucosa
  • submucosa
  • circulaire spieren
  • longitudinale spieren
  • Buitenste laag: serosa (buikholte) en adventitia (ligt in thorax, bindweefselstructuur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

alle spijsverteringsorganen hebben zelfde gelaagdheid, welke orgaan en hoe verloopt dit?

A

Normaal gesproken is de binnenkant circulaire spierlaag en buitenkant longitudinaal. Maar bij pharynx is dit omgedraaid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Uit welke delen bestaat de maag?

A

Vanaf waar de eten binnenkomt en verlaat.
- pars cardia (uitmonding oesophagus)
- fondus gastricus (ronde bovenste deel)
- corpus gastricum (middenstuk)
- antrum: deel voor pylorus
- pars pylorica (laatste deel dat overgaat in duodenum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is curvatura minor en major?

A

Het zijn de krommingen van de maag. De minor is de kleine en major de grootte. In de overgang van corpus gastricum naar pars pylorica is er een knikje dit is incisura angularis. Bevindt zich op curvatura minor. Bij hypertone maag -> geen knikje. hypotone maag -> grote knikje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de canalis gastricus?

A

Dit zijn lineaire lijn die lopen over gehele maag, zorgt voor opp vergroting om meer voedingsstoffen op te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke 3 spierlagen kent de maag? buiten -> binnen.

A
  • stratum longitudinale: lange
  • stratum circulare: ronde
  • fibrae oblique: schuine. Loopt samen met circulair om de incisura cardiaca ( hals van cardiaca) en vormt de LES. Hier gaat oesophagus over naar maag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is de fascies diafragmatica en wat is daar te vinden.

A

De fascies diafragmatica is gebied van de lever aan de diafragma. ligament falciform hepatis is verbonden aan diafragma en loopt door de lever lobben -> verdeel in lobus dextra en lobus sinister. Lever kent nog lobus quadratus en caudatus. Deel van facies diafragmatica niet bedenkt met peritoneum = nude area. Ligamentum coronarium verbindt lever met diafragma en daar voor en achter ligt area nude.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke groeve zijn er in de lever en hoe heet het?

A
  • impressio gastrica (maag): onder in linkerlobus
  • impressio oesophagus
  • impressio renalis dextra ( rechter nier)
  • impressio suprarenalis dextra ( rechter bijnier)
  • impressio duodenalis
  • impressio colica: colon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoe heet de groeve van de galblaas en de vena cava inferior en hoe heten ze samen?

A
  • galblaas: fossa vesicae fellea/biliaris.
  • vena cava inferior: sulcus venae.
    De groeve sluiten niet geheel aan maar worden als 1 beschouwd en heten dan fissura principalis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is het ligamentum teres hepatis?

A

Dit is een restant van de vena umbilicalis, onderdeel navelstreng. Hier liep zuurstof en voedingsstofrijke bloed naar foetus. Dit deel komt na ligamentum falciform die lever verdeel in 2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is ligamentum venosum?

A

een restant van de ductus venosum. Dit vormde een verbinding tussen vena cava inferior en vena umbilicalis en sluit later. Loopt tussen linker lobe en caudate.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is fissura ligamenti teres?

A

Dit is de groeve waar het ligamentum teres hepatis zich bevindt. Ligamentum teres hepatis is overblijfsel van vena umbilicalis/ ductus venosum. Dit is de voorkant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is fissura ligamenti venosi?

A

Dit is de groeve waar de ligamentum venosum zich bevint. Dit is aan de achterkant tussen linker lobe en caudatus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Kenmerken van galblaas

A
  • Latijnse naam: vesica fellae/billiaris
  • ligt recht van lobus quadratus
  • Onder te verdelen in: fondus (bodem), corpus (lichaam) en collum (hals)
  • Het collum gaat over in ductus cysticus (galbuis).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Delen van duodenum

A

Maakt C-bocht om de caput pancreaticus (kop van pancreas). Delen zijn achtereenvolgens:
- pars superior
- pars descendens
- pars horizontalis
- pars ascendens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Welke 2 bochten heeft de duodenum?

A

flexura duodeni superior en flexura duodeni inferior.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe heet de overgang tussen duodenum en jejunum?

A

Flexura duodenojejunalis

47
Q

Hoe heet de deel van de dunne darm (duodenum) met en zonder plooien?

A

Met plooien heet plicae circularis. Jejunum heeft dit ook als kenmerk. Zonder plooien heet het de bulbus duodeni. Dit is de eerste deel van de duodenum. Hier komen de ductus pancreaticus en ductus choledochus bij elkaar.

48
Q

Wat is de plica longitudinalis duodeni?

A

Dit zijn de longitudinale plooien in het slijmvlies van duodenum. Ze lopen in de lengte aan de binnenkant.

49
Q

Wat mondt uit in de papilla duodeni minor?

A

Dit is ductus pancreaticus accessorius. Deze papilla is niet altijd aanwezig. Omdat in embryology beide ductus zou fuseren.

50
Q

welke delen heeft de pancreas?

A
  • caput pancreaticus (hoofd in duodenum)
    Hierachter ligt de ductus choledochus omgeven door pancreasweefsel. Ductus pancreaticus loopt geheel door de hele pancreas in het midden.
  • collum (nek)
  • corpus pancreaticus (lichaam)
  • cauda pancreaticus (staart)
  • Er bestaat geen fascies superior, WEL anterior, posterior en inferior.
51
Q

Hoe ontstaat pancreatitis?

A
  • Papil van Vater geblokkeerd door galsteen.
  • Hierdoor kunnen enzymen niet verlaten en stoffen afbreken.
  • Ze worden als pro-enzym gemaakt en geactiveerd in dunne darm.
  • Hierdoor enzymen worden auto-katalytisch -> activeren elkaar en breken pancreascellen af.
  • Zo ontstaat ontsteking van pancreas (pancreatitis)
52
Q

Welke 2 afvoergangen komen bij elkaar in ductus choledochus?

A

ductus hepaticus communis en ductus cysticus.

53
Q

Waar liggen de 2 afvoergangen van de gal en pancreas?

A
  • caput pancreaticus (hoofd in duodenum)
    Hierachter ligt de ductus choledochus omgeven door pancreasweefsel. Ductus pancreaticus loopt geheel door de hele pancreas in het midden.
54
Q

Wat is noduli lymfoidei aggregati?

A
  • lymfeknopen in ileum, weinig aanwezig bij ouderen.
  • Meer lymfeknopen dichterbij ileocoecaal overgang omdat bij caecum een reserve aan darmbacterien is.
  • Lymfeknopen liggen aan de kant van mesenterien.
55
Q

Wat gebeurt er bij appendicitis?

A

dit is de ontsteking van de caecum en niet appendix.

56
Q

Hoe noem je de linker en rechterbocht van de colon?

A
  • Rechter: flexura coli hepatica of flexura coli dextra.
  • Linker: flexura coli splenica of flexura coli sinistra.
57
Q

In welke holtes is de buik in te verdelen en hoe heten de organen hierin?

A
  • cavitas peritonealis, hier zijn intraperitoneale organen.
  • extraperitoneale holte: gedeelte voor de omentum majus.
  • retroperitoneale holte, dit is dorsaal.
58
Q

Hoe zitten de organen op hun plek?

A
  • Retroperitoneale organen: ze hebben geen meso en p plek gehouden door de hoge druk, bindweefsel en vet.
  • intraperitoneale organen: Er zijn organen met meso eromheen, dit is viscerale peritoneum. Gedeelte van de peritoneum om de intraperitoneale organen heet parietale peritoneum. ‘
  • Het dubbelblad peritoneum= mesenterium. Dit houdt intraperitoneale organen op hun plek. Hier lopen belangrijke vaten en zenuwen.
59
Q

In welke 2 holtes wordt het peritoneale holte door het omentum minus verdeeld?

A
  • De greater sac, bedekt met omentum majus.
  • En lesser sac oftewel bursa omentalis. De ingang is foramen omentale.
60
Q

Waarin is het mesogastrium te verdelen?

A

Dit is het mesenterium rond de maag. Te verdelen in:
- mesogastrium ventrale;
Wordt lig. falciforme aan lever en omentum minus aan maag en lever.
- mesogastrium dorsales:
wordt lig. gastrosplenicum, tussen maag en milt.

61
Q

Hoe zit de 1e maagdraaing in elkaar?

A
  • De maag draait 90 graden longitudinaal. Het ligt horizontaal. het linker deel komt ventraal te liggen en rechts komt dorsaal te liggen. De lever komt rechts te liggen en milt links. Het omentum minus gaat van sagitaal vlak naar coronaal.
  • Pancreas komt secundair retroperitoneaal te liggen (was eerst intra nu retro).
  • Ligamentum splenorenale liep eerst van milt naar pancreas, maar loopt nu van milt naar retroperitoneaal, richting nier (renaal).
62
Q

Wat is de 2e maagdraaiing?

A
  • draaiing van de maag om sagittale as, 90 graden. Maag gaat van staand -> liggend.
  • Tegelijkertijd gaat de buitenzijde meer groeien -> curvatura major en ontstaat curva minor. Door de 2e maagdraaiing ontstaat een vrije onderrand bij het omentum minus, foramen omentale.
63
Q

Hoe is het omentum majus ontstaan?

A
  • dorsale mesogastrium, zit vast aan curvatura major vormt deels omentum majus.
  • Dit groeit sterk en gaat voor colon transversum liggen.
  • Colon transversum heeft mesenterium= mesocolon transversum.
  • mesocolon transversum smelt samen met omentum majus.
  • Dan wordt achterste deel van het omentum majus, mesocolon transversum. Het deel dat je anterieur zit is omentum majus. Het deel tussen de maag en colon transversum heet lig. gastrocolicum.

Omentum majus kapsel infecties in en vormt litttekenweefsel.

64
Q

Welke organen bevinden zich achter de bursa omentalis?

A
  • pancreas
  • linker nier/bijnier
  • aorta
  • vena cava inferior
65
Q

Wat is pars supracolica en pars infracolica?

A

pars supracolica is het gebied boven de colon transversum en pars infracolica het gebied eronder.

66
Q

Welke mesenteria bevestigen de maag?

A
  • Aan curvatura minor is omentum minus bevestigd.
  • Aan curvatura major: lig. gastrocolicum (van maag naar colon), lig. gastrosplenicum (van maag naar milt), en lig. gastrophrenicum (van maag naar diafragma).
    Ze staan veel beweeglijkheid toe, handig omdat maag in grootte toeneemt. Lig. geven doorbloeding.
67
Q

Bij welke 2 punten wordt de maag gefixeerd?

A
  • rechter crus van het diafragma: deel van oesophagus dat door diafragma komt. Het diafragma maakt dan een spierlusje erom.
  • pars superior duodeni: hier gaat die over van intraperitoneaal naar retroperitoneel en wordt vastgemaakt aan mesenteria.
68
Q

Welke 2 ligamenten lopen door het omentum minus?

A
  • lig. hepatogastricum (links)
  • lig. hepatoduodenale (rechts aan duodenum)
69
Q

Welke 3 structuren lopen door het ligamentum hepatoduodenale en hoe lopen ze?

A
  • Rechts: ductus choledochus
  • Links: arteria hepatica propria
  • Achter: vena portae
    DR. ALVA
70
Q

Door welke structuren kan een chirurg wel en niet om naar bursa omentalis te gaan.

A

Niet!
- lig. hepatoduodenale (DR. ALVA)
- lig. coronarium hepatis
Wel!
- mesocolon transversum
- foramen omentale
- lig. gastrocolicum
- via sneetje in omentum majus -> lig. hepatogastricum
- lig. gastroplenicum (tussen maag en milt)

71
Q

Hoe wordt de mesenteria bevestigd?

A

Ze worden aan achterste buikwand bevestigd door middel van radices (radix=wortel). Een radix is de plaats voor bloed- en lymfevaten om richting het orgaan te gaan.

72
Q

Welke soorten maagklachten bestaan er?

A
  • zuur gerelateerde: hierbij stroomt zure maaginhoud/voedsel terug de slokdarm in= regurgatie en krijg je zuurbranden. Dit zijn refluxklachten.
  • maagklachten in het epigastrium(bovenbuik), kunnen zuurgerelateerd zijn.
73
Q

Welke 2 soorten maagklachten heb je?

A
  1. peptisch ulcuslijden (zuur gerelateerd)
    - ulcus ventriculi (zweer in maag)
    - ulcus duodeni (zweer=wondje in duodenum)
  2. functionele dyspepsie= verstoring in het spijsverteringsstelsel -> maagklachten.
74
Q

Hoe werkt de anti-reflux barriere?

A
  • LES en diafragma vallen samen. Diafragma maakt spierlusje (rechter crus) en ondersteunt de afsluitmechanisme.
    Omdat de druk laag is in de thorax zou alles terugstromen zonder deze mechanisme.
75
Q

Wat zijn 2 oorzaken van de gastro-oesophageale reflux disease (GORD)?

A
  • spontane relaxatie van LES, heet ook transient LES relaxations.
  • hernia diafragmatica/ hernia hiatus oesophagi: diafragma en LES vallen niet samen. LES komt craniaal te liggen. Ontstaat door gat van diafragma te groot is door ouderdom van spierrelaxatie.
  • Symptomen: regurgatie (terugstromen) en oesophagitis (infectie door maagzuur).
76
Q

Welke onderzoek wordt uitgevoerd bij een GORD?

A
  • gastroscopie (kijken in maag enz).
  • Wanneer geen sprake is van oesophagitis een pH-meting. Er wordt pH-meter via de neus gebracht naar begin oesophagus. Dit meet 24 uur. Bij fysiologisch reflux zal er minder dan 6% een pH van minder dan 4 worden. Bij pathologische reflux zal meer dan 6% de pH minder dan 4 zijn.
77
Q

Hoe ontstaat peptische ulcuslijden?

A
  • Helicobacter pylori overleeft in zure milieu. Meer maagzuur geproduceerd om bacterie te doden. Hierdoor wordt mucuslaag (slijmlaag) bovenop mucus afgebroken. Dus mucosa maakt contact met maagzuur en gaat ontsteken. Mucosa (slijmvlies) ontbreekt en submucosa is zichtbaar op gastrocopie.
78
Q

Wat kan gebeuren bij peptisch ulcuslijden?

A
  • hematemesis (bloedbraken)
  • gastritis (ontsteking van de maagslijmvlies)
79
Q

Wat zijn behandeling voor peptisch ulcuslijden?

A
  • Maagzuurremmers: de protonpomp (H+) wordt geremd van de parietale cellen. De pomp wordt gestimuleerd door acetylcholine, histamine en gastrine. Dus alle 3 worden geremd en dus minder maagzuur en geen ulcus dan.
  • antibiotica om helicobacter pylori op te ruimen.
  • Stoppen met NSAID’s zoals diclofenac. Deze medicijn zorgt voor minder productie van mucuslaag waardoor ulcus ontstaat.
80
Q

Wat is de nissen fundoplicatie?

A

Dit is een antirefluxoperatie. De fondus wordt om het onderste deel gewikkeld en gehecht. Zo kan druk geplaats worden op slokdarm en reflux voorkomen worden. Dit mag niet te strak gebeuren anders kan voedsel niet doorheen=passageklachten.

81
Q

Wat is Zollinger- Ellison syndroom?

A

Dit is een tumor meestal in de pancreas en soms duodenum. Deze tumor, een gastrinoom maakt gastrine aan en veroorzaakt hypergastrinemie. Dit zet de protonpomp aan en maakt veel maagzuur en toename van parietale cellen. Dit leidt tot ulcus en relfuxziekte.

82
Q

Wat is het recessus subphrenicus en door welke ligamentum wordt het door 2 gedeeld?

A

Dit is het gebied onder diafragma en boven de lever. Ligament falciforme scheidt het in 2 delen. Deze ligament loopt boven door in ligamentum coronarium hepatis. Dit verdeelt de lever in voor en achterkant.

83
Q

Wat is het recessus superior en inferior van de bursa omentalis en wat ligt daar?

A

Superior gedeelte is tussen bovenkant van de lever en onderkant diafragma. Inferior is onder de maag.

84
Q

Hoe is de radix mesenterii verbonden aan de buikwand?

A

De radix mesenterii loopt achter en is daar verbonden aan flexura duodeno jejunalis (overgang van duodenum naar jejenum) en ileocaecale overgang (overgang van ileum naar caecum). Vanaf daar gaat de mesenteri verbonden raken aan alle delen van de darmen.

Soms zie je bij ileocaecale overgang een restant van de ductus omphalo-entricus: divertikel van Meckel.

84
Q

Hoe is de appendix vermiforis verbonden aan de buikwand?

A

Die heeft een eigen ophangband: mesoappendix. Appendix is verbonden aan de caecum en daarachter ligt recessus retrocaecalis.

84
Q

Hoe heet de mesenterium van de colon sigmoideum en hoe heet de recessus (ruimte) daarachter?

A

Het is mesocolon sigmoideum en de recessus intersigmoideus.

85
Q

Hoe is de colon ascendens verbonden aan de achterste buikwand?

A

Rechterzijde: sulcus paracolicus dextra
Linkerzijde: sulcus paracolicus sinister
Dit is een ruimte en geen mesenterium.
Colon ascendens en descendens hebben geen mesenterium.

85
Q

Wat is de excavatio rectovesicalis en wat ligt daar?

A

Dit is een diepe peritoneale nis (ruimte ) die bij de man laagste punt vormen. Dit is ruimte tussen rectum en blaas.

86
Q

Welke 2 nissen zijn er bij de vrouwelijke bekken en hoe ontstaan ze?

A

Het parietale peritoneum vouwt zich vanaf de fundus vesicae urinariae (blaas) -> fundus uteri -> corpus uteri -> cervix uteri.

De 2 ruimte die ontstaan;
- excavatio vesico uterina (tussen blaas en baarmoeder)
- excavatio recto-uterina (tussen baarmoeder en rectum)

87
Q

Welke 4 vernauwing/impressies van de oesophagus zijn er?

A
  • UES
  • LES
  • aortaboog kruist op slokdarm
  • hoofbronchus kruist
88
Q

Hoe wordt het voedsel voorbewogen in de oesophagus?

A

Wanneer voedsel wordt doorgeslikt ontspant de UES. Er ontstaat een peristaltische golf die voor voorstuwing zorgt. De oesophagus heeft buiten lengtespieren en binnen circulaire. Eerst spannen circulaire spieren achter het voedsel en dan de longitudinale aan de zijkanten. Zwaartekracht speelt geen rol.

89
Q

Wat is primaire en secundaire slokdarmperistaltiek?

A
  • Primair: dit treedt op wanneer je eten inslikt.
  • Secundair: treedt op als reactie op achtergebleven voedsel of als een obstructie zit in de slokdarm. Dit werkt als ‘‘back-up’’.
90
Q

Wat is esophagectomy, anastomose en thoractomie?

A
  • Esophagectomy: een deel of geheel van oesophagus verwijderen door bv oesophaguscarcinoom.
  • Anastomose: geeft ingreep aan waarbij structuren aan elkaar verbonden worden. Bij esophagectomy kan bv een deel van dunne darm gebruikt worden om doorgang te maken voor voedsel.
  • Thoracotomie: ingreep waarbij de thorax geopent wordt. Dit kan gebeuren bij esophagectomy.
91
Q

Welke onderdelen heeft de maag?

A
  • pars cardiaca: hier ligt LES.
  • fondus gastricus: ronde bovenste deel
  • carpus gastricum: lichaam
  • pars pylorica
92
Q

Wat is hiatus hernia en welke 2 soorten zijn er?

A

Hiatus hernia is middenrifbreuk. Hierbij komt de maag gedeeltelijk in de thorax te liggen.
- Glijdend: de maag en onderste deel van oeosphagus komen boven de middenrif, leidt tot refluxklachten.
- paraoesophagaal: stukje van de maag komt boven de middenrif en ligt dan naast de oesophagus. Er is dan operatie nodig.

93
Q

Hoe heet de kringspier in de overgang van maag naar duodenum?

A

pylorissfincter: anatomische sfinctie, je zit het al skingspier. Het is een sterke ring van glad spierweefsel.

94
Q

Waaruit bestaat de maagsap?

A
  • zoutzuur: doodt bacterien en schimmels
  • spijsverteringsenzymen: lipase (vet), pepsine en pepsinogeen (eiwitafbraag)
  • slijm: dat bestaat uit glycoprotein
  • intrinsieke factor: deze koppelt aan vit B12 en zorgt dat het opgenomen wordt.
95
Q

Wat is maagontledigingsscintigrafie?

A

Bij een maagontlediging wordt onderzocht hoe snel voedsel door spijsverteringsstelsel gaat. Een patient krijgt dan vaak pannekoek met radioactieve stof gegeten. Er worden dan op verschillende tijden een opname gemaakt van de buik.

96
Q

Wat zijn 2 mogelijkheden voor om het maag chirurgisch te bereiken?

A
  1. gastroscopie: een slangetje met camera gaat naar binnen via oesophagus.
  2. Buitenaf: laparascopie: een sneetje in de buikwand en er wordt kleine camera daarin gebracht.
97
Q

Hoe wordt het lever anatomisch verdeel?

A

In links en recht waarbij caudale en quadrate kwab bij de rechterkant hoort. Aan de voorkant gedaan door lig. falciforme en aan achterkant lig. venosum en lig. teres hepatis. Deze 2 groeven zijn samen fissura accessoria.

98
Q

Hoe wordt de lever functioneel ingedeeld en waarop is het gebaseerd?

A

De lijn van cantlie verdeeld ook in links en recht waarbij caudatus en quadratus kwab bij de linker leverhelft horen. Dit wordt gebaseerd op vascularisatie in 8 segmenten.

99
Q

Welke 8 functies heeft de lever?

A
  • Galvorming
  • koolhydraatstofwisseling
  • Eiwitstofwisseling
  • Vetstofwisseling
  • Detoxificatie
  • Vasculaire functie
  • Hormoonafbraak
  • Temperatuurregulatie
100
Q

Wat is de functie van de galblaas?

A

Gal gemaakt door lever wordt opgeslagen. Ook wordt gal verdikt door Cl-ionen te verwijderen en water volgt dan. Hierdoor wordt gal minder waterig. Iemand zonder gal overleeft maar zal moeite hebben met vetten afbreken.

101
Q

Hoe werken de galafvoersystemen?

A
  • 2 galgangen in lever: ductus hepaticus dexter en sinister.
  • Komen samen in ductus hepaticus communis in lever.
  • ductus cysticus komt samen met ductus hepaticus communis in ductus choledochus.
  • Dit mondt uit in papil van vater samen met ductus pancreaticus.
  • Hier is ook de sfincter van oddi.
102
Q

Wat is enterohepatische kringloop?

A
  • Circulatie: lever -> galblaas -> dunne darm -> enterocyten ->poortader -> lever
  • Galzuren, bilirubine, medicijnen, etc.

Twee componenten:
- Detoxificatie (ontgiften) door stoffen polair te maken. Kan niet opgenomen worden.
- In terminale ileum/colon: darmbacteriën splitsen polaire groep af -> opname

95% van uitgescheiden gal wordt hergebruikt
6 tot 8 keer per dag

103
Q

Welke 2 buizen heeft de pancreas?

A
  • ductus pancreaticus
  • ductus pancreaticus accessorios, verdwijnt later in geboorte
104
Q

Functie pancreas

A
  • exocriene klier: maakt trypsine en chymotrypsine (eiwitvertering), amylase (koolhydraten) en lipase (vetten) af aan ductus pancreaticus en dan duodenum.
  • endocriene klier: eilandjes van langerhans die insuline en glucagon aanmaken en afgeven aan bloed.
  • Bij autodigestie-> hormonen zijn al actief in pancreas -> pancreatitis (ontsteking)
105
Q

Welke 3 paar grote speekselklieren zijn er?

A
  • glandula parotis (oorspeekselklier): ligt anterieur van m. massaeter. Kanaal loopt over m. masseter en door m. buccinator (wangspier) uit in mondholte.
  • glandula submandibularis (onderkaak): heeft 2 takken die langs en onder de m. mylohyoideus ligt en gaat dan mondholte in.
  • glandula sublingualis (onder tond): veel kleine kanaaltjes uit in mondholte.
106
Q

Functie van speeksel

A
  • uitdroging voorkomen
  • makkelijk kauwen en slikken
  • beinvloedt smaak en geur
  • neutraliseren van tannines (kunnen epitheelcellen aantasten)
  • mondhygiene: afspoelen van bacterien
  • enzymen in speeksel voor afbraak van stoffen
107
Q

Waaraan is het radix mesenterii verbonden?

A

Aan duodenojejunaal en ileocaecaal. Dit ontstaat uit viscerale laterale plaat van mesoderm.

108
Q

Hoe zorg je ervoor dat eten niet terugstroomt vanuit caecum naar ileum?

A

Er is hier een klep van bauhin. Deze klep zorgt ervoor dat eten niet terugstroomt.

109
Q

Functies van dikke darm

A
  1. absorptie
  2. opname voedselresten
  3. opslag (rectum)
  4. peristaltische beweging
  5. uitscheiding
110
Q

Wat is papilla ilealis?

A

Dit is een uitstulping bij de ileocaecaal regio. Hierbinnen zit de klep van bauhin. De opening in dit gebied heet ostium ileale. Binnenin de dikke darm heb je plicae semilunaris: dit ontstaat doordat de dikkedarm bij elkaar komt. blz 124.

111
Q

Kenmerken vena portae systeem

A
  • bloed naar de lever vanuit darmen, maag, milt en alvleesklier
  • vervoert zuurstofarm maar voedingsstofrijk.
  • heeft 2 vertakking: ramus sinister en dexter
  • iedere segment krijgt eigen tak
  • functie: toxische stoffen uitscheiden
  • te hoge bloeddruk -> portale hypertensie. Ze gaan uitpuilen, spataderen.