Week 2 Flashcards
Welke drie gevallen veronderstelt art. 3:40 BW?
- Het sluiten van de overeenkomst is verboden.
*Dat betekent dat de overeenkomst in strijd is met een dwingende bepaling.
*Het doet niet ter zake of de personen op de hoogte waren van de verboden overeenkomst.
*De overeenkomst is nietig op grond van art. 3:40 lid 2 BW, tenzij de dwingende bepalingen niet de strekking heeft de geldigheid van de daarmee strijdende rechtshandelingen aan te tasten.
- De inhoud is ongeoorloofd.
*Het doet niet ter zake of de personen hiervan op de hoogte waren.
*Nietig op grond van art. 3:40 lid 1 BW. - De strekking is ongeoorloofd.
*Ontbreekt de wetenschap bij één van de partijen of beide partijen dat de strekking ongeoorloofd is, dan is de overeenkomst geldig.
*Anders nietig.
Aan welke vijf eisen van art. 6:228 BW moet voldaan zijn voordat de overeenkomst vernietigbaar is (dwaling)?
- Causaal verband tussen de dwaling en de totstandkoming van de overeenkomst.
- De dwaling valt onder één of meer van de rubrieken in art. 6:228 BW.
- Kenbaarheid: de tegenpartij begreep of behoorde te begrijpen dat de omstandigheden waaronder hij dwaalde voor dwalende van doorslaggevende betekenis waren.
- Geen uitsluitend toekomstige omstandigheid (lid 2). Dit gebeurt vaak bij een teleurstelling, maar als deze teleurstelling gebaseerd is op een onjuiste voorstelling van zaken tijdens de sluiting van de overeenkomst, valt het onder de eisen van een dwaling.
- De dwaling komt voor de rekening van de dwalende wanneer:
-In de overeenkomst dingen staan als: ‘op eigen risico’
-De in het verkeer geldende opvattingen.
-De omstandigheden van het geval.
Welke vier vragen moet je stellen om vast te stellen of een beroep op dwaling zal slagen?
- Is het besluit tot het sluiten van de overeenkomst gevormd onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken?
- Heeft de onjuiste voorstelling van zaken betrekking op omstandigheden die voor de dwalende van doorslaggevende betekenis zijn? (Zou de overeenkomst zonder dwaling niet of niet op dezelfde voorwaarden gesloten zijn?)
- Valt de dwaling onder één of meer van de rubrieken uit art. 6:228 lid 1 BW?
- Heeft de wederpartij begrepen (of behoren te begrijpen) dat de omstandigheden waaromtrent wordt gedwaald voor de dwalende van doorslaggevende betekenis zijn?
Als één van de vier vragen voor een dwaling negatief beantwoord wordt, dan volgt afwijzing van het beroep op dwaling. Zo niet, welke 2 vragen dienen er dan nog gesteld te worden?
- Betreft het een uitsluitend toekomstige gebeurtenis?
- Komt de dwaling in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden voor het geval voor rekening van de dwalende?
Bedrog is de gekwalificeerde vorm van …
Dwaling.
Wat is het voordeel van iemand aanklagen op grond van bedrog t.o.v. dwaling?
De kans op schadevergoeding is groter. Immers, bij bedrog zit het onrechtmatige deel al in het feit ingebakken terwijl een dwaling dit niet per se onrechtmatig hoeft te zijn en de onrechtmatigheid apart aangetoond moet worden.
*Bij bedrog moet men de opzettelijk aantonen.
Wat is het verschil tussen dwaling/bedrog en bedreiging?
Bij bedreiging is het gebrek in wilsvorming niet gelegen in de onjuiste voorstelling van zaken, maar de vrees voor een mogelijk nadeel/gevolg.
Leg art. 3:44 lid 4 BW (misbruik van omstandigheden).
De vereisten voor misbruik van omstandigheden zijn:
- Aanwezigheid bijzondere omstandigheid zoals noodtoestand, en lichtinnigheid.
- Kenbaarheid: vereist is dat de wederpartij wist of moest begrijpen dat de ander onder de bijzondere omstandigheid werd bewogen tot het sluiten van de overeenkomst.
- Misbruik: de wederpartij moet de totstandkoming van de overeenkomst middels de bijzondere omstandigheid hebben bevorderd.
- Causaal verband: zou de overeenkomst niet gesloten zijn zonder het misbruik van de bijzondere omstandigheid?
Op welke twee pijlers steunt vertegenwoordiging?
- Vertegenwoordigingskwaliteit: het moet voor de wederpartij duidelijk zijn dat de tussenpersoon handelde in naam van de vertegenwoordigde.
*Hij hoeft dit niet nadrukkelijk te vermelden.
- Vertegenwoordigingsbevoegdheid: De tussenpersoon dien bevoegd te zijn.
Wat gebeurt er met een overeenkomst als de toereikende volmacht ontbreekt? Op welke twee manieren wordt dit doorbroken?
-Er komt in beginsel geen overeenkomst tot stand.
-De volmachtgever is niet gebonden aan de door de gevolmachtigde gesloten overeenkomst.
-De gevolmachtigde is evenmin gebonden aan de overeenkomst omdat hij niet uit eigen naam handelde.
Kan worden doorbroken doorbroken door:
- Gerechtvaardigd vertrouwen (art. 3:35 BW), maar het moet wel gaan om vertrouwen dat is opgewekt door de volmachtgever en niet door de gevolmachtigde.
- De onbevoegd gesloten overeenkomst wordt door de volmachtgever bekrachtigd.
Wat houdt contractvrijheid in?
Contractvrijheid houdt in dat partijen binnen de grenzen van het dwingende wet, de goede zeden en openbare orde vrij zijn in hun vermogensrechtelijke betrekkingen naar eigen inzicht te regelen.
Uit welke drie punten vloeien de rechtsgevolgen die het contract heeft, naast de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen?
- De wet
- De gewoonte
- Redelijkheid en billijkheid