Hoofdstuk 1 Flashcards
Registergoederen zijn goederen waarvan …
inschrijving voor de overdracht of vestiging in daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk zijn (art. 3:10 BW).
Wat is het verschil tussen een relatief en een absoluut recht? En wat is een exclusief recht?
-Een relatief recht is een rechtsbetrekking tussen twee specifieke personen: schuldeiser en schuldenaar.
-Een absoluut recht is een recht dat kan worden gehandhaafd tegenover iedereen (eigendom).
-Eigendom is een voorbeeld van exclusief recht. Dit houdt in dat de eigenaar geen genoegen hoeft te nemen als anderen van zijn zaak gebruikmaken.
Wat is het verschil tussen een zakelijk recht en een persoonlijk recht?
-Een zakelijk recht is het recht op een zaak. Eigendom is bijvoorbeeld zakelijk recht.
-Een persoonlijk recht is het recht op aanspraak tegenover een bepaald persoon. Het vorderingsrecht is een persoonlijk recht.
Leg het individualiseringsprincipe en het eenheidsbeginsel uit, waar zakelijke rechten aan onderworpen worden.
-Het individualiseringsprincipe gaat ervan uit dat iemand geen eigenaar kan zijn van uitsluitend naar soort en hoeveelheid zaken. Het is belangrijk of op enige wijze valt uit te maken op welke zaak het eigendomsrecht betrekking heeft.
-Door het eenheidsbeginsel
Leg het individualiseringsprincipe en het eenheidsbeginsel uit, waar zakelijke rechten aan onderworpen worden.
-Het individualiseringsprincipe gaat ervan uit dat iemand geen eigenaar kan zijn van uitsluitend naar soort en hoeveelheid zaken. Het is belangrijk of op enige wijze valt uit te maken op welke zaak het eigendomsrecht betrekking heeft.
-Door het eenheidsbeginsel vormt een zaak één geheel. Denk aan een fiets dat bestaat uit wielen, een frame, een stuur etc.).
Wat is een beperkt recht (art. 3:8 BW)? Noem de twee verschillende soorten beperkte rechten.
Een beperkt recht is het recht dat iemand van een eigenaar van een eigendom krijgt door bepaalde bevoegdheden af te splitsen of te verlenen.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
-Gebruiksrechten: deze geven bepaalde bevoegdheden tot gebruik.
-Zekerheidsrechten: deze geven de rechthebbende meer zekerheid bij een vorderingsrecht (bijvoorbeeld het recht van hypotheek).
Een beperkt recht is altijd een … recht en meestal een … recht.
absoluut - zakelijk
Eenzelfde zaak kan belast zijn met meer dan één beperkt recht. Hierdoor kan een botsing ontstaan tussen de twee beperkte rechten. Wat gebeurt er als het tot zo’n botsing komt?
Dan geldt de prioriteitsregel: het oudere beperkte recht gaat voor het jongere recht.
Leg art. 3:298 uit.
Art. 3:298 brengt uitkomst wanneer er botsende rechten op levering zijn ontstaan. Wanneer A een fiets aan B verkoopt en een dag later dezelfde fiets aan C verkoopt, dan gaat het vorderingsrecht van B voor op dat van C. Het oudste recht gaat dus voor bij het jongere recht.
Wat is een verbintenis? En wat is het verband met een obligatoire overeenkomst?
Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer personen waarbij de één (schuldenaar/debiteur) tot een bepaalde prestatie is verplicht, terwijl de ander (schuldeiser/crediteur) tot een prestatie is gerechtigd.
Een obligatoire overeenkomst (verbintenis scheppend) is een buitengewoon geschikt middel waardoor partijen zelfstandige onderlinge rechtsbetrekkingen kunnen aanknopen. Door het sluiten van van obligatoire overeenkomsten scheppen partijen één of meer verbintenissen (art. 6:213).
Een overeenkomst komt tot stand door … en … (art. 6:217 BW).
aanbod en aanvaarding.
Indien het voorstel om een overeenkomst te sluiten onvoldoende duidelijkheid verschaft omtrent de belangrijkste verplichtingen is sprake van …
… een uitnodiging tot het doen van een aanbod.
(in de jurisprudentie is bepaald dat een advertentie waarin een individueel bepaalde zaak voor een bepaalde prijs te koop wordt aangeboden in beginsel wordt gezien als een uitnodiging tot het doen van een aanbod.)
In welke 3 situaties verliest het aanbod zijn kracht?
- Het aanbod wordt verworpen (Art. 6:221 lid 2).
- Tijdverloop (art. 6:221 lid 1)
*Mondeling aanbod dient meteen te worden beantwoord.
*Schriftelijk aanbod dient binnen redelijke termijn te worden beantwoord. - De aanbieder herroept zijn aanbod (art. 6:219 lid 2).
Wat is het uitgangspunt bij het herroepen van een aanbod? En door welke twee manieren kan dit uitgangspunt worden doorbroken?
Een aanbod kan worden herroepen zolang het niet is aanvaard en evenmin een mededeling met aanvaarding van het aanbod is verzonden (art. 6:219 lid 2 BW).
Dit kan op twee manieren worden doorbroken:
- Er is sprake van een vrijblijvend aanbod: na de aanvaarding kan het aanbod nog worden herroepen op voorwaarde dat dit direct gebeurt.
- Er is sprake van een onherroepelijk aanbod: gedurende de termijn van onherroepelijkheid kan het aanbod juist niet worden herroepen, ook al is het aanbod nog niet aanvaard (art. 6:219 lid 1 BW).
Wat is het verschil tussen herroeping en intrekking van een aanbod? En aan welke eis moet intrekking voldoen?
Herroeping kan geschieden zolang het niet is aanvaard en evenmin een mededeling met aanvaarding is verzonden (de verzendtheorie).
Intrekking moet voorkomen dat er een geldig aanbod tot stand komt. Om haar werking te hebben, moet de intrekking de persoon tot wie zij gericht is eerder of gelijktijdig met de ingetrokken verklaring bereiken (de ontvangsttheorie). Dit is te vinden in art. 3:37 lid 5 BW.