Week 2 Flashcards

1
Q

Wat is een commissiedelict?

A

Een delict wat een handeling, een actief doen strafbaar stelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een omissiedelict?

A

Een delict wat het nalaten van een handeling strafbaar stelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn formele delicten?

A

Delicten waarbij een handeling strafbaar is gesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn materiële delicten?

A

Delicten waarbij het gevolg strafbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn krenkingsdelicten?

A

Delicten waarbij een rechtsgoed wordt gekrenkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn gevaarzettingsdelicten?

A

Delicten waarbij door een gedraging een gevaar wordt veroorzaakt, wat tot gevolg kan hebben dat een rechtsgoed wordt gekrenkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Als ‘wederrechtelijkheid’ of een vorm daarvan letterlijk wordt opgenomen in de wet, is het dan een bestanddeel of element?

A

Bestanddeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welk artikel staat het beslisschema of een verdachte schuldig is aan een bepaald delict?

A

art. 350 Sv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn ideaaltypische delictsomschrijvingen?

A

Delictsomschrijving waarin wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid geen bestanddelen, maar elementen zijn. Deze zijn dus in beginsel/wet/delictsomschrijving gegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn niet-ideaaltypische delictsomschrijvingen?

A

Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn beide bestanddelen en dienen dus te worden bewezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly