Week 1 Flashcards

1
Q

Wat zijn de twee soorten strafrecht?

A

Materieel en formeel strafrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is materieel strafrecht?

A

Dit gaat over de inhoud van het strafrecht, over de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is formeel strafrecht?

A

Dit bepaalt de vorm waarin het strafrecht tot uiting komt en heeft betrekking op de strafrechtelijke procedures

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn doleuze delicten?

A

Hierbij dient opzet van de verdachte op het gevolg te worden bewezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn culpoze delicten?

A

Delicten waarbij dient te worden bewezen dat het gevolg aan de schuld van de verdachte te wijten is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het commune strafrecht?

A

Het algemene strafrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 3 verschillen tussen overtredingen en misdrijven?

A
  1. Formele wetgever: overtredingen én misdrijven; lagere wetgever: alleen overtredingen.
  2. Hoogte van de straffen
  3. Poging en voorbereiding zijn bij misdrijven doorgaans wel strafbaar, bij overtredingen niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 4 deelbeginselen van het legaliteitsbeginsel?

A

Lex Certa, Lex Scripta, verbod op terugwerkende kracht & verbod op analogie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het Lex Certa beginsel?

A

Kenbaarheidsvereiste. Dit deelbeginsel vereist dat de wet niet te onduidelijk mag zijn. Naarmate het belang zwaarder weegt mogen de normen minder duidelijk worden omschreven. Dit lijkt in strijd met Lex Certa, maar enige vaagheid kan simpelweg niet voorkomen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het Lex Scripta beginsel?

A

Dit deelbeginsel vereist dat de wet geschreven is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is verbod op terugwerkende kracht?

A

Het strafbaar stellen van eerder gedrag mag niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is verbod op analogie?

A

Een wettelijke bepaling mag niet op een geval naar analogie (overeenkomst tussen twee taken) worden toepast waarvoor die bepaling niet bedoeld is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de 4 interpretatiemethoden vanuit Lex Certa/Scripta.

A

Taalkundige interpretatie, wetshistorische interpretatie, wetssystematische interpretatie & teleologische interpretatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is taalkundige interpretatie?

A

Het blijft bij de letterlijke betekenis van de wet. Dit is in het licht van de Lex Certa en Lex Scripta de meest passende methode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is wetshistorische interpretatie?

A

Hierbij kijken we naar de bedoeling die de wetgever destijds heeft gehad met een bepaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is wetssystematische interpretatie?

A

De interpretatie van een bepaalde strafbepaling ontlenen aan het systeem van de regeling waarvan dat artikel deel van uitmaakt.

17
Q

Wat is teleologische interpretatie?

A

Het gaat om het doel, strekking en ratio van de strafbepaling.

18
Q

Wat is de generaal-preventie dimensie?

A

Dit zorgt ervoor dat burgers zich onthouden van bepaald ongewenst gedrag, omdat het strafbaar is gesteld.