week 14 Flashcards
Wat is de Jaffé methode?
Dit is een methode om de creatinine waarde te bepalen. Creatinine wordt omgezet met behulp van picrinezuur en NaOH, waardoor er een kleurvorming komt (rood-oranje). Er is alleen een nadeel dat er gevoeligheid is voor interferentie met chromogenen, waardoor de uitslag foutief verhoogd of verlaagd kan zijn.
Om welke drie redenen heeft de enzymatische methode de voorkeur op de Jaffé methode voor de creatininebepaling?
- Beter te gebruiken in bepaalde patiëntengroepen (zoals DM)
- Toename specificiteit
- Toename sensitiviteit
Wat zijn oorzaken voor hematurie?
Tumor (nier, ureter, blaas, prostaat en urethra)
aangeboren afwijkingen
trauma
ontstekingen
stenen
systemische oorzaken (stollingsstoornis, lichamelijke inspanning)
Welke drie vormen van glomerulaire hematurie zijn er?
- IgA nefropathie
- Syndroom van Alport
- Thin membrane nephropathy
Wat houdt IgA nefropathie in?
Het antistof IgA slaat neer in het mesangium van de glomerulus (aan te kleuren met immunofluorescentie). Het presenteert zich met hematurie en proteïnurie. Het kan secundair zijn aan onder andere leverziektes (IgA wordt normaal opgeruimd door de lever).
Behandeling is alleen nodig bij forse proteïnurie of bij snelle achteruitgang van de nierfunctie.
Beschrijf het syndroom van Alport.
Dit is een erfelijke ziekte waarbij het collageen in het basaalmembraan niet goed is aangelegd. Het BM is verdikt en lekt.
Het kan autosomaal (collageen 4a3 en 4a4; zowel dominant als recessief) en X-gebonden (col 4a5) overerven.
Het presenteert zich op jonge leeftijd met hematurie en proteïnurie. En het collageen zit ook in de oren dus het gaat vaak gepaard met doofheid.
Vaak voor puberteit al aan dialyse.
Beschrijf de thin membrane nephropathy.
Mensen die drager zijn van het autosomaal recessieve Alport gen (voor collageen 4a3 en 4a4) hebben thin membrane nephopathy. Hun basaalmembraan is erg dun, waardoor het gevoelig is en gemakkelijk erytrocyten doorlaat die vervolgens in de urine terechtkomen (hematurie).
Welke symptomen heb je bij een nefrotisch syndroom?
Proteinurie > 3,5 gram/dag (belangrijkste)
hypalbuminemie (laag serum albumine, omdat je veel albumine uitplast)
oedeem (veel natriumretentie)
hyperlipaemie
Wat is het verschil tussen het nefrotisch en nefritisch syndroom?
Nefritisch t.o.v. nefrotisch: minder proteïnurie, actief sediment en progressieve achteruitgang nierfunctie.
Welke drie vormen van het nefrotisch syndroom zijn er?
minimal change disease
focal segmentale glomerulosclerose
membraneuze glomerulopathie
Beschrijf de minimal change disease.
Er is een gestoorde ladingsselectiviteit, waardoor kleine maar negatief geladen eiwitten (zoals albumine) in de urine zitten. Op de lichtmicroscoop zijn geen verschillen te zien in vergelijking tot normale glomeruli. Deze ziekte heeft een goede prognose.
Beschrijf focale segmentale glomerulosclerose (FSGS).
Er treedt focaal in de nier (in sommige delen wel en in andere niet) en segmemtaal in de glomerulus (in sommige segmenten van de glomerulus) sclerose (littekenweefsel) op.
FSGS kan primair (idiopathisch) of secundair aan een andere aandoening (obesitas, hypertensie) voorkomen. Het kan veroorzaakt worden door een genetische afwijking en de diagnose wordt soms gemist door het focale voorkomen. De prognose is veel slechter dan bij minimal change disease.
Beschrijf de membraneuze glomerulopathie.
Immunoglobulines vallen de onderkant van de podocyt aan. Ze schakelen als ze in contact komen met het “antigeen” complementen in. Deze boren gaatjes in het celmembraan, waardoor allerlei eiwitten neerslaan onder/in de BM: immuundeposities. Omdat het BM kapot gaat worden er eiwitten uitgeplast en omdat de reactie onder de podocyten plaatsvindt, weten de leukocyten niet dat dit gebeurt.
Vaak worden er antistoffen tegen de PLA2-receptor gemaakt. Het is de voornaamste oorzaak bij volwassenen, heeft aselectieve proteïnurie en heeft een wisselend beloop. Daarnaast komt het secundair voor bij een groot aantal aandoeningen zoals maligniteiten.
Wat zijn de symptomen van nefritisch syndroom?
- oligurie (minder urine) en nierinsufficiëntie
- hematurie
- proteïnurie meestal < 3 g/dag
- oedeem
- hypertensie
Uit welke ziektebeelden bestaat het nefritisch syndroom?
- Anti-GBM glomerulonefritis
- Poststreptokokken glomerulonefritis
- ANCA geassocieerde glomerulonefritis
- Lupus nefritis