Week 13: Veroudering, voeding, vitamines Flashcards

1
Q

Hoeveel % van de levensverwachting wordt bepaald door genen?

A

25

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vorm van hypertensie komt het meest voor bij ouderen?

A

Geïsoleerde systolische hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van geïsoleerde systolische hypertensie?

A

Systole >140, diastole <90

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is de spiermassapiek?

A

25-30 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel % van voorschrijffouten zorgen voor ziekenhuisopnames?

A

0,01%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 3 groepen farmaca worden het meest gebruikt?

A

Cardiovasculair
Psychofarmaca
Analgetica (pijnstilling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat verandert er aan het metabolisme van geneesmiddelen bij ouderen?

A

Vooral fase I reacties dalen, fase 2 blijft gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet een enzyminductor?

A

Zet enzym aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is de nierpiek?

A

Rond 20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 2 gevolgen van een hogere Css?

A

Krachtigere (bij)werking

Hogere kans interactie met andere farmaca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de levensverwachting van een man bij de geboorte?

A

80,0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de levensverwachting van een vrouw bij de geboorte?

A

83,3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de resterende levensverwachting van een man van 80?

A

8,2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de resterende levensverwachting van een vrouw van 80?

A

9,7 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de 10 kenmerken van een geriatrische patiënt

A
Verhoogde prevalentie leeftijdspecifieke aandoeningen
Versnelde achteruitgang
Verminderde mogelijkheid tot herstel
Andere ziektepresentatie
Somato-psycho-sociale verwevenheid
Multipathologie
Meer complicaties
Verminderde homeostase
Veranderde farmacokinetiek en dynamiek
Verlaagde sensitiviteit en specificiteit bij onderzoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is frailty?

A

Staat van leeftijdsgerelateerde fysiologische kwetsbaarheid resulterend in verminder homeostatische reserve en verminderde mogelijkheden om weerstand te bieden aan stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Noem de 5 criteria van frailty

A
Gewichtsverlies
Uitputting
Verminderde lichamelijke activiteit
Verminderde loopsnelheid
Verminderde handknijpkracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem de 4 VMS domeinen

A

Ondervoeding
Mobiliteit
Delier
ADL functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke 4 (/5) assen van CGA zijn er?

A
Somatiek
Psyche
Functioneren
Sociaal
(Toekomst)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de 6 doelen van CGA?

A

Identificeren acute aandoening
Analyse naar optimaliseren zelfredzaamheid
Streven maximale kwaliteit van leven
Integreren wens van patiënt
Indien mogelijk behandelen en voorkomen morbiditeit en mortaliteit
Uitspraak doen over beste behandelplan en setting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoeveel mensen overlijden tijdens reanimatie, en hoeveel overleven het?

A

49% overlijdt tijdens

10% overleeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is delier?

A

Acute veranderde mentale staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke 5 diagnostische kenmerken kan je gebruiken voor de diagnose van een delier?

A

Aandachtsstoornis
Fluctuaties/acuut ontstaan
Cognitieve stoornis
Niet verklaarbaar door andere neurologische aandoeningen
Fysiologische consequentie van medische conditie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat kan je gebruiken om een delier te voorspellen?

A

APACHE model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is dementie?

A

Syndroom met cognitieve stoornis

26
Q

Hoe begint dementie?

A

Sluipend

27
Q

Noem 5 symptomen van dementie

A
Geheugenverlies
Aphasie
Agnosie
Apraxie
Uitvoeringsstoornissen
28
Q

Hoelang moeten de symptomen aanwezig zijn voor een diagnose dementie?

A

6 maanden

29
Q

Noem 4 oorzaken van dementie en geef aan hoevaak ze de oorzaak zijn

A

Alzheimer 40%
Vasculair 30-40%
Parkinson 15%
Anders 5%

30
Q

Welke 2 groepen met symptomen zijn er bij dementie?

A

Corticaal

Subcorticaal

31
Q

Noem 2 soorten behandeling voor delier

A

Onderliggende oorzaak behandelen

Antipsychotica

32
Q

Noem 4 symptomen van corticale dementie

A

Kortetermijn geheugenverlies
Normaal denken
Agnosie
Apraxie

33
Q

Noem 4 symptomen van subcorticale dementie

A

Langzaam denken
Geheugenverlies
Apathie
Depressie

34
Q

Welke 3 domeinen zijn belangrijk bij dementie?

A

Activities
Behaviour
Cognitive
ABC

35
Q

Welke 3 groepen hebben het hoogste valrisico?

A

Jongvolwassenen
Ouderen
Sporters

36
Q

Hoeveel % van 70+ valt 1x/jaar?

A

30%

37
Q

Wat is de 1-jaars mortaliteit na een val bij 70+?

A

20%

38
Q

Wat is orthostatische hypertensie?

A

Systole verlaagd met >20mmHg

Diastole verlaagd met >10mmHg

39
Q

Wat gebeurt er met de energieinname van ouderen?

A

Minder

40
Q

Wat gebeurt er met de behoefte van eiwitten, mineralen en vitamines bij ouderen?

A

Blijven gelijk

41
Q

Welke factoren wegen mee bij de MUST-factor?

A

BMI
Ongewenst gewichtsverlies
Acuut ziek of heeft/gaat >5 dagen niets eten

42
Q

Hoeveel punten zijn er max te behalen voor MUST?

A

6

43
Q

Vanaf welke MUST moet er gekeken worden naar interventie?

A

2 of hoger

44
Q

Wat is SNAQ65+

A

Een andere screeningstool voor ondervoeding bij ouderen

45
Q

Waar is albumine een goede voorspeller voor?

A

Mortaliteitsrisico

46
Q

Waar is albumine geen goede voorspeller voor?

A

Voedingsstaat

47
Q

Welke 2 soorten behandelingen zijn er voor ondervoeding?

A

Voedingsinterventie

Onderliggende oorzaken behandelen

48
Q

Hoeveel eiwit moet een ondervoede oudere met een inflammatoire ziekte innemen?

A

1,2-1,5 g/kg/dag

49
Q

Wat gebeurt er bij het refeeding syndroom?

A

Insuline omhoog, waardoor glucose en K de cel in worden getransporteerd en je elektrolyten op hol slaan

50
Q

Wat is dubbele vergrijzing?

A

80+/65+ is verhoogd

51
Q

Welke 3 wetten zijn belangrijk in de financiering van de Nederlandse zorg?

A

ZVW: zorgverzekeringswet
WLZ: wet langdurige zorg
WMO: wet maatschappelijke ondersteuning

52
Q

Wat voor soort zorg valt onder de ZVW?

A

Curatieve zorg

53
Q

Wat houdt de WLZ in?

A

Intensieve zorg 24/7 voor chronisch zieken en ouderen en het verblijf in een verpleeghuis

54
Q

Wat houdt de WMO in?

A

Voorzieningen tbv. zelfredzaamheid en participatie

55
Q

Hoeveel zijn de totale zorgkosten in NL?

A

100 miljard

56
Q

Noem 5 oorzaken van de stijgende zorgkosten

A
Technologie
Milieu en klimaat
(dubbele) vergrijzing
Inflatie
Verbreding van indicatie
57
Q

Wat is de top 3 van zorgkosten van 65+?

A

Dementie
CVA
Accidentele val

58
Q

Wat is doelmatigheid van zorg en hoe bepaal je dat?

A

Verhouding kosten en oplevering aantal gezonde levensjaren

Kosten/aantal gewonnen QALY

59
Q

Wat is QALY?

A

Quality adjusted life years

60
Q

Hoe bereken je budget impact?

A

Aantal patiënten x kosten/patiënt