Week 13 Flashcards

1
Q

Waar bindt vWF aan?

A

GP Ib en GP Ia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn GP Ib en GP Ia en waar zitten ze?

A

Receptoren op de trombocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat scheidt de trombocyt uit als vWF is gebonden aan de receptoren?

A

ADP
TxA2
5-HT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het effect van ADP, TxA2 en 5-HT?

A

Hierdoor worden nog meer trombo’s aangetrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het effect van PGl2 op de tromboaggregatie? en via welke second messager?

A

Remt de aggregatie via cAMP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van GPIIb/IIIa?

A

Trombo’s hechten daar aan elkaar door fibrinedraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 7 voorbeelden van trombocytenaggregatieremmers

A
Aspirine
Dypyridamol
Clopidogrel
Abciximab
Eptifibatide
Tirofibon
Epoprostenol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werkt aspirine?

A

Acetylsalicylzuur is een COX-remmer

Het verlaagt de hoeveelheid TxA2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar staat TxA2 voor?

A

Tromboxaan A2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werkt dipyridomol?

A

Het is een fosfodiësteraseremmer

Het verhoogt cAMP, waardoor de adhesie aan de oppervlakte geremd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt clopidogrel?

A

Het is een prodrug en wordt pas in situ omgezet, en blokkeert vervolgens de ADP receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werken abciximab, eptifibatide en tirofibon?

A

Het zijn antilichamen, blokkeren GPIIb/IIIa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werkt epoprosternol?

A

Natuurlijk prostaglandine (PGl2), wat via cAMP de aggregatie remt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar staat COX voor en hoe werkt het?

A

Cyclo-oxygenase

Wordt omgezet in tromboxaan, wat weer zorgt voor aggregatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 2 vormen van COX zijn er en waar zijn ze te vinden?

A

COX1 en COX2
COX1 in de maag, darmen, nieren en trombo’s
COX2 is inflammatoir en te vinden in macrofagen, synoviocyten en endotheelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Moet je aspirine in hoge of lage doseringen geven? Waarom?

A

Lage, je wil alleen COX1 remmen en met hoge doseringen rem je ook COX2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke 3 groepen middelen grijpen aan op de stollingscascade?

A

Coumourines
Trombineremmers
Heparines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem 2 voorbeelden van coumourines

A

Fenprocoumon

Acenocoumarol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem 2 voorbeelden van trombineremmers

A

Hirudine

Dabigatran

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Onder welke groep vallen de coumourines, hoe werken ze, hoe toe te dienen en hoelang duurt het voordat ze werken?

A

Vitamine K antagonisten
Remmen de synthese van VII, IX, X en II
Oraal toe te dienen
Werken na enkele dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe kunnen trombineremmers toegediend worden?

A

Intraveneus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe werken heparines, hoe kunnen ze toegediend worden en hoelang duurt het voordat ze werken?

A

Bindt irreversibel aan antitrombine III (ATIII) en vangt hiermee trombine en Xa weg
Intraveneus of subcutaan
Werken direct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar bestaan heparines uit?

A

Heterogeen mengsel van polysaccharide en glycosaminoglycuronsulfaat, verkregen uit dierlijk weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke structuur is nodig voor heparines om te binden aan ATIII?

A

Pentasaccharide-structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke ketenlengte van monosacchariden zijn nodig voor heparines om te binden aan trombine?

A

18

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Noem 2 voorbeelden van gesynthetiseerde pentasacchariden

A

Fondaparinux

Indraparinux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar staat TPA voor?

A

Tissue Plasminogen Activator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe werkt trombolyse?

A

Plasmine lost fibrine op

Plasmine is ontstaat uit plasminogeen en is omgezet door TPA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Noem 5 voorbeelden van trombolysemiddelen en geef van elk de kenmerken

A

Streptokinase: goedkoop, verhoogd risico op allergische reactie
Urokinase: uit humane spiercellen
Alteplase, reteplase en tenelecplase: nagemaakte TPA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe wordt een acuut myocardinfarct behandeld?

A

Pijnstiller (minder stress/angst, minder sympatische activiteit)
Evt. atropine (hart weer opstarten, demping weghalen)
Trombolytica+aspirine+heparine/LMWH
Secundaire preventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoeveel van de gestelde diagnoses is fout? En hoeveel daarvan is een denkfout?

A

15% van de diagnoses is fout

75% daarvan is een denkfout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waarom maken we denkfouten?

A

Omdat we een snel en langzaam systeem hebben en we soms teveel met ons snelle systeem werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat betekent framing?

A

Identieke informatie, anders gepresenteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is een winst- en verliesframe?

A

Positieve en negatieve formulering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is anchoring?

A

Teveel waarde hechten aan eerste informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is availability bias?

A

Denken dat items die makkelijker beschikbaar zijn in het geheugen vaker voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is conformation bias?

A

Bevestigen wat je denkt door selectief accepteren en negeren van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat representative heuristic?

A

Beoordeling van waarschijnlijkheid baseren op het vergelijken van een object of gebeurtenis met prototype van object of gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is representative error?

A

Denken gestuurd door prototype, zodat je nalaat mogelijkheden te overwegen die het prototype tegenspreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is een DES?

A

Drug Eluting Stent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat moet er eerst gebeuren voor het plaatsten van een stent bij kalkvorming in de vaten?

A

Het opblazen van een ballon om de kalk te breken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat zijn 2 nadelen van een PCI?

A

Negatieve impact compliantie

Geen latere mogelijkheid voor een graph

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe verklein je de kans op een trombose in de stent bij een PCI?

A

Dunnere studs gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe werkt DES-medicatie en wat is het nadeel hiervan?

A

Interfereert in celcyclus gladde spiercellen

Nadeel: interfereert ook in celcyclus endotheel, waardoor er een hogere kans is op stenttrombose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is een contraindicatie voor een PCI?

A

Groot gebied ischemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat zijn 6 mogelijke complicaties van een PCI?

A
Myocardinfarct
Vasculaire complicaties
CVA
Overlijden
Allergische reacties
Nierinsufficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Welke 7 vasculaire complicaties kunnen optreden bij een PCI?

A
Arteriële trombose
Distale embolie
Bloeding/hematoom
Dissectie
Pseudo-aneurysma
AV-fistel
Occlusie van a. radialis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Welke 3 medicamenten kunnen gebruikt worden bij coronair lijden? En welke gebruik je bij stabiel lijden en welke bij ACS?

A

Clopidogrel: bij stabiel

Ticagrelor en pasugrel: bij ACS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Hoe ziet de nabehandeling van stabiel coronair lijden eruit?

A

6 maanden plaatjestherapie met clopidogrel

Bij hoge risico’s 3 maanden of 1 maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Hoe ziet de nabehandeling van ACS eruit?

A

12 maanden pasugrel of ticagrelor

Bij hoog risico 6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Welke 3 scores zijn er om te beslissen tussen een PCI of CABG?

A

Euro-score
Sts-score (society risico score)
Syntax-score (coronair lijden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Doe je bij 1 en 2-vatslijden een PCI of CABG?

A

Zonder vernauwing in de proximale LAD doe je een PCI

Met een vernauwing in de proximale LAD doe je eventueel ook een LIMA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Doe je bij een hoofdstamstenose een PCI of CABG?

A

Vroeger alleen een CABG, nu wordt soms ook een PCI gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Doe je bij een pt met diabetes mellitus een PCI of CABG?

A

CABG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat is een CABG?

A

Bypass

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Binnen hoeveel uur moet er bij een NSTEMI catheterisatie plaatsvinden?

A

24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wanneer is een NSTEMI acuut (5 dingen)?

A
Hemodynamisch instabiel
Cardiogene shock
Niet pijnvrij worden
ST-elevaties in aVR
Diffuus ST-depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Binnen hoeveel uur moet er catheterisatie plaatsvinden bij een STEMI?

A

12 uur en binnen 1 uur na contact met een hulpverlener

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat moet er bij een STEMI gebeuren na 12 uur? En waarom?

A

Alleen catheterisatie bij klachten, omdat dan het grootste gedeelte van de spier al dood is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Uit welke medicatie bestaat ‘the golden five’?

A
Aspirine
Clopidogrel/ticagrelor/prasugrel
Atorvastatine
Perindopril
Metoprolol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Welke 5 complicaties kunnen optreden tijdens de PCI?

A
Perforatie
Dissectie
Occlusie van een zijtak
Distale embolisatie
Stenttrombose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Welke 4 klachten komen voor bij ritme- en geleidingsstoornissen?

A

Palpitaties
Syncope/duizeligheid
Dyspnoe
Moeheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Hoe kan je de palpitaties het beste uitvragen?

A

De pt vragen om zelf het ritme uit te tikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Hoelang duurt een normale ECG?

A

10 seconden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Waar wordt de fietsergometrie voor gebruikt?

A

Test voor inspanningsgebonden palpitaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Waar wordt een holter voor gebruikt?

A

24 uurs ambulante ritme monitoring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Wat is een event recorder? En welke wordt tegenwoordig gebruikt?

A

Pt zet hem aan bij klachten om ECG te maken

Nu wordt Implantible Loop Recorder (ILR) gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Wat is TILT-testing en wanneer wordt het gebruikt?

A

De patient wordt vastgebonden op een tafel en deze wordt langzaam getilt en de HF en bd worden gemeten
Wordt gebruikt bij syncope met eventuele orthostase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Wat is accelerated automaticity?

A

Het veranderen van de depolarisatiedrempel/snelheid

70
Q

Wat is triggered activity?

A

Vroege of late nadepolarisatie

71
Q

Wat is re-entry?

A

2 routes voor een prikkel (snel en langzaam in AV-knoop) waardoor een cirkel mogelijk is

72
Q

Wat is het verschil tussen een neurovegetatieve syncope en een syncope door een andere oorzaak?

A

Bij een neurovegetatieve oorzaak voelen mensen het aankomen, bij een andere oorzaak niet

73
Q

Wat is de definitie van een bradycardie?

A

Een hartslag onder de 60 slagen/min

74
Q

Wat is een escape ritme?

A

Een complete disfunctie van de sinusknoop

75
Q

Wat is de meest voorkomende vorm van bradycardie? En waardoor kan deze veroorzaakt worden?

A

Sinusbradycardie

Kan veroorzaakt worden door betablokkers

76
Q

Wat zijn 3 symptomen van een sinusbradycardie?

En welke 2 behandelingen zijn er?

A

Symptomen: veel asymptomatisch, vermoeidheid, syncope
Behandeling: veranderen medicatie, pacemaker

77
Q

Hoe kan je een sinus pauze/arrest herkennen op een ECG?

A

Pauze in de hartslag zonder p-top

78
Q

Wat is het verschil tussen een sinus pauze/arrest en een sinusknoop exit block?

A

Het onderliggende ritme blijft gelijk bij een exit block (compensatoire pauze)

79
Q

Hoe kan je een 1e graads AV-blok herkennen op een ECG? En wat is de behandeling?

A

Bij een 1e graads AV-blok duurt het langer om het signaal van de atria naar de ventrikels te krijgen, dus PR is langer dan 20 seconden
Er is geen behandeling nodig

80
Q

Wat is een tweede graads AV-blok?

A

Af en toe wordt er 1 p-top niet gevolgd door een qrs-complex

81
Q

Wat is het verschil tussen type 1 en type 2 bij een 2e graads AV-blok?

A

Bij type 1 is er een progressieve verlenging van PR, en vindt herstel plaats na de ‘dropped beat’, er is hier geen behandeling nodig
Bij type 2 is er geen verlenging van de PR-tijd en is een pacemaker geadviseerd

82
Q

Wat is een derde graads AV-blok, hoe herken je het op een ECG en wat is de behandeling?

A

Dissociated p-top en qrs-complex

Altijd een pacemaker nodig

83
Q

Wat is een hogere graadsblok?

A

Meer dan 1 p-top die niet gevolgd wordt door een qrs-complex

84
Q

Wat is een junctional ritme? Hoeveel slagen/min is dit ritme gemiddeld en hoe herken je het op een ECG?

A

AV-knoop neemt het ritme over
40-60/min
Geen p-top voor het qrs-complex

85
Q

Wat is een ventriculair ritme? Hoeveel slagen/min is dit en hoe herken je het op een ECG?

A

Het ritme wordt gemaakt na de AV-knoop
20-40/min
Breed qrs complex

86
Q

Wat is de definitie van een tachycardie?

A

Meer dan 100/min

87
Q

Wat is een supraventriculaire tachycardie?

A

Origine van de tachycardie boven het niveau van de ventrikels

88
Q

Wat is een ventriculaire tachycardie?

A

Origine van de tachycardie in de ventrikels

89
Q

Wat is een small complex tachycardie?

A

qrs breedte tijdens de tachycardie is onder de 120 ms

90
Q

Wat is een breed complex tachycardie?

A

Qrs breedte tijdens de tachycardie is 120 ms of meer

91
Q

Wat is er aan de hand als de hartfrequentie stijgt en daalt?

A

Bij inademing stijgt de HF en bij uitademing daalt de HF, dit is fysiologisch

92
Q

Komt sinustachycardie vaak ideopatisch voor?

A

Nee, is bijna altijd secundair aan iets anders

93
Q

Heeft een supraventriculaire tachycardie een smal of breed qrs, en is het goedaardig of kwaadaardig?

A

Meestal smal qrs

Goedaardig

94
Q

Heeft een ventriculaire tachycardie een smal of breed qrs, en is het goed aardig of kwaadaardig?

A

Meestal breed qrs

Kwaadaardig

95
Q

Wat is AVNRT?

A

AV-nodale re-entry tachycardie, alleen in de AV-knoop

96
Q

Wat is AVRT?

A

AVc re-entry tachycardie, waarbij er een extra pad is buiten de AV-knoop

97
Q

Wat is atrium flutter?

A

Circuit dat alleen draait in het atrium

98
Q

Wat is atriale tachycardie?

A

1 plekje buiten het sinusknoop die een versnelde hartslag aanmaakt

99
Q

Wat is multifocale atriale tachycardie?

A

Meerdere plekjes buiten de sinusknoop die een versnelde hartslag aanmaken

100
Q

Hoe kan je een atriale tachycardie herkennen op een ECG?

A

Hartslag wordt plotseling hoger, en de morfologie van de p-top verandert, niet iedere p-top wordt gevolgd door een qrs-complex en soms verdwijnen de p-toppen in t-top

101
Q

Hoe kan je een multifocale atriale tachycardie herkennen op een ECG?

A

3 of meer p-top morfologieën

Irregulair ritme

102
Q

Hoe kan je een atrium flutter herkennen op een ECG?

A

Zaagtand in II, III en aVF

103
Q

Hoe kan je de fluttergolven beter naar voren laten komen om atrium flutter aan te kunnen tonen?

A

Sinus carotis massage

104
Q

Op welke 5 plaatsen kan een re-entry plaatsvinden?

A
Sinusknoop
Anatomisch obstakel (tricuspidalisklep)
Niet anatomisch obstakel (litteken)
AV-knoop (fast en slow pathway)
Accessoire/kent bundels
105
Q

Hoeveel % van de mensen heeft een fast en slow pathway?

A

25%

106
Q

Wanneer vindt er een re-entry plaats in de AV-knoop?

A

Bij een korte uitschakeling van de fast pathway

107
Q

Hoe kan je een AVNRT herkennen op een ECG?

A

PR verlengd

Fusie van p-top en qrs-complex

108
Q

Hoe kan je een AVRT herkennen op een ECG?

A

WPW-patroon

Smal complex tachycardie

109
Q

Wat is een WPW-patroon?

A

Deltagolf, langzame activatie na een p-golf (minder stijl omhoog)

110
Q

Wat zijn de 3 oorzaken van een breedcomplex tachycardie? En wat is de oorzaak waar we vanuit gaan tot t tegendeel bewezen is?

A

SVT met bundeltakblok of met delta-golf
VT
Pacemakerritme

We gaan uit van VT tot het tegendeel bewezen is

111
Q

Hoe herken je een VT op een ECG?

A

Verbrede qrs

Meer qrs-complexen dan p-toppen, het ritme ontstaat in de kamer

112
Q

Hoe herken je een polymorfe VT? Hoe wordt dit ook wel genoemd?

A

De VT ontstaat op meerdere plekjes, dus de golfjes worden groter en kleiner
Wordt ook wel torsade de pointes

113
Q

Hoe herken je ventriculaire fibrillatie op een ECG?

A

Oneven golven, geen normale hartslag

114
Q

Hoe herken je een bundeltakblok op een ECG?

A

Gewoon sinusritme met een verbreed qrs

115
Q

Hoe herken je atriale fibrillatie met een bundeltakblok op een ECG?

A

Versneld en irregulair ritme

116
Q

Hoe herken je atriumfibrilleren op een ECG? In welke afleidingen is dit het best te zien?

A

Volledig irregulair
Verdwenen p-toppen
F-waves ipv p-toppen (gekriebel op de basislijn)
Best te zien in afleidingen II en V1

117
Q

Hoe komt atriumfibrilleren? Wat zijn 3 klachten? Wat vind je bij LO en waarom is het gevaarlijk?

A

Komt door fibrose (en is dus een ouderdomsziekte)
Klachten: palpitaties, dyspnoe en POB
Bij LO vind je een inequale pols
Gevaarlijk omdat er risico op stolsel in hartoortje kan ontstaan, waardoor er een CVA kan ontstaan

118
Q

Welke 2 scores worden er gebruikt om te kijken of een pt antistolling moet gebruiken? Bij welke score moet pt antistolling gebruiken?

A

CHADS2-score, bij 1 punt al antistolling

HAS-BLED-score (bloedingskans): bij meer punten dan CHADS2-score de antistolling heroverwegen

119
Q

Uit welke 3 handelingen bestaat de behandeling bij een acute ritme- of geleidingsstoornis?

A

Eventuele trigger behandelen
Ventricular rate control
Cardioversie (chemisch of elektrisch)

120
Q

Wat is het verschil tussen chemische en elektrische cardioversie? En wanneer wordt een cardioversie gebruikt?

A

Bij elektrische is er een hogere succeskans, maar moet men alert zijn op stolsels en mag je niet schokken tijdens de t-top
Cardioversie wordt gebruikt bij niet-levensbedreigende ritmes

121
Q

Wat zijn 2 vormen van behandeling bij een chronische ritmestoornis?

A

Rate control: hartslag ongeveer gelijkhouden

Rhythm control: streven naar sinusritme

122
Q

Hoe kan je een premature atriale contractie herkennen op een ECG?

A

P-top komt te vroeg

123
Q

Hoe kan je een premature ventriculaire contractie herkennen op een ECG?

A

Bizar en brede qrs-complexen

124
Q

Volgens welke klassificatie wordt de medicatie voor ritme- en geleidingsstoornissen ingedeeld?

A

Vaughan Williams klassificatie

125
Q

Welke medicaties vallen in welke klasses bij de Vaughan Williams klassificatie?

A

Klasse I: Na-kanalen en actiepotentialen
Klasse II: betablokkers
Klasse III: Verlengt actiepotentiaal
Klasse IV: Ca-antagonisten

126
Q

Welke ritmes zijn shockbaar?

A

VF of VT

127
Q

Op welke manier kan temporary pacing?

A

Transcutaan

Transveneus

128
Q

Wanneer wordt een pacemaker met 2 draden gebruikt? En waar gaan de draden heen?

A

Wordt gebruikt bij AV-blok

1 draad in atrium, 1 draad in ventrikel

129
Q

Wanneer wordt een pacemaker met 3 draden gebruikt? En waar gaan de draden heen?

A

Wordt gebruikt bij hartfalen met een linkerbundeltakblok

1 draad in RA, 1 in RV en 1 in LV via sinus coronarius

130
Q

Hoe werkt de NBG-code?

A

I: welke kamers worden gepaced? O,A,V,D(ual),S(ingle)
II: waar wordt gesensed? O,A,V,D,S
III: Wat wordt gedaan met sensing? O,T(riggered),I(nhibited),D(ual)
IV: Rate modulation? O,R(ate modulation)

131
Q

Wanneer komt iemand in aanmerking voor een ICD?

A

Na het overleven van een reanimatie

Bij verhoogd risico op het krijgen van ventriculaire ritmestoornissen (bij verlaagde ejectiefractie en pompfunctie)

132
Q

Wat is ATP?

A

Meer pulsen geven om VT tegen te gaan, is volledig pijnloos

133
Q

Welke 2 dingen kan een ICD doen?

A

Een shock geven

ATP

134
Q

Wat zijn shock coils?

A

De plekjes op een draad van de ICD waarmee shocks gegeven kunnen worden, er zitten er 1 of 2 per draad

135
Q

Wat is ablatie?

A

Met een catheter rhythm control uitoefenen

136
Q

Na hoeveel weken in de embryologie is het hart volledig aangelegd?

A

In de eerste 7 weken

137
Q

Bij hoeveel mensen gaat er iets mis bij het aanleggen van het hart?

A

Bij 8/1000

138
Q

Wat zijn de 3 ‘categorieën’ waar iets fout kan gaan bij de aanleg van het hart?

A

Gat in tussenschot
Klep niet/afwijkend aangelegd
Abnormale aansluiting/verloop grote vaten

139
Q

Wat zijn 5 oorzaken van een congenitale hartafwijking?

A
Fout in genetische codering
Spontane fout celdeling
Infecties
Straling
Medicaties/drugs
140
Q

Wat zijn de 8 meest voorkomende afwijkingen en hoeveel % van alle congenitale hartafwijkingen maakt elke diagnose uit?

A
Ventrikelseptumdefect (34%)
Atriumseptumdefect (13%)
Open ductus Botalli (10%)
Pulmonalisstenose (8%)
Coarctatie van de aorta (5%)
Tetralogie van Fallot (5%)
Transpositie grote vaten (4%)
Aortastenose (4%)
141
Q

Welke belasting treedt waar op bij een ventrikelseptumdefect?

A

Volumebelasting van het linker ventrikel

142
Q

Hoe wordt een ventrikelseptumdefect behandeld?

A

Chirurgisch met een patch

143
Q

Welke 3 types atriumseptumdefecten zijn er?

A

ASDII, ASDI en sinus venosus defect

144
Q

Wat is een ASDI?

A

Eigenlijk een AVSD, en dus geen ASD

145
Q

Welke belasting treedt waar op bij een atriumseptumdefect?

A

Volumebelasting rechter ventrikel

146
Q

Wat is de behandeling voor een atriumseptumdefect?

A

Meestal met een paraplu device subcutaan, soms is er wel een operatie nodig

147
Q

Welke belasting treedt waar op bij een open ductus botalli?

A

Volumebelasting linker ventrikel

148
Q

Hoe wordt een open ductus botalli behandeld?

A

Percutaan met een plug

149
Q

Welke 4 soorten klepafwijkingen zijn er?

A

Atresie (ondoorgankeliik)
Agenesie (niet aangelegd)
Stenose (vernauwing)
Insufficiëntie (lekken)

150
Q

Wat is een Fontan operatie? En wanneer wordt deze uitgevoerd?

A

Bypass rechter helft, bij atresie tricuspidaalklep

151
Q

Welke 2 soorten behandelingen zijn er voor klepstenose?

A

Percutane interventie: ballondilatatie

Chirurgisch: klepplastiek of klepvervanging

152
Q

Wat is een coarcatio aortae? Wat zijn de gevolgen en wat is de behandeling?

A

Een lokale vernauwing van de distale aortaboog
Gevolgen zijn hypertensie bovenste lichaamshelft en onvoldoende perfusie onderste lichaamshelft en de vorming van collateralen
Behandeling is stenting

153
Q

Uit welke 4 afwijkingen bestaat de tetralogie van Fallot?

A

Ventrikelseptumdefect
Overrijdende aorta (verhuist mee naar rechts)
Pulmonalisstenose
RVH

154
Q

Wat is een belangrijk kenmerk van de tetralogie van Fallot?

A

Cyanose

155
Q

Wat is de behandeling van de tetralogie van Fallot?

A

VSD sluiting met patch

156
Q

Wat is transpositie van grote vaten? Wat is de behandeling?

A

Aorta en pulmonaalvaten zitten verkeerd om, waardoor cyanose optreedt
Acute behandeling is het maken van een gat in het atriumtussenschot

157
Q

Wat is het Eisenmerger syndroom?

A

Langdurige verhoogde bloedtoevoer naar de longen, waardoor de pulmonale vaatweerstand stijgt, hierdoor wordt de links-rechtsshunt bidirectioneel

158
Q

Welke 4 kenmerken zijn aanwezig bij sinusritme?

A

50-100/min
Elke p-top gevolgd door qrs-complex
PR-interval is 0,12-0,20 seconden
P-top is positief in I, II, aVF, V4, V5 en V6

159
Q

Wat is een sick sinus syndroom?

A

Ookwel bradytachycardie, problemen met sino-artiale geleiding, waardoor bradycardie, tachycardie en sinus arrest elkaar afwisselen

160
Q

Wat is het sinus coronarius ritme?

A

Trage, negatieve p-toppen in II, III en aVF

161
Q

Wat is een polsdeficit?

A

Het verschil in voelbare slagen aan de pols en hoorbare slagen met de stethoscoop

162
Q

Wat is een x:1 blok? Wat is het verschil met een type 2 2e graads AV-blok?

A

Na x slagen valt er een qrs uit

Bij een type 2 2e graads AV-blok is de uitval willekeurig

163
Q

Wat is Adam Stokes?

A

Bij trage ritmes is er te weinig doorbloeding van het hoofd, waardoor verlies van bewustzijn kan optreden

164
Q

Hoe kan je een linkerbundeltakblok herkennen?

A

qrs groter of gelijk aan 0,12s
Diepe Q of S in V1
Hoge R in V6
V1 en V6 kijken elkaar aan

165
Q

Hoe herken je een rechterbundeltakblok?

A

qrs groter of gelijk aan 0,12s

RSR’ in V1 (hazenoren)

166
Q

Hoe kan je de frequentie heel snel weten door te kijken naar de grote hokjes?

A

300-150-100-75-60-50 per groot hokje

167
Q

Wanneer is een Q-golf pathologisch?

A

Als hij meer dan 1 hokje breed is of 1/3 van de totale QRS-hoogte is

168
Q

Wat zijn 4 oorzaken van een ST-elevatie?

A

Ischemie
Pericarditis
Aneurysma cordis
Normale variant

169
Q

Wat zijn 5 oorzaken van een ST-depressie?

A
Reciproke bij ischemie (bekeken vanaf andere afleiding)
LVH
Digitalis
Hypokaliemie
Neurologisch
170
Q

Wat zijn 4 oorzaken van een T-top verandering?

A

Ischemie
Pericarditis
Myocarditis
LVH/RVH