Week 13 Flashcards

1
Q

Wat zijn wanen?

A

Overtuigingen die duidelijk niet juist zijn en, ondanks dat het tegendeel bewezen is, als waarheid worden beschouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn hallucinaties?

A

Waarnemingen waarbij de prikkel van de buitenwereld ontbreekt. Het is dus niet in werkelijkheid aanwezig.
Kan op elke zintuig betrekking hebben (zien, horen, voelen, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke symptomen kunnen voorkomen bij Schizofrenie?

DSM-5: minimaal twee nodig, en minimaal 1 van de eerste drie, voor de diagnose

A
  1. wanen
  2. hallucinaties
  3. onsamenhangende spraak
  4. onsamenhangend of catatonisch gedrag
  5. negatieve symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn positieve symptomen?

A

Kenmerken die er niet zouden moeten zijn, maar wel aanwezig zijn bij een patiënt met Schrizofrenie
zoals hallucinaties, wanen en cognitieve desorganisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn negatieve symptomen?

A

Kenmerken die afwezig blijven of verminderen

zoals vervlakking, avolitie, apathie, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is avolitie?

A

Verminderde motorische activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wijst op een slechte prognose bij Schizofrenie?

A

Langdurig ernstige negatieve symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een verschil met negatieve symptomen in vergelijking met depressieve symptomen?

A

Patiënten met Schizofrenie hebben zelf niet door wat voor disfunctie ze hebben.
Patiënten met depressie hebben subjectieve symptomen, waarbij de symptomen herkenbaar zijn voor henzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen Schizofrenie en Schizofreniforme stoornis?

A

Schizofreniforme stoornis is korter dan 6 maanden aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is vaak de inhoud van wanen bij een waanstoornis?

A

Positie in de relatie tot een ander persoon

vaak in nadeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer treedt een kortdurende psychotische stoornis op?

A

Na een stressvolle gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is katatonie?

A

Iemand met katatonie verkeert in een toestand waarbij hij of zij minder goed kan reageren op de omgeving. Ondertussen is de persoon wel wakker en mentaal helder. Dit uit zich soms in bewegingsstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt een patiënt vaak gesedeerd bij acute opname?

A

Benzodiazepine in combinatie met antipsychoticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is ambulantisering?

A

Het zo kort mogelijk opnemen van patiënten met psychiatrische problemen en hiermee de zelfstandigheid toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is beddenafbouw?

A

Een deel van de bedden moet plaats maken voor meer en betere ambulante zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke twee manieren kan verplichte zorg worden opgelegd?

A

1: crisismaatregel: Dit wordt opgelegd door de burgemeester als de psychische stoornis ACUUT gevaar zorgt voor de patiënt of anderen ; er moet hierbij een vermoeden zijn van een psychische stoornis
2. Zorgmachtiging: Wordt opgelegd als er geen acuut gevaar is, maar wel een ernstig nadeel ; er moet hier sprake zijn van een psychische stoornis, dus vermoeden is niet genoeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is ambulante zorg?

A

Verplichte zorg waarbij de patiënt niet wordt opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Voor hoelang mag een crisismaatregel worden opgelegd?

A

Maximaal 3 dagen

de burgemeester kan dit verlengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Voor hoelang mag een zorgmachtiging worden opgelegd?

A

1e: 6 maanden
2e: 12 maanden

20
Q

Waarvoor geldt de WGBO?

A

Voor alle fysieke én psychiatrische behandelingen die de patiënt vrijwillig ondergaat
hiervoor moet de patiënt toestemming geven

21
Q

Onder welke wet vallen patiënten met een psychiatrische aandoening?

A

Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

22
Q

Wat regelt de Wvggz?

A

De procedure rondom de dwangzorg

23
Q
  1. Wanneer wordt een waan als ‘bizar’ getypeerd?
    Als deze:
    (a) als schokkend wordt ervaren door anderen
    (b) gepaard gaat met bizar gedrag
    (c) onmogelijk waar kan zijn
    (d) zeldzaam is onder patiënten met een psychotische stoornis
A

onmogelijk waar kan zijn

24
Q
  1. De symptomen van schizofrenie worden onderverdeeld in positieve, negatieve en cognitieve
    symptomen.
    Welke van onderstaande symptomen behoort tot de groep van ‘positieve symptomen’?
    (a) Affectieve vervlakking
    (b) Extrapiramidale bewegingsstoornissen
    (c) Geheugenproblemen
    (d) Incoherent denken
A

Incoherent denken

25
Q
  1. Bij behandeling van patiënten met een waanstoornis is het vaak moeilijk om een behandelrelatie op
    te bouwen.
    Welke van onderstaande maatregelen kan behulpzaam zijn bij het opbouwen van een
    behandelrelatie?
    (a) de behandeling vooral richten op vermindering van negatieve symptomen
    (b) het bespreken van relatieproblemen in de privésfeer, als gevolg van de waan
    (c) overeenstemming krijgen over de inhoud van de waan
    (d) uitleg geven over de oorzaak van de stoornis.
A

Bespreken van de relatieproblemen in de privésfeer, als gevolg van de waan

26
Q
  1. Wanneer is er sprake van een betrekkingswaan? Als een…
    (a) alledaagse gebeurtenis een unieke en speciale betekenis heeft voor de patiënt.
    (b) bijzondere gebeurtenis betrekking heeft op het verleden van de patiënt.
    (c) gedachte van de patiënt een bijzondere invloed heeft op anderen.
    (d) gedachte van een ander een bijzondere invloed heeft op de patiënt.
A

alledaagse gebeurtenis een unieke en speciale betekenis heeft voor de patiënt.

27
Q
  1. Welk gegeven is niet ondersteunend voor de diagnose ‘een psychotische stoornis door een
    somatische aandoening’?
    a. Een moeilijk instelbare hyperthyreoïdie
    b. Een negatieve familieanamnese voor psychotische stoornissen
    c. Een eerste episode na de jongvolwassen leeftijd
    d. Migraine of epilepsie in de somatische voorgeschiedenis
A

Negatieve familieanamnese voor psychotische stoornisssen

28
Q

In de afgelopen jaren is de term ‘verwarde personen’ een begrip geworden in politiek, media en beleid.
7 Stelling: De term draagt bij aan stigmatisering van mensen met ernstige psychische
aandoeningen.
a. Juist
b. Onjuist

A

Juist

29
Q
  1. Stelling: De zorgmachtiging maakt verplichte zorg in een poliklinische setting mogelijk.
    Deze stelling is:
    a. Juist
    b. Onjuist
A

Juist

30
Q
  1. Spraakproblemen bij het psychiatrisch onderzoek passen niet primair bij:
    (a) Een delirium
    (b) Een waanstoornis
    (c) Een matige tot ernstige vorm van dementie
    (d) Een al dan niet pre-existent cerebrovasculair accident
A

Waanstoornis

31
Q
  1. Welke van de volgende wanen is, in de meeste gevallen, stemmingscongruent?
    (a) Achtervolgingswanen
    (b) Betrekkingswanen
    (c) Grootheidswanen
    (d) Paranoïde wanen
A

Grootheidswanen

32
Q
  1. Stelling: ‘Een waanstoornis leidt in de meeste gevallen tot een significante beperking van het dagelijks functioneren’.
    Deze stelling is:
    o (a) juist
    o (b) onjuist
A

Onjuist

33
Q
  1. Een vrouw van 25-jaar bezoekt haar huisarts. Een maand geleden heeft de huisarts haar een antipsychoticum, namelijk Haloperidol 2 mg, voorgeschreven vanwege auditieve hallucinaties met paranoïde wanen. Sindsdien hoort zij geen stemmen meer, heeft zij geen wanen meer en voelt ze zich minder angstig. Ze is tevreden over dit resultaat. Ze klaagt nu over somberheid en vermoeidheid sinds een week. Bij doorvragen geeft zij aan dat ze last heeft van emotionele vervlakking en moeite om plezier te ervaren, sinds de angst naar de achtergrond is verdwenen.
    Deze nieuwe klachten kunnen het beste begrepen worden als:
    o (a) bijwerkingen van de medicatie; dus aanleiding om de dosering te verlagen
    o (b) resterende symptomen van de psychose; dus aanleiding om de dosering te verhogen
A

resterende symptomen van de psychose; dus aanleiding om de dosering te verhogen

34
Q
  1. Een man van 30 jaar wordt door de huisarts thuis bezocht, op verzoek van zijn partner. Hij is een jaar geleden goed hersteld van een tweede episode psychose en is naar tevredenheid weer aan het werk. Vanwege aanhoudende sufheid heeft hij de dosering Quetiapine (een antipsychoticum) in overleg met zijn behandelaar in stappen verlaagd van 800 mg naar 200 mg. Sinds een paar dagen loopt hij doelloos rond door het huis. Hij is gespannen en is niet verstaanbaar. Hij reageert niet op aanspreken. Volgens zijn partner is hij soms plotseling erg onrustig en maakt dan repeterende, vreemde bewegingen met zijn hand.
    Deze symptomen kunnen het beste omschreven worden als:
    o (a) negatieve symptomen van schizofrenie
    o (b) onttrekking door een te snelle verlaging van de dosering Quetiapine
    o (c) symptomen van katatonie
A

Symptomen van katatonie

35
Q
  1. Stelling: ‘Een eerste episode psychose treedt vaak op tussen het 20e en 30e levensjaar, maar er is ook een piek in de incidentie van eerste psychose rond het 60e levensjaar.’
    Deze stelling:
    o (a) geldt vooral voor mannen
    o (b) geldt vooral voor vrouwen
    o (c) geldt evenzeer voor mannen als voor vrouwen
A

Vooral voor vrouwen

36
Q
  1. Er zijn epidemiologische studies verricht naar het effect van omgevingsfactoren op het ontwikkelen van schizofrenie. Het risico op het ontwikkelen van schizofrenie is vergeleken tussen kinderen die geboren worden in een grootstedelijke omgeving en kinderen die geboren worden in een landelijke omgeving.
    Hieruit is gebleken dat het risico op schizofrenie bij kinderen die geboren worden in een grootstedelijke omgeving in vergelijking met kinderen geboren in een landelijke omgeving:
    o (a) ongeveer gelijk is
    o (b) verhoogd is
    o (c) verlaagd is
A

Verhoogd is

37
Q

Door welk kenmerk is een waanstoornis te onderscheiden van Schizofrenie?

A

Negatieve symptomen

38
Q

Wat moet je doen als iemand parkinsonsymptomen heeft van anti-psychotica?

A

Dosis verlagen

39
Q

Wat is een schizo-affectieve stoornis?

A

Psychotische stoornis met tegelijkertijd stemmingsstoornis

40
Q

Wanneer treedt maximaal effect op van anti-psychoticum?

A

Na 3 weken

41
Q

Het gedrag van een patiënt met een psychotische stoornis wordt gekenmerkt door ..

A

Cognitieve stoornissen

42
Q

Het functioneren van een patiënt met chronisch psychotisch syndroom wordt het meest beïnvloed door …

A

Negatieve symptomen

43
Q

Hoe lang moeten symptomen aanwezig zijn voor Schizofrenie?

A

Wanen / hallucinaties / etc. moeten minstens 1 maand aanwezig zijn

sociaal disfunctioneren / disfunctioneren in beroep minstens 6 maanden

44
Q

Waarmee begint Schizofrenie meestal?

A

Negatieve symptomen

45
Q

Wat zijn cognitieve symptomen?

A

Traag informatie verwerken
Verminderde aandacht, geheugen, etc.
Verminderd redeneren
Sociale problemen

46
Q

Hoe ziet een prodroom van psychosespectrum stoornissen eruit?

A

Verdriet, angst, prikkelbaarheid, slechte concentratie, terugtrekgedrag, compulsief gedrag, etc.