week 12 Flashcards
hoe wordt stabiele angina pectoris behandeld?
medicamenteus:
- symptomatische behandeling: betablokkers en calciumantagonisten
- preventieve behandeling: ACE-remmers, trombocyten aggregatie remmers en cholesterolsyntheseremmers
revascularisatie:
- PCI: dotteren
- CABG: bypassoperatie
welke vormen van acuut coronair syndroom zijn er?
STEMI:
- ST-elevaties in ECG
- reperfusietherapie: trombolyse en PCI/CABG
instabiele AP:
- normale ECG/afwijkend, maar geen st-elevaties + normale troponinetest
non-STEMI:
- abnormale troponinewaarden
- GRACE-score bepaald snelheid starten PCI
wanneer wordt CABG gestart in plaats van PCI?
- ernstig drievatsleiden
- hoofdstam laesie of hoge LAD laesie
- moeilijk behandelbare laesie
- diabetes mellitus
- uitgestelde interventie na afkoelen
- na PCI met complicatie
- na gecompliceerd ACI, waarbij papillairspieren zijn aangedaan of myocardruptuur is opgetreden
welke complicaties kunnen voorkomen bij PCI of CABG?
PCI:
- bloedingen
- aortadissectie op punctieplaatsen, retroperitoneaal of in het pericard
- trombusvorming in de stent
CABG:
- luchtembolie
- hart kan circulatie niet meer overnemen
- bloedingen in pericard of pleuraholte
- trombose in coronair of in de graft
- ritmestoornissen
welke vormen van aneurysma zijn er?
pseudo-aneurysma (vals aneurysma):
- foutje van de arts
fusiform aneurysma:
- bloedvat is in alle richtingen in gelijke mate aan het dilateren
- zieke vaatwand
sacculair aneurysma:
- aan één kant verzwakking
- aan één kant bolling
- veroorzaakt door infectie, trauma of geruptureerde atherosclerotische plaque.
- instabieler dan fusiform
welke risicofactoren zijn er voor een aneurysma?
- roken
- mannelijk geslacht
- leeftijd
- hypertensie
- hyperlipidemie
- familiair
- bindweefselaandoening
zelfde als atherosclerose, behalve diabetes mellitus
wat is de pathofysiologie van een aneurysma?
een degeneratief proces in adventitia. progressief en exponentieel bij een grotere diameter. de groei is afhankelijk van risiciofactoren.
hoe wordt de diagnose aneurysma gesteld?
silent killer: vaak gepaard met asymptomatische klachten.
lichamelijk onderzoek is niet heel gevoelig en daardoor niet heel betrouwbaar:
- sensitiviteit neemt toe met AAA diameter
- sensitiviteit neemt af met diameter van buik
meeste AAA’s worden gevonden bij een ruptuur.
bij beeldvormend onderzoek worden echo’s en soms CT-scans gebruikt
hoe werkt een open chirurgie bij een aneurysma?
hele buik wordt opengemaakt. klem boven nierslagaders. prothese aangelegd in aorta en aortawand wordt om prothese gesloten. toedienen heparine om stolsels te voorkomen.
complicaties:
- myocardinfarct (15%)
- pneumonie (8-12%)
- bloeding (2-5%)
hoe werkt een EVAR bij een aneurysma?
nieuwe binnenwand in de aorta. alleen behandelen infrarenale aneurysma’s. beide lies arteriën worden aangeprikt. de stent ontvouwt in de aorta.
moet wel contrastmiddel gebruikt worden
wat is de relatie tussen een diep veneuze trombose (DVT) en een longembolie?
een brokstuk van het stolsel kan via vena cava inferior - superior - rechter atrium - rechter ventrikel bij de pulmonale arteriën komen en daar vast komen te zitten. Dit noemen we veneus trombotisch effect (VTE). VTE = DVT + LE
50% van DVT heeft LE
80% van LE heeft DVT
hoe ziet de pathogenese van DVT eruit?
trias van Virchow: 3 invloeden op DVT
- vaatwandbeschadiging (trauma, operatie, infuus etc.)
- Stase (of turbulentie) in de bloedstroom (immobiliteit, veneuze obstructie door zwangerschap/tumor/obesitas, vliegreis)
- hypercoagulabiliteit (verhoogde stollingsneiging van bloed)
hoe loopt de secundaire hemostase?
vrijkomen tissue factor –> VIIa en IXa (door factor VII en IX) –> IXa wordt VIIIa door APC en Proteïne S –> VIIa en VIIIa worden Xa en Va –> vorming trombine –> vorming trombomoduline, fibrine, fibrinolyse en XIa
XIa zorgt voor omzetting IXa tot VIIIa, trombomoduline vormt proteïne S, fibrinolyse vormt fibrine.
waardoor kan trombofilie veroorzaakt worden en wat is het
het is een erfelijke oorzaak van DVT. kan veroorzaakt worden door:
- antitrombine deficiëntie
- proteïne C deficiëntie
- proteïne S deficiëntie
- factor-V-leiden mutatie
- protrombine gen variant
welke symptomen passen bij DVT?
het been zwelt op, wordt rood en warm, gaat glanzen en je krijgt pijn in aangedane ledemaat.
stolsel zit in v. iliaca of v. femoralis, dus nauwelijks uitstroom uit been. het is belangrijk om de benen met elkaar te vergelijken om verschillen te ontdekken.
waar bestaat de differentiaaldiagnose van DVT onder andere uit?
- tromboflebitis
- spierscheuring
- erysipelas/cellulitis
- lymfoedeem
- heamatoom
- bakerse cyste
- fractuur
- acute arteriële occlusie
- hypoproteïnemie
welke onderzoeken worden gebruikt bij het diagnosticeren van DVT?
Echografie: in dit geval compressie ultrasonografie (CUS). als dit niet lukt –> DVT
de klinische risicofactoren tabel: klinische beslisregel < 2 –> D-dimeer test (hoog gehalte betekent trombose), > 2 –> echografisch onderzoek
welke drie stappen zijn er in de behandeling van DVT?
- aangroei van het stolsel verhinderen
- recidief voorkomen van DVT
- voorkomen posttrombotisch syndroom
hoe wordt aangroei van het stolsel verhinderd?
- ten minste 5 dagen LMWH –> door tot 2 dagen adequate INR
- orale antistolling: minstens 3 maanden VKA (vitamine K-antagonist) –> doorgaan tot einde oorzaak
- direct werkende orale antistollingsmiddelen: DOAC (remmen factor IIa of Xa)
fibrinolyse kan ook stolsel oplossen (alleen gebruiken bij grote trombus/LE)
hoe kan DVT recidief voorkomen wroden?
onderzoeken tijdelijke risicofactoren. bij recidiverende trombose op jonge leeftijd of bij bijzondere locatie –> onderzoek naar trombofilie.
wat is het posttrombotisch syndroom?
objectieve klachten: oedeem, hyperpigmentatie van huid, veneuze ectasieën, ulcera
subjectieve klachten: pijn, kramp, jeuk, zwaar gevoel in been
voorkomen door algehele trombose te voorkomen en dragen steunkous.