week 11 Flashcards

1
Q

Schildklierhormoon essentieel voor

A
  • Ontwikkeling
  • Basaalmetabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Klachten hypothyreoidie

A
  • Koude intolerantie
  • Droge huid
  • Moeheid
  • Trage hartslag
  • Gewichtstoename
  • Spierzwakte
  • Obstipatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Klachten hyperthyreoidie

A
  • Hitte intolerantie
  • Vochtige huid
  • Moeheid
  • Snelle hartslag
  • Gewichtsverlies
  • Spierverlies
  • Diarree
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Schildklier pro-hormoon

A

T4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Schildklierhormoon hypothalamus

A

TRH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Schildklierhormoon hypofyse

A

TSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

TSH normaal

A

0,4-4,3 mU/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

FT4 normaal

A

11-25 pmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Primaire hyperthyreoidie

A

FT4 hoger, TSH lager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Primaire hypothyreoidie

A

FT4 lager, TSH hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Primaire hypothyreoidie

A

FT4 lager, TSH hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Transportereiwit dat jodide uit de bloedbaan de cel inbrengt

A

NIS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Transporteiwit dat jodide aan lumen afgeeft

A

Pendrin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bouwsteen voor schildklierhormoon

A

Tyrosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Reservoir functie schildklierhormoon

A

Grootste deel schildklierhormoon is gebonden aan serum eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Biologische activiteit schildklierhormoon

A

Alleen vrije fractie van het hormoon is hiervoor beschikbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ziekte van Graves pathofysiologie

A
  • TSHR-Ab zorgen voor extreme toename T4 in schildklier
  • T3 in rest van het lichaam is daarom ook erg hoog
  • TSH vrijwel onmeetbaar laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Functie D1

A
  • plasma T3 productie
  • rT3 klaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Functie D2

A

Lokale T3 productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Functie D3

A
  • T3 en T4 inactivatie
  • rT3 productie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

MCT8

A

Schildklierhormoontransporter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Mutatie MCT8

A

Allan-Herndon-Dudley syndroom (AHDS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Neurologische defecten AHDS

A
  • Centrale hypotonie
  • niet/beperkt hoofd omhoog houden
  • distale hypotonie –> spastische quadriplegie kan niet zitten/ staan/ lopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

MCT8 belangrijk omdat

A

Vrijwel enige transporter die T3 in hersenen kan transporteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

T-lymfocyten getraind in

A

thymus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

B-lymfocyten getraind in

A

beenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

2 soorten auto-immuunziektes

A
  • Systemische auto-immuunziekte
  • Orgaanspecifieke auto-immuunziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hashimoto thyreoiditis

A

Te trage schildklier, aan het begin te snelle schildklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Klinische symptomen Hashimoto thyreoiditis

A
  • Traag, snel moe, gewichtstoename, snel koud
  • Acumulatie van matrix glycosaminoglycanen in weefsel: vergrote tong verdikte huid, oedeem in gelaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Ziekte van Graves

A

hyperthyreoidie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Klinische symptomen ziekte van Graves

A
  • Hartkloppingen, nerveus, gewichtsverlies, warmte-intolerantie, overmatig zweten
  • Hyperpigmentatie, dun haar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Vaak voorkomende oorzaken struma

A
  • Autoimmuun thyreoiditis
  • Goedaaardige knobbels schildklier
  • Carcinoom schildklier
  • na LWI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Immuuncellen Hashimoto

A
  • Forse infiltratie T- en B- lymfocyten en andere immuuncellen in de schildklier
  • Veel schildklierschade
  • Lokaal geactiveerde auto-reactieve T-lymfocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Immuuncellen ZvG

A
  • Minimale infiltratie T-lymfocyten in de schildklier
  • Beperkte schildklierschade
  • Lokaal geactiveerde auto-reactieve T-lymfocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

TPO Ab komen vooral voor bij

A

Hashimoto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Neonatale Graves

A

IgE antistoffen van moeder over placenta naar kind in derde trimester
Foetale hyperthyreoidie ontwikkelt zich pas in het derde trimester

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Klinische tekenen neonatale Graves

A
  • Verhoogde hartslag
  • Rusteloosheid
  • Versnelde ademhaling
  • Struma
  • Groeiachterstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Behandeling neonatale Graves

A
  • Schildklierremmende medicatie
  • Betablokkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Risico-factoren auto-immuun schildklierziekten

A
  • Voedsel-inname jodium
  • Roken
  • Infectie
  • Stressvolle levensgebeurtenissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Geslacht/Genetica risico-factoren auto-immuun schildklierziektes

A
  • Vrouw
  • Familieleden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Graves opthalmopathie

A
  • Volumetoename orbitaalvet
  • Volumetoename oogspieren
  • Uiteindelijk visusverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Behandeling Graves ophthalmopathie

A
  • Goed controleren hyperthyreoidie
  • Mild: afwachtend beleid
  • Matig-ernstig: corticosteroiden
  • Visusbedreigend: hoge dosis corticosteroiden/ operatief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

T3

A

Actieve schildklierhormoon dat uiteindelijk de cel ingaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Dagelijkse jodiumbehoefte

A
  • Normaal: 150 microgram
  • Zwangerschap: 200-250 microgram
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Cretinisme

A
  • ONtwikkelingsachterstand
  • Zwelling buik en gezicht
    aandoening t.g.v. jodiumdeficientie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Effect op schildklier jodiumtekort (eerste fase)

A
  • Jodiumpomp (NIS) harder werken
  • TSH stimulatie
  • Schildklier gaat groeien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Effect jodiumtekort op schildklier

A
  • Schildklier gaat preferentieel T3 produceren (t.k.v. T4)
  • T4 afhankelijke organen krijgen minder T4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Symptomen hypothyreoidie

A
  • Afname concentratie
  • Moeheid/ depressiviteit
  • Trage hartslag
  • Obstipatie
  • Heesheid (oedeemvorming stembanden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Myxoedeem

A

Non-pitting oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Oorzaken primaire hypothyreoidie

A
  • Congenitaal
  • Verworven
  • Radioactief jodium
  • Thyreoidectomie
  • Externe radiotherpaie
  • Medicatie (lithium, amiodarone)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Oorzaken secundaire hypothyreoidie

A
  • Hypofysaire hypothyreoidie
  • Sheehan’s syndroom
  • Hypofyseadenoom
  • Suprasellaire oorzaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

TSH is meest gevoelige indicator van schildklierfunctie BEHALVE

A

bij een secundaire hypothyreoidie

53
Q

Effect hCG op schildklier

A
  • Piek hCG gepaard met FT4 piek
  • Totale hormoonconcentratie neemt toe
  • TSH neemt af
54
Q

Levothyroxine gebruik zwangerschap

A

Met 25-50% verhogen op moment van positieve zwangerschapstest

55
Q

Thyreotoxicose

A

Teveel aan schildklierhormoon in de circulatie en weefsels

56
Q

Hyperthyreoidie

A

Thyreotoxicose als gevolg van een overmatige schildklierhormoonproductie

57
Q

Thyreotoxicose symptomen (o.a)

A
  • Vermoeidheid
  • Warmte intolerantie
  • Overmatig transpireren
  • Warme, vochtige huid
58
Q

TSH is _____ en FT4 ____ bij een thyreotoxicose / primaire hyperthyreoidie

A
  • Laag
  • Hoog
59
Q

Oorzaken thyreotoxicose

A
  • Graves’
  • Jodiumoverschot
  • Ontsteking schildklier
  • Hete nodus (toxisch adenoom)
  • Multinodulair strma
  • TSHoma (TSH-producerende hypofyse tumor)
  • Struma ovarii
  • Hyperemesis gravidarum
60
Q

Diagnose thyreotoxicose

A
  • LAB: TSH-R Ab’s
  • 123-scintigrafie
61
Q

Behandeling Graves

A
  • Strumazol
  • PTU (betablokkers)
62
Q

Bijwerkingen thyreostatica

A
  • Uitslag
  • Misselijkheid
  • Verminderde smaak
63
Q

Elke patient die strumazol gebruikt moet

A

bij koorts en keelpijn ZH bellen omdat neutrofiele granulocyten afnemen en ernstig immuungecomprometeerd zijn (agranulocytose)

64
Q

PTU/ strumazol en zwangerschap

A

Beiden teratogeen, PTU iets minder

65
Q

Block-and-replace

A
  • 1-1,5 jaar hele schildklier stilleggen
  • Vervangen door schildklierhormoon
66
Q

Titratie (behandeling)

A

Start met lage dosering, kijken of enkel met strumazol de schildklierfunctie aangepakt kan worden

67
Q

Tijdens zwangerschap behandel je met block-and-replace/ titratie

A

titratie

68
Q

Bijwerkingen radioactief jodium

A
  • Pijn in hals
  • Verslechtering orbitopathie
  • Risico op primaire hypothyreoidie
69
Q

Waarom verslechterd orbitopathie bij behandeling met radioactief jodium?

A

Schildkliercellen gaan kapot, antistoftiters gaan omhoog waardoor kans op vergroting orbitopathie groot is.

70
Q

Indicaties thyreoidectomie

A
  • Overgevoeligheid thyreostatica
  • Bezwaren tegen radioactief jodium
  • Zwangerschap(swens)
  • Groot struma
  • Persoonlijke voorkeur
71
Q

Symptomen Graves orbitopathie (o.a)

A
  • Exophthalmus
  • Diplopie
  • Ooglid retractie
  • Retrolobulaire pijn
72
Q

Bevindingen thyreoiditis

A
  • Geen opname scintigram
  • Verhoogde bezinking en CRP
  • Kan viraal optreden
  • Kan postpartum optreden
  • Koorts
73
Q

Behandeling thyreoiditis (mild)

A
  • Expectatief
  • Elke 6 weken TSH checken
74
Q

Behandeling thyreoiditis (hypothyreote fase)

A
  • Overwegen levothyroxine bij symptomen of TSH > 1- mU/L
  • Afbouwen na 6 - 12 mnd
  • Jaarlijkse TSH check 10-50% hypothyreoidie
75
Q

Effect schildklierhormoon op CV hemodynamiek

A
  • Weefsel thermogenese (+)
  • Cardiale output (+)
  • Cardiale inotropie en chronotropie (+)
  • Vasculaire weerstand (-)
  • Effectief arterieel bloedvolume (-)
  • Natrium resorptie (+)
  • Bloed volume (+)
76
Q

Futile cycles (stimulatie thermogenese door schildklierhormoon)

A
  • Stimulatie van Na+/K+ cycling (Na/K-ATPase)
  • Stimulatie van Ca2+ cycling (Ca-ATPase)
77
Q

Schildklierhormoon stimuleert/ remt botontwikkeling

A

stimuleert

78
Q

Hyper/hypothyreoidie is geassocieerd met osteoporose

A

Hyperthyreoidie

79
Q

Mutatie in TRalfa1 kan leiden tot

A
  • Ernstige groeiachterstand
  • Milde tot ernstige psychomotorische achterstand
  • Macrocefalie, vertraagde sluiting schedelnaden
  • Constipatie
  • Milde anemie
80
Q

____ is een hele gevoelige indicator voor de werking van het schildklierhormoon.

A

TSH

81
Q

DD schildkliernodus

A
  • Adenoom
  • Cyste
  • Maligniteit (carcinoom, lymfoom, metastase 5%)
  • Autonome ‘hete nodus’ (functioneel)
82
Q

Heesheid past meer bij maligne/ benigne

A

maligne

83
Q

Wanneer analyseer je een schildklierknobbel?

A

Per toeval CT/ MRI: niks doen
Per toeval PET-scan: vervolgonderzoek (echo+ punctie)
Palpabel: vervolgonderzoek

84
Q

Knobbel op echo beleid

A
  • TSH meten (laag)
  • Jodium-uptake scan
85
Q

AO - LAB schildklierknobbel

A

TSH
- verlaagd; TSH-R Ab’s
- neg. ; 123-scintigrafie

86
Q

123-scintigrafie

A
  • Normaal: Graves/ niks
  • Geen opname: Thyreoiditis
  • Gemengd: Multinodulair struma
  • Hete nodus: Autonome ‘toxische’ nodus
87
Q

Prikken bij een nodus die groter is dan ______ TENZIJ

A

1 cm
die volledig cysteus is

88
Q

I - Bethesda

A

Herhaal FNA

89
Q

II - Bethesda

A

Benigne, klinische follow-up

90
Q

III - Bethesda

A

Atypie of folliculaire laesie van onzekere betekenis, herhaal FNA

91
Q

IV - Bethesda

A

Folliculaire neoplasie, Diagnostische hemithyreoidectomie

92
Q

IV - Bethesda

A

Folliculaire neoplasie, Diagnostische hemithyreoidectomie

93
Q

V - Bethesda

A

Verdachte maligniteit, diagnostische hemithyreoidectomie ( soms totale)

94
Q

VI - Bethesda

A

Maligniteit, totale thyreoidectomie

95
Q

Typen schildklierkanker

A
  • Papillair
  • Folliculair
  • Medullair
  • Anaplastisch
  • Lymfoom
  • Metastase
96
Q

CHI - schildkliercarcinoom behandeling

A

Totale thyreoidectomie +/- halsklierdissectie

97
Q

NuGe - schildkliercarcinoom behandeling

A

Radioactief jodium (I131) ablatie
- recombinant TSH
- onttrekken (hypothyreoot)

98
Q

ENDO - schildkliercarcinoom behandeling

A
  • TSH suppressie (thyroxine)
  • TSH initieel < 0,1 mU/L
99
Q

Lymfogene metastase - schildkliercarcinoom

A
  • Resectie
  • Radioactief jodium
100
Q

Afstandsmetastase - schildkliercarcinoom

A

Radioactief jodium

101
Q

Jodium-refractair - schildkliercarcinoom

A
  • Resectie, lokale therapie
  • Radiotherapie
102
Q

MTC - schildkliercarcinoom markers

A
  • Calcitonine
  • CEA (de-differentiatie)
103
Q

Wat is anders bij MTC vergeleken met papillair en folliculair?

A
  • Opvliegers
  • Diarree
    (door hormonale overproductie)
104
Q

Welke therapie NIET bij MTC + waarom?

A

Radioactief jodium, komt uit C-cellen en deze nemen GEEN jodium op

105
Q

Operatie-indicaties: benigne schildkliernodus

A
  • Symptomatisch
  • Van onduidelijke aard
  • Multinodulair estruma met mechanische klachten
  • M. Graves
  • Thyreotoxicose
106
Q

Operatie - indicaties: schildkliernodus maligne

A
  • Goed gedifferentieerde schildkliertumor
  • Medullair schildkliercarcinoom
  • Slecht gedifferentieerd schildkliercarcinoom
  • Anaplastisch schildkliercarcinoom
107
Q

Slechts 1 afwijkende bijschildklier - operatie

A
    • Minimaal invasieve doelgerichte operatie
108
Q

Meerdere afwijkende bijschildklieren - operatie

A
  • Conventionele halsexploratie
  • Identificaite van alle bijschildklieren
109
Q

Risico’s en complicaties schildklierresectie

A
  • Laesie n. laryngeus recurrens
  • Hypoparathyreoidie bij bilaterale resectie
110
Q

Chvostek

A

Tik op m. masseter, spasme in mond, teken van hypocalciemie

111
Q

Operaties-indicaties bijnierresectie (7)

A
  • Hypercortisolisme
  • Feochromocytoom
  • Ziekte van Connn
  • Massa- effect / klachten van benigne bijnierlaesie
  • Vergrote bijnier met verdachte kenmerken
  • Verdenking bijnierschorscarcinoom
  • Solitaire bijniermetastase
112
Q

Zikete van Conn

A

Primair hyperaldosteronisme

113
Q

Feochromocytoom

A

Adrenaline producerende tumor van het bijniermerg

114
Q

Belangrijkste risico feochromocytoom

A

HT crisis

115
Q

Meest effectieve therapie in schildklierkliniek

A

Chirurgie

116
Q

Situaatie waarin je struma niet moet opereren

A

Ontsteking

117
Q

Gevaarlijkste carcinoom schildklier

A

Anaplastisch carcinoom

118
Q

Adenoom van beginnend multinodulair struma onderscheiden

A

Adenoom is ‘solitary en circumscribed’, onder de microscoop te zien

119
Q

BRAF mutatie papillair carcinoom

A

Gain of function

120
Q

RAS mutatie papillair carcinoom

A

Gain of function

121
Q

P3K folliculair carcinoom

A

Gain of function

122
Q

RAS folliculair carcinoom

A

Gain of function

123
Q

PTEN folliculair carcinoom

A

Loss of function

124
Q

Meest frequente schildkliercarcinoom

A

Papillair

125
Q

Papillair carcinoom - kenmerken

A
  • Concentrisch gecalcificeerd
  • Psammoma lichamen
126
Q

Welke moleculaire afwijking past bij de meest voorkomende schildkliertumor?

A

BRAF mutatie

127
Q

Anaplastisch schildkliercarcinoom - kenmerken

A
  • Snel groeiend
  • Necrose en atypie
  • Hoge mitose index
  • Geen dudielijk herkenbaar celtype
128
Q

Medullair schildkliercarcinoom

A
  • Ontstaat uit de C-cellen en produceert calcitonine
  • Vormt 5% van de schildkliercarcinomen
  • Is in 25% van de gevallen erfelijk
  • Erfelijk; C-cel hyperplasie voorafgaand aan het medullair carcinoom
129
Q

3 belangrijkste elementen patholiogie in schidlklier

A
  • Hyperplasie
  • Adenoom
  • Carcinoom