week 10 Flashcards

1
Q

Multicellulair organisme

A

Specialisatie van cellen/celsystemen (organen), hiermee communiceren ze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 belangrijke communicatiesystemen lichaam

A
  • Zenuwstelsel
  • Endocrien systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken hormonen (2)

A
  • Circuleren in bloed
  • Werken op doelwitcellen op afstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe weet een hormoon wat zijn doelwitcel is?

A
  • Receptoren
  • Effect is afhankelijk van geprogrammeerde respons van de doelwitcel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Receptorsoorten

A
  • Kernreceptoren
  • Membraangebonden receptoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Membraanreceptoren

A
  • Vaak eiwithormonen
  • Verankerd in celmembraan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Paracriene communicatie

A

Communicatie tussen verschillende cellen, hormoon afgegeven aan interstitiele vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Autocriene communicatie

A

Cel heeft receptoren voor het hormoon dat hij zelf produceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Belangrijkste endocriene klieren

A
  • Hypothalamus
  • Hypofyse
  • Schildklier
  • Bijschildklieren
  • Bijnieren
  • Testis
  • Ovarium
  • Pancreas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hormonale disbalans zorgt voor

A

Endocriene ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ongeveer _________ van de cellen in de hypofyse produceren groeihormoon

A

de helft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ongeveer ________ van de cellen in de hypofyse produceren prolactine en ACTH

A

10-20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

-troop

A

Somato-, lacto-, cortico-. thyro-, gonado-
Ahv. voorvoegsel kan je zien wat voor hormoon deze cellen stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Prolactine

A

Hormoon wat melkproductie induceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Als je constant een receptor stimuleert dan

A

word je ongevoelig voor een hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cortisol

A

Schildklierhormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Grootte hypofyse

A

1cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Zonas in bijnier van buiten naar binnen (micro)

A
  • Glomerulosa
  • Fasciculata
  • Reticularis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Zona glomerulosa

A

aldosteron productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zona fasciculata

A

Cortisol productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Zona reticularis

A

‘Androgenen’ & adrenaline productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ACTH stimuleert (2 hormonen) door de zones (2)

A

Cortisol productie
Bijnierandrogeen productie
Zones: fasciculata en reticularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

CYP enzymen (waar liggen ze?)

A

In mitochondria / ER van bijnierschorscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

STAR eiwit

A

transporteert cholesterol via CYP11A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
CYP11A functie
hydroxylgroepen worden teogevoegd aan cholesterol en koolstof wordt afgebroken
26
CYP11B2
Aldosteronsynthase, komt alleen voor in zona glomerulosa
27
ACTH receptor komt voor in
Glomerulosa, fasciculata en reticularis
28
CYP17 komt voor in
Glomerulosa, fasciculata, reticularis
29
ACTH stimuleert productie van
Bijnierandrogenen Cortisol NIET aldosteron
30
Effecten cortisol vet
insuline gevoeligheid (-) verestering vetzuren (-) lipolyse (+) glucose spiegel (+)
31
Effecten cortisol in skeletspier
insuline gevoeligheid (-) eiwit synthese (-) eiwit afbraak (+) glucose spiegel (+)
32
Effecten cortisol in lever
Insuline gevoeligheid (-) Glycogenolyse (+) Gluconeogenese (+) Glucose spiegel (+)
33
Cortisol voor 95% gebonden aan
transcortine en albumine
34
Voornamelijk gemetaboliseerd in de (2)
- Lever - Nier
35
Aldosteron wordt geproduceerd in
zona glomerulosa
36
Aldosteron
- MC - Reguleert concentatie Na+ en K+ - Reageert op veranderingen in de samenstelling van plasma - Gekoppeld aan RAAS van de nier
37
Prednison gebruiker ACTH productie & bijnier- schors en androgeen
Gaat omlaag (remming op hypofyse) Cortisol (-) Androgenen (-) Aldosteron blijft gelijk
38
Hormonen die in bijniermerg gemaakt worden
Noradrenaline en adrenaline
39
Grootte bijnier
3,5 cm
40
ACTH-afhankelijke pathologie (cushing syndroom)
- Hypofyse adenoom - Ectopische ACTH productie
41
ACTH-onafhankelijk (Cushing syndroom)
- Bijnier adenoom - Bilaterale bijnier hyperplasie - Bijnier carcinoom
42
Lichaamssamenstelling cushing
- Abdominale obesitas - Atrofie spier en huid - Osteoporose
43
Endocriene veranderingen Cushing syndroom
- Hypothyroidisme - Hypogonadisme - Adrenale androgenen
44
Neuropsychiatrische veranderingen Cushing syndroom
- Depressie - Psychose - Vergeetachtigheid - Insomnie
45
Metabool syndroom bij cushing
- Centrale obesitas - HT - DM - Dyslipidemie
46
Diagnostiek Cushing
- Vaststellen hypercortisolisme - Differentieren pseudo-Cushing syndroom - ACTH-afhankelijk syndroom van Cushing
47
Screenen voor het syndroom van Cushing
- Aanwezigheid meerdere progressieve symptomen - Ongebruikelijke symptomen in relatie tot leeftijd - Therapie-resistente DM/ HT - Patienten met bijnierincidentaloom - Kinderen met groeiretardatie
48
Hypercortisolisme komt ook voor bij (niet cushing oz.)
- Chronische stress - Chronische ziekte - Alcoholisme - Nierinsufficientie En nog veel meer
49
CBG beinvloedt wel/niet de middernachtsspeeksel cortisol concentratie.
niet
50
Hypofyse adenoom verwijderen
Trans-sphenoidale adenectomie
51
Bloedafname bij sinus petrosus catheterisatie
- Perifeer - SPI links - SPI rechts
52
Acute complicaties ectopisch ACTH syndroom
- Infecties - Tromboembolische complicaties - Ernstige HT en hypokaliemie - Psychiatrische complicaties
53
ACTH-onafhankelijk syndroom van Cushing
- Bijnieradenoom - Bilaterale bijnierhyperplasie - Bijniercarcinoom
54
Behandeling ziekte van Cushing
- Transsphenoidale adenectomie is eerste keus (hoe ervarener chirurg, hoe hoger slagingspercentage) - Remissie % na chirurgie varieert tussen 60-90% - Recidief kans tot 25%
55
Behandeling (recidief) ziekte van Cushing
- Tweede transsphenoidale operatie - Radiotherapie - Bilaterale bijnierextirpatie
56
4 oorzaken overproductie cortisol
- ACTH producerende hypofyse adenoom (ZIEKTE VAN CUSHING) - Hyperplasie bijnier cushing syndroom - Paraneoplastisch cushing syndroom; longcarcinoom of ander nonendocrien carcinoom (ook hyperplasie bijnier) - Iatrogeen cushing syndroom
57
4 oorzaken overproductie cortisol
- ACTH producerende hypofyse adenoom (ZIEKTE VAN CUSHING) - Hyperplasie bijnier cushing syndroom - Paraneoplastisch cushing syndroom; longcarcinoom of ander nonendocrien carcinoom (ook hyperplasie bijnier) - Iatrogeen cushing syndroom
58
Vormstoornis hyperaldosternosime
Bilaterale idiopathische hyperplasie
59
Vormstoornis viriliserend syndroom
Bilaterale hyperplasie, 10-15x zo zwaar, cortex vaak bruin
60
Overproductie adrenale hyperplasie kan komen door
Congenitale adrenale hyperplasie
61
Fysiologie CAH
Defect enzym betrokken bij steroid biosynthese (meestal cortisol) bv. 21-hydroxylase deficientie reflectoire ACTH stijging stimuleert androgeen productie
62
Hypofunctie/ insufficientie bijnier oz. (3)
- bloeding (acuut) - ontsteking - overwoekering door metastasen of carcinoom
63
Waterhouse-Friedrichsen syndroom
Acute bijnierinsufficientie door bijnierbloeding aanleiding: plots stoppen met corticosteroid gebruik
64
Incidentaloom
Geen functiestoornis bijnier, wel zwellingen/ tumor
65
Bijnieradenomen komen vaker/ minder vaak voor dan carcinomen.
Vaker
66
Enige definitieve criterium voor maligniteit is
Metastasen of invasie in aangrenzende organen
67
Feochromocytoom
- Catecholamine-producerende tumor (HT) - Kan ook buiten de bijnier voorkomen - Meestal benigne - max. 130 patienten per jaar in NL - ca. 30% erfelijke aanleg
68
Neuroblastoom
Meest voorkomende extra-craniele tumor bij kinderen
69
CRH en ACTH werkt via een ____ receptor
membraan
70
Cortisol werkt via een ________ receptor
kern
71
T4 (T3) werkt via een ______ receptor
kern
72
TRH en TSH werken via een ________ receptor
membraan
73
GPCR
Guanine nucleotide binding Protein Coupled Receptor
74
Domeinen GPCR
- Hormoonbinding (affiniteit & specificiteit) - Transmembraan (verankering) - Transductie (geeft signaal door)
75
Bouw GPCR
- 7 transmembraan domeinen - 3 intracellulaire loops - 3 extracellulaire loops - N- en C-terminale delen
76
ACTH is een kleinere/ grotere ligand dan TSH
kleinere
77
GPCR classificatie
- Op basis van sequentie en homologie - Familie 1 grootste klasse
78
GPCR signaaltransductie (ACTH)
- activatie receptor - activatie alfa subunit (GTP gebonden) - adenelylcyclase activatie - ATP --> cAMP - cAMP bindt aan PKA - geactiveerd PKA gaat naar kern en zorgt voor kernactivatie
79
Wat is de second messenger bij ACTH signaaltransductie?
cAMP
80
Adenylyl cyclase (functies)
- Enzym - ATP --> cAMP, waardoor [cAMP] stijgt - cAMP activeert PKA - PKA fosforyleren eiwitten - cAMP: labiel en afbraak door fosfodiesterase
81
Bouw PKA
- 2 regulatoire subunits - 2 catalytische subunits
82
TRH signaleert via
Gq
83
Mutaties in MC2R
- inactiverend : familiaire cortisol def. - activerend: niet bekend - alternatief gen: MRAP
84
Mutaties in TSH receptor
- inactiverend: hypothyreoidie - activerend: hyperthyreoidie, adenoom
85
Carney complex
Inactiverende mutatie in regulatoire subunit van PKA
86
Kern receptoren
- Eiwitten die zich in de kern bevinden - Transcriptie factoren - Ligand afhankelijk - Ligandbinding leidt tot conformatie verandering
87
Homo-dimer
2 receptoren nodig om aan DNA te kunnen binden
88
Domeinen kernreceptoren
- Ligand-bindend domein - Hinge regio (koppelt ligand aan DNA bindend domein) - DNA bindend domein - Ligand-onafhankelijke transactivatie
89
Eigenschapppen ligand-bindend domein
- Hormoon-specifiek - Bindt met hoge affiniteit
90
Structuur ligand-bindend domein
- Dynamisch, conformatieveranderingen - Binding pocket bestaat uit specifieke aminozuren
91
Eigenschappen DNA bindend domein
- Receptor-specifiek - Hoge affiniteit voor DNA
92
Structuur DNA bindend domein
- Dynamisch, conformatieverandering - 3D structuur: 3 alfa-helices met Zn clusters - Ca. 70 aminozuren (Arg en Lys) - Dimerisatie motief
93
Iedere kernreceptor bindt aan __ baseparen.
6
94
Eigenschappen hormoon respons elementen
- Korte sequentie in/nabij promotor regio of enhancer regio van gen - Meestal 2 korte herhaalde DNA sequenties, gescheiden door variabele sequentie van 3bp bv. AGAACANNNTGTTCT
95
Criteria coactivatoren
- Interactie met ligand-gebonden receptoren - Versterken van activatorfunctie van de receptor - Intrinsiek vermogen om transcriptie te activeren - Dissociatie van receptor na dissociatie van het hormoon
96
Hetero-dimeer T3R binding aan DNA
met RXR
97
Criteria co-repressors
- Interactie met onbezette receptor - Versterken van de repressor functie van de receptor - Intrinsiek vermogen om transcriptie te onderdrukken - Dissociatie van de receptor na binding hormoon
98
Effecten agonist kernreceptor
- Activatie transcriptie - COnformatie verandering van de receptor ten gunste van coactivator binding
99
Effecten antagonist kernreceptor
- Geen effect transcriptie - Blokkeert effect van agonist door competitieve binding - Conformatie verandering van receptor ten gunste van corepressor binding
100
Effect kernreceptor op inverse agonist
- Remt basale of constituitieve activiteit van kernreceptor
101
Klinische verschijnselen patienten met primaire bijnierinsufficientie (6)
o.a - Gewichtsverlies - Hyperpigmentatie - Hypotensie - Orthostatische hypotensie - 'zouthonger' - vitiligo
102
Voorlopereiwit ACTH
POMC
103
Oorzaken ziekte van Addison pasgeborene
Bijnierhypoplasie
104
Oorzaken ziekte van Addison jongeren
- Autoimmuun - X-gebonden adrenoleukodystrofie - TBC
105
Oorzaken ziekte van Addison volwassenen
- Autoimmuun - TBC - Metastases - Bloedingen - AIDS
106
Bij patienten met secundaire bijnierinsufficientie is er wel/geen hyperpigmentatie omdat ___________
geen, de POMC productie helemaal is uitgevallen en daarmee ook die MSH productie wat voor hyperpigmentatie zorgt
107
Bij patienten met secundaire bijnierinsufficientie is er wel/geen sprake van hypotensie omdat
geen, je hier geen aldosteron tekort hebt
108
Oorzaken secundaire bijnierschorsinsufficientie
- Hypofysepathologie - Hoofd trauma - Geisoleerde ACTH deficientie
109
LAB bij primaire bijnierschorsinsufficientie
- Elektrolystoornissen - Hypercalciemie - Hypoglycemie - Anemie - Eosinofilie, lymfocytose - Hoog ACTH, laag cortisol
110
Normale respons synacthentest
- Basale of gestimuleerde waarde > 525 nmol/L - delta Cortisol > 190 nmol/L
111
Metopyron test
Remt cortisol productie, ACTH moet omhoog gaan, leidt tot stimulatie van steroidhormoonsynthese, dus 11-desoxycortisolwaarde moet stijgen
112
Therapie van primaire bijnierschorsinsufficientie
- Equivalent van 15-30 mg hydrocortison per dag verdeeld in 2 a 3 doses - 9alfa- fludrocortison: 0,1 mg - Vrouwen: DHEA 50 mg p/dag
113
Therapie van secundaire bijnierschorsinsufficientie
- Equivalent van 15-30 mg hydrocortison per dag verdeeld in 2 a 3 doses - Vrouwen: DHEA 50 mg per dag
114
Cortisol kan ook hypotensie geven omdat
cortisol van belang is bij behouden van de vaattonus
115
Klinische toepassing van corticosteroiden
-Substitutie - Anti-inflammatoire therapie - Indicaties, behandelingsduur en dosering veelal niet evidence-based
116
Oorzaken HT
- Essentieel - Renovasculair - Endocrien
117
Endocriene oorzaken HT (3)
- Syndroom van Cushing - Primair hyperaldosteronisme - Feochromocytroom
118
Hyperaldosteronisme tot HT in stappen
- Toename EV - Toename HMV - HT - Renine afname
119
Primair hyperaldosteronisme oorzaak
Synndroom van Conn
120
Kliniek syndroom van Conn
- HT - Hypokaliemie, echter niet altijd - Verhoogd plasma aldosteron - Onderdrukt plasma renine
121
Oorzaken primair hyperaldosteronisme (behalve syn. v/ Conn)
- Bilaterale bijnierhyperlplasie - Aldosteron producerend adenoom
122
Wanneer screenen voor hyperaldosteronisme?
- HT en hypokaliemie - Ernstige HT - Behandeling met 3 of meer hypertensiva - HT op jonge leeftijd - Bijnierincidentaloom - HT familieleden van patienten met PHA
123
1e screening verdenking hyperaldosteronisme
- Plasma aldosteron / renine activiteit ratio cave: effect medicatie (diuretica, betablokkers)
124
2e stap diagnostiek PHA
- CT/ MRI - Bilaterale bijniervene sampling
125
Therapie PHA
- Chirurgisch: adrenalectomie - Medicamenteus: MCR antagonist, amiloride, thiazide-diureticum
126
Symptomen feochromocytoom (noem 3)
- Hoofdpijn - Transpireren - Palpitaties
127
3 DD's feochromocytoom
- Hyperthyreoidie - Migraine - Mastocytose
128
5 redenen feochromocytoom vermoeden
- Typisch klachtenpatroon - Refractaire HT - Maligne HT - HT respons op betablokkers - Bloeddruk labiliteit
129
Diagnostiek feochromocytoom
- Plasma: NA, metanefrine - Urine: metanefrine - CT/ MRI bijnieren - 123-MIBG scan
130
Therapie feochromocytoom
- Adrenalectomie - Medicamenteus: alfablokkers, Ca-antagonisten, nitroprusside, nitroglycerine