Week 11 Flashcards

1
Q
  1. ‘Voor de ziekte van Alzheimer is geen curatieve behandeling voorhanden.’
    Deze bewering is:
    o (a) Juist
    o (b) Onjuist
A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Een 62-jarige vrouw heeft sinds een CVA, een maand geleden, moeite met het spontaan vinden van woorden. Het begrip van gesproken/geschreven woord is wel intact.
    Van welke cognitieve stoornis is hier meest waarschijnlijk sprake?
    o (a) conductie afasie
    o (b) expressieve afasie
    o (c) receptieve afasie
A

Expressieve afasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
3.	Waar in de hersenen bevindt zich in de meeste gevallen de laesie die een ‘somatosensorisch neglect’ veroorzaakt?
o	(a) links frontaal
o	(b) links pariëtaal
o	(c) rechts frontaal
o	(d) rechts pariëtaal
A

rechts pariëtaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Casus (er volgen 2 vragen)
    Een 47-jarige man bezoekt de neuroloog omdat hij sinds een half jaar toenemend vergeetachtig is. Hij zegt vaker dan gebruikelijk namen te vergeten, maar ook waar hij persoonlijke attributen als zijn horloge en mobiele telefoon heeft neergelegd. Hij is een groot deel van de dag bezig om belangrijke zaken die tegen hem gezegd worden te noteren in zijn agenda. In zijn huis zijn ook meerdere gele plaknotities te vinden. Op de Mini-Mental State Evaluation (MMSE) scoort patiënt 28 van de 30 punten, waarbij 2 punten gemist worden op de uitgestelde herinnering.
    ‘Op basis van bovenstaande gegevens mag de neuroloog nu de diagnose dementie syndroom stellen.’
    Deze bewering is:
    o (a) juist
    o (b) onjuist
A

onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Vervolg casus: Naast het neuropsychologische onderzoek heeft de neuroloog een MRI-cerebrum aangevraagd (zie afbeelding). Deze toont atrofie van de linker hippocampus (zie pijl).
    Welke van onderstaande diagnosen is hierbij het meest waarschijnlijk?
    o (a) Frontotemporale dementie
    o (b) Semantische dementie
    o (c) Vasculaire dementie
    o (d) Ziekte van Alzheimer
A

Ziekte van Alzheimer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is afasie?

A

Taalstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is apraxie?

A

Stoornis in het handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is agnosie?

A

Stoornis in de herkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar ligt het taalcentrum bij rechtshandige mensen?

A

In de linker hemisfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is afasie van Broca?

A

Expressieve afasie,

patiënten kunnen niet goed op woorden komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Afasie van Wernicke?

A

Receptieve afasie,

probleem in het begrijpen wat anderen zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aprosodie

A

Stoornis in het emotionele taalgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Amnesie

A

Stoornis in geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een hydrocephalus?

A

Abnormale vergroting van het ventriculaire systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar wordt liquor door aangemaakt?

A

Plexus choroïdeus van de laterale ventrikels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kan opvallen bij de anamense met een patiënt met dementie als deze samen met zijn/haar partner zit?

A

Head-turning sign

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat kan aanwezig zijn bij onderzoek voor Ziekte van Alzheimer?

A
  • Hippocampus atrofie
  • Liquor markers: amyloïd verlaagd, Tau-eiwit verhoogd
  • verlaagde glucosemetabolisme
  • amyloïd afzettingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De subarachnoïdale ruimte is de ruimte tussne:

A

Pia mater en arachnoidea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Juist of onjuist:

Per dag wordt ongeveer 500 ml liquor aangemaakt..

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Juist of onjuist

alleen bij drukmeting van de liquor in liggende houding is de druk gelijk aan de intracraniële druk

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Een traumatische punctie kan duiden op…

A

Bloed in liquor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar vindt resorptie van liquor plaatst?

A

Sinus sagittalis superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De dokter vraagt een patiënt om met een mes voor te doen hoe hij een broodje smeert. In plaats van een smerende beweging, maakt de patiënt een prakkende beweging.

dit is een voorbeeld van…

A

Ideomotorische apraxie

= verbale opdrachten kunnen niet worden uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is ideatoire apraxie?

A

Handelingen kunnen niet in de goede volgorde worden uitgevoerd

25
Q

Bij een patiënt wordt de druk in verschillende ventrikels gemeten
in het laterale en derde ventrikel is de druk verhoogt, in de vierde ventrikel is de druk normaal.
Waarvan is hier sprake?

A

Obstructieve hydrocephalus

26
Q

Welke medicijnen worden bij voorkeur gekozen voor de medicamenteuze behandeling van intracraniële hypertensie (IIH)?

A

Acetalzolamine of furosemine

27
Q

Wat zijn risicofactoren voor vasculaire dementie?

A

Diabetes Mellitus, hypertensie, hartinfarct

28
Q

Juist of Onjuist

Stoornissen in de REM-slaap zijn vaak eerste aanwijzingen voor Lewy Body dementie

A

Juist

29
Q

Welk domein in je brein zorgt ervoor dat je goed handelingen kunt uitvoeren?

A

Gyrus pariëtalis inferior

30
Q

Wat is een hydrocephalus ex vacuo

A

Hydrocephalus door atrofie van de hersenparenchym

31
Q

Wanneer is er sprake van dementie?

A

Als er cognitieve EN gedragssymptomen aanwezig zijn

32
Q

Wat is kenmerkend voor een frontaal syndroom?

A
  • Ontremming: herhaaldelijk iets doen, reactie op prikkels verhoogt
  • Initiatief verlies: traag
33
Q

Wat zijn kenmerken van een normale druk hydrocephalus?

A
  • loopstoornis, urine-incontinentie, cognitieve stoornissen

- MRI/CT-scan: verwijding ventrikels zonder atrofie ; uitzweten liquor rond ventrikels

34
Q

Wat zijn kenmerken van intracraniële hypertensie?

A
  • continue hoofdpijn, visusstoornissen, papiloedeem

- MRI/CT-scan: vernauwing ventrikels ; empty sella

35
Q

Wat kan er te zien zijn op een CT/MRI-scan bij vasculaire dementie?

A

Leukoaraiose: witte vlekken in de hersenen

36
Q

Wat zijn kenmerken van milde cognitieve stoornis?

A
  • cognitieve beperkingen, die niet bij de leeftijd passen
  • milde geheugenproblemen
  • GEEN gedragsveranderingen
  • vaak in combinatie met psychologische aandoening, zoals depressie
37
Q

Met welke symptomen start elke vorm van dementie?

A

Alzheimer: geheugenproblemen

Vasculair: traagheid

Lewy Body: Concentratieproblemen ; wanen

Frontotemporaal: sociaal gedrag

38
Q

Wat zijn kenmerken voor lewy body dementie?

A
  • parkinsonisme: stijfheid, vermindert mimiek, moeite met lopen, vaak vallen,
  • hallucinaties
39
Q
  1. De ziekte van Alzheimer wordt neuropathologisch gekenmerkt door seniele plaques en
    neurofibrillaire tangles (kluwen). De seniele plaques bestaan voor een deel uit amyloïd-β.
    Stelling: De seniele plaques zijn intracellulair gelokaliseerd.
    Deze stelling is:
    (a) juist
    (b) onjuist
A

Onjuist

Plaques zitten tussen neuronen

40
Q
  1. Veranderd gedrag komt frequent voor bij patiënten met een dementie. Gedragsverandering is een
    belangrijk en vroegtijdig optredend kenmerk bij een bepaalde vorm van dementie.
    Bij welke van onderstaande vormen van dementie past dit kenmerk het best?
    (a) Lewy Lichaampjes dementie
    (b) Frontotemporale dementie
    (c) Vasculaire dementie
    (d) Ziekte van Alzheimer
A

Frontotemporale dementie

41
Q
6.	Welke van onderstaande stoornissen komt vaker dan de andere voor bij een letsel van de niet-dominante hemisfeer?
o	(a) acalculie
o	(b) agnosie
o	(c) agrafie
o	(d) alexie
A

Agnosie

42
Q
7.	Bij een val uit een boom raakt een 11-jarig meisje buiten bewustzijn. Na een 1 minuut is zij weer bij, maar zij vraagt steeds waar zij is en wat er is gebeurd. Dit persisteert gedurende enkele minuten. 
Er is sprake van een posttraumatische:
o	(a) afasie
o	(b) agnosie
o	(c) amnesie
o	(d) apraxie
A

Amnesie

43
Q

Een 79-jarige vrouw is thuis gevallen. De dochter van patiënte vertelt dat haar
moeder sinds enkele maanden vaker valt en klaagt over moeilijker lopen. Daarom komt ze het huis niet meer uit. De dochter vindt haar moeder sindsdien ook
paniekerig en wat vergeetachtig; bovendien herkent haar moeder haar soms
niet en ziet ze regelmatig mensen die er niet zijn. Bij lichamelijk onderzoek constateert de arts dat de patiënte weinig mimiek heeft en er sprake is van hypokinesie en rigiditeit van de extremiteiten. Bij welke vorm van dementie passen de
verschijnselen het meest?
35. A. Alzheimerdementie.
B. Frontotemporale dementie.
C. Lewy-body dementie.
D. Vasculaire dementie.

A

Lewy Body dementie

44
Q

Een 75-jarige vrouw bezoekt met haar oudste dochter de huisarts. Dochter
maakt zich ernstig zorgen over haar moeder en denkt aan een beginnende dementie. Gedurende de anamnese met patiënte valt het de huisarts op, dat zij bij
elke vraag haar dochter aankijkt. Bij lichamelijk onderzoek blijkt dat de patiënte
eenvoudige handelingen niet kan uitvoeren, terwijl zij de boodschap wel begrijpt
en er met haar motoriek niets mis lijkt te zijn. Hoe wordt deze cognitieve stoornis
bij lichamelijk onderzoek ook wel genoemd?
198.A. Afasie.
B. Agnosie.
C. Apraxie.

A

Apraxie

45
Q
5. Welke van de onderstaande kenmerken is het meest typerend voor M. Korsakov?:
o (a) Geheugenstoornis
o (b) Confabulaties
o (c) Desoriëntatie
o (d) Kledingapraxie
A

Confabulaties = stoornis in het geheugen, waarbij iemand overdreven, gefantaseerde of onware verhalen vertelt.

46
Q
6. De liquor cerebrospinalis wordt geproduceerd door de:
o (a) Arachnoïdale villi
o (b) Plexus choroïdeus
o (c) Falx cerebri
o (d) Tentorium cerebelli
A

Plexus choroïdeus

47
Q

Wat is het symptoom van Argyll Robertson?

A

Symptoom waarbij de pupil vernauwd en niet fraai rond is en waarbij de pupilreflex niet meer functioneert op lichtinval maar wel, en zelfs versterkt, op convergeren.

48
Q

Voor welke vorm van dementie is de Argyll-Robertson pupil kenmerkend?

A

Dementia Paralytica

49
Q

Waar bevindt de laesie ter verklaring van de taalstoornis bij semantische dementie in de meeste gevallen?

A

De temporale pole

50
Q

Wat sluit de ziekte van Creutzfeldt-Jakob uit?

A

Normale 14-3-3 eiwit EN normale tau-eiwit

51
Q

Waar bevindt de laesie bij het syndroom van Korsakoff in de meeste gevallen?

A

In het corpora mamillaria in de hypothalamus

52
Q

Wat is visuele agnosie?

A

Stoornis in het “wat”-systeem

- patiënt herkent bijvoorbeeld gezichten niet meer

53
Q

Juist of onjuist:

aprosodie is een stoornis van de taaldominante cortex

A

Onjuist

—> niet-taaldominante cortex

54
Q

Wat is semantische parafasie?

A

Woorden in verkeerde betekenis gebruiken

55
Q

Wat is neologisme?

A

Nieuwe woorden vormen

56
Q

Wat voor soort parkinsonisme kan voorkomen bij vasculaire dementie?

A

Onderlichaam parkinson

57
Q

Welke bevinding in liquor is kenmerkend voor de ziekte van Alzheimer?

A

Verlaagde amyloïd

Verhoogde tau-eiwitten

58
Q

Patiënt praat vrij vloeiend, maar kan vaak niet op de juiste woorden komen om de vragen van de neuroloog te beantwoorden.
Van welke taalstoornis heeft de patiënt last?

A

Amnetische afasie