Week 1 VO&ZO Flashcards

1
Q

PIF berekenen

A

Potentiële Impact Fractie (PIF) = {(Prevalentie oud – Prevalentie na interventie) * (Relatief Risico-1) } / (Prevalentie oud * (Relatief Risico-1)) +1}

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

PAF berekenen

A

Voor het berekenen van de PAF zijn gegevens nodig over de blootstelling aan een determinant en de effecten van deze blootstelling, uitgedrukt in het relatieve risico (RR). De volgende formule wordt gebruikt voor het berekenen van de PAF:

PAF = p * (RR-1) / [p * (RR-1)]+1

p = proportie risicofactor X (determinant X)
RR = relatieve risico op ziekte Y veroorzaakt door de risicofactor X (determinant X)
(altijd fracties gebruiken dus 24%=0,24)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Standardized Mortality Ratio (SMR)

A

Daadwerkelijke aantal (doden)/ Verwachte aantal
Verwachte aantal bereken je met sterftecijfer referentie populatie * populatie A

SMR kun je vaker berekenen omdat je niet altijd de sterftecijfers van Populatie A hebt die je nodig hebt voor CMF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Comparative Mortality Figure (CMF)

A

Verwachte aantal (doden) als je de sterftecijfer van populatie A/ Sterftecijfer van referentiepopulatie
Verwachte aantal bereken je hier door Sterftecijfer populatie A*referentie populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

SMR vs CMF anders

A

Wellicht is je referentie populatie verkeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Maten van volksgezondheid

A
  1. Ziekten en aandoeningen
    Meten van aan- of afwezigheid van ziekten en aandoeningen vindt plaats op basis van het vóórkomen van ziekten en aandoeningen, zorgregistraties
  2. Sterfte en doodoorzaken
    Mortaliteit, levensverwachting, verloren levensjaren vroegtijdige sterfte
  3. Functioneren en kwaliteit van leven
    bijv, De ervaren gezondheid, vóórkomen beperkingen,
    Handicaps, Psychisch problemen; Gezondheidsenquête van het CBS; RIVM: years lived with disability
  4. Samengestelde volksgezondheidsmaten
    gezonde levensverwachting, disability adjusted life-year: DALY’s: som van het aantal jaren verloren door ziekte (years lived with disability [YLD]) en het aantal jaren verloren door sterfte ( years of life lost [YLL]).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Berekenen levensverwachting
(begrijpen!) kijk tabel 1 Week 1 Zo1 als je het niet begrijpt

A

Levensverwachting

De berekening van de levensverwachting komt er nu op neer dat voor elk leeftijdsinterval wordt vastgesteld hoeveel jaren door alle aan het begin van het interval aanwezige personen worden geleefd. Wanneer we ervan uitgaan dat de overledenen ieder gemiddeld halverwege het leeftijdsinterval zijn overleden, wordt de algemene berekening van het aantal geleefde jaren in een interval:

(duur interval) x (aantal personen aan het begin + aantal personen aan het eind) / 2

Sterftequotient * aantal in categorie= aantal sterfte gevallen
Stel quotient 0,10 * 50, 0 jarige kinderen (interval tot 1 jaar)= 5 gestorven kinderen
Dan is aantal geleefde jaren= 1* (50+45)/2
Stel quotient is 0,2* 20, 50 jarige= interval van 1-50=49)= 4 gestorven
Dan is het aantal geleefde jaren= 49* (20+16)/2
Let op= omdat je het al voor de 0 jarige (interval tot 1) hebt doe je 49 en niet 50!
Als je vervolgens de som neemt van alle geleefde jaren dus bij deze: ((1(50+45)/2))+ ((49(20+16)/2)) krijg je alle geleefde jaren van iedereen samen van de 0 t/m 50 jarige (stopt dus bij 51)
Als je dan vervolgens de som alle geleefde jaren samen deelt door het totaal aantal levende op T=0 dan krijg je het aantal verwachte levensjaren, in dit geval is dat gelijk aan
(((1(50+45)/2))+ ((49(20+16)/2)))/50
Pas op als je de levensverwachting van 50 jarige wil weten dan is het aantal levende bij T=0 het aantal levende van die groep dus hierbij is dat 20!

De levensverwachting is natuurlijk een stuk accurater als je stapjes van 1 jaar neemt, dit komt omdat wij in de berekening aannemen dat mensen gemiddeld halverwege een leeftijdsklasse overlijden, terwijl bij stijgende sterftekansen naar leeftijd dit gemiddelde op een wat hogere leeftijd zal liggen. Daardoor onderschat de lineaire aanname bij brede leeftijdsklassen het aantal geleefde jaren in het leeftijdsinterval.
Dit is natuurlijk een schatting, Wanneer de sterftekansen in de loop der tijd dalen (of stijgen), zullen dergelijke uitspraken overigens een onderschatting (of overschatting) van de werkelijke levensduur van dit ‘geboortecohort’ geven.

Hoe kan het dat de levensverwachting bij de geboorte 79,14 jaar is, terwijl 80-jarigen nog een levensverwachting van 7,95 jaar hebben?
De 80-jarigen hebben blootgestaan aan de sterfterisico’s op jongere leeftijden, maar zijn niet gestorven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gezonde levensverwachting berekenen

A

De gezonde levensverwachting is een maat voor de volksgezondheid in een bepaald jaar. Het schat het aantal gezonde, resterende levensjaren dat een man of vrouw van een bepaalde leeftijd gemiddeld nog voor de boeg heeft, onder de aanname dat de omstandigheden in de toekomst blijven zoals in dat jaar. Het CBS publiceert over gezonde levensverwachting op basis van vier gezondheidsbegrippen:

Levensverwachting in als goed ervaren gezondheid: deze is gebaseerd op de vraag hoe mensen hun algemene gezondheid waarderen.
Levensverwachting zonder fysieke beperkingen: hierbij is gevraagd naar beperkingen van horen, zien en bewegen; fysieke beperkingen zijn een belangrijke voorspeller voor kwetsbaarheid bij ouderen.
Levensverwachting zonder chronische ziekten: hierin wordt gevraagd naar ziekten die geselecteerd zijn op basis van hun invloed op de kwaliteit van leven en op sterfte.
Levensverwachting in goede geestelijke gezondheid: klachten op dit gebied zijn ook een belangrijke indicator voor kwetsbaarheid bij ouderen.

Voor de berekening van de gezonde levensverwachting wordt eerst de overlevingstafel gemaakt voor het berekenen van totale levensverwachting. Vervolgens wordt het aantal geleefde jaren, L(x), vermenigvuldigd met de prevalentie van (on)gezondheid per leeftijdsklasse, bijvoorbeeld per leeftijdsgroep het percentage personen met een als zeer goed/goed ervaren gezondheid (prevalentie van gezondheid) of met als minder dan goed ervaren gezondheid (prevalentie van gezondheid).
De gezonde levensverwachting geeft dan aan hoeveel jaar personen kunnen verwachten te leven in gezondheid, onder de voorwaarde dat de prevalentie van (on)gezondheid gelijk blijft. De prevalentiecijfers zijn gebaseerd op de Gezondheidsenquête van het CBS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

DALY berekenen

A

Stap 1. Kijk naar moment van afname kwaliteit van leven
Stap 2. Kijk naar het verschil van kwaliteit van leven beginsituatie tegenover moment van afname: stel op het begin een kwaliteit van 1.0 die zakt naar 0.6 na een ongeluk dan is het verschil dus 1.0-0.6= 0.4 daling van kwaliteit van leven
Stap 3. Hoelang zit er tussen het moment van daling van kwaliteit van leven tot het moment van sterfte? Als je op je 60ste sterft en het ongeluk gebeurd op je 20ste dan is het aantal jaar 60-20= 40 jaar in disability
Stap 4. Vermenigvuldig de uitkomst van stap 2 met de uitkomst van stap 3, 40*0,4= 16 jaar
Stap 5. Hoeveel eerder ben je gestorven dan je levensverwachting?, Stel mevrouw had een levensverwachting van 80 jaar en ze sterft op haar 60ste dan heeft ze 80-60= 20 jaar eerder gestorven dan verwacht
Stap 6. Bereken de som van stap 4 en stap 5, 16+20= 36 jaar, Dat is je DALY

Hoe hoger je DALY hoe slechter het is voor de patiënt, hoe hoger de afname van kwaliteit van leven hoe hoger de DALY zal zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Berekenen QALY aan de hand van een voorbeeld

A

Quality adjusted life year
QALY=Y*V(q)
Y= Levensjaren
V(q)= De waardering (V) voor de kwaliteit van leven in een bepaalde gezondheidstoestand (Q)
V(q)= 0,0 (dood) - 1,0 (Volledig gezond)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Global burden of disease studie (lezen niet leren)

A

Global burden of disease

De DALY is ontwikkeld in de Global Burden of Disease study als maat om wereldwijd de ziektelast zowel als totaal als naar ziekteoorzaak te beschrijven (Hoeymans, TSG2000, 78:195-).

Nu kun je dit inzicht toepassen in een analyse van verschillen in de volksgezondheid op wereldschaal, de Global Burden of Disease (GBD) study. In 1993 publiceerden de Wereldbank en de WHO de GBD study. Deze bevatte een complete en gestandaardiseerde beschrijving van de volksgezondheid in de wereld in 1990, in termen van sterfte en ziekte. Het expliciete doel van de GBD was om, op wereldniveau, feitelijk juiste informatie te geven ter fundering van volksgezondheidsbeleid; ten behoeve van ‘evidence-based health policy’ dus. De GBD werd door sommigen wel ‘het belangrijkste public health document van de afgelopen 50 jaar’ genoemd. Sindsdien zijn er updates verschenen van de wereldgezondheidstoestand. In deze e-module worden gegevens gebruikt van de 2016 update.

In de GBD study zijn de oorzaken van mortaliteit en morbiditeit gerangschikt in drie hoofdcategorieën:

  1. Communicable diseases, maternal and perinatal conditions and nutritional deficiencies
  2. Noncommunicable conditions
  3. Injuries
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Top 5 oorzaken sterfte en DALY 2015

A

Sterfte
1. Cardiovascular diseases
2. Malignant neoplasm
3. Infectious and parasitic diseases
4. Respiratory diseases
5. Unintentional Injuries

DALY
1. Infectious and parasitic diseases
2. Cardiovascular diseases
3. Malignant neoplasms
4. Nutritional deficiences
5. Unintentional injuries

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke categorieën dragen relatief meer bij aan sterfte en welke aan DALY? 2015

A

De categorieën die in 2015 relatief het meest bijdragen aan zowel sterfte als aan DALY’s zijn:

Malignant neoplasms
Cardiovascular diseases
Infectious and parasitic diseases
Mental and substance use disorders en neonatal conditions zijn belangrijke bijdragers aan DALYs. De eerste is geen grote doodsoorzaak, maar zorgt wel voor veel disability. Neonatal is een belangrijke bijdrager aan sterfte omdat dit vooral optreedt op jonge leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stel dat een land de transitie doormaakt van ‘lower income’ naar ‘upper middle income’, Hoe kunnen de volksgezondheidsbeleidsmakers in dat land daar het best op anticiperen (welke veranderingen moet hun gezondheidszorgsysteem aan kunnen)?

A

De totale ziektelast gaat dalen. Eerder is al gebleken dat vooral de verloren levensjaren als gevolg van sterfte dalen en niet de disability. De levensverwachting zal gaan stijgen: de mensen gaan minder dood, dus worden ze ouder. De overheid zou dus kunnen zorgen voor pensioenvoorzieningen. Ouderdom komt daarnaast met gebreken. Over het algemeen is het wenselijk in ouderdomsvoorzieningen te investeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een 50-jarige inwoner van Oude Westen ziet deze cijfers en besluit per direct te verhuizen naar Nesselande.
Oude westen levensverwachting: 71,7 jaar
Nesselande levensverwachting 81,5 jaar
Zal deze persoon dan ook langer gaan leven conform deze getallen?

A
  1. Levensverwachting is een maat voor de volksgezondheid, en dat zegt nog niets over een individu.
  2. De levensverwachting wordt natuurlijk ook beïnvloed door individuele kenmerken en leefstijl en die veranderen niet.
  3. De levensverwachting wordt ook bepaald door de sterfte in de jaren voor het 50ste levensjaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De vier belangrijkste factoren van de ziektelast uit HC Milieu en gezondheid

A
  1. Roken
  2. Overgewicht
  3. Lichaamsbeweging
  4. Milieu

in het leerboek staan ook ongezonde voeding en overmatig alcoholgebruik

17
Q

Selectie vs causatie, indirect vs directe effecten

A

Bij gezondheidsverschillen naar sociaal-economische positie (‘sociaal-economische status’) spelen het selectie- en het causatie mechanisme een belangrijke rol. Het selectiemechanisme: personen met gezondheidsproblemen hebben een kleinere kans toe te treden tot de arbeidsmarkt of aan het werk te blijven. Voor het krijgen én behouden van betaalde arbeid is een goede gezondheid net zo belangrijk als een goede opleiding.
Het causatiemechanisme: Het verliezen van betaalde arbeid heeft negatieve consequenties voor de gezondheid. Er is hierbij sprake van zowel directe effecten (bijvoorbeeld een toename van depressieve klachten onder werklozen) als van indirecte effecten (bijvoorbeeld meer roken en een verhoogd alcoholgebruik onder werklozen).

18
Q

Stappen uitbraakonderzoek GGD

A
  1. Voorbereiding
    -Info over ziekte, en uitbraken van ziekte
  2. Bepalen of er sprake is van een epidemie
    -Vergelijken verwachte aantal pt’s vs daadwerkelijk
  3. Verificatie van diagnose
    -Oorzaak ziekte door aanvullend onderzoek
  4. Definiëren en identificeren van alle cases
    -Casus definitie: persoon, symptomatologie, plaats, tijdsperiode-> Daarna active surveillance
  5. Beschrijven data tijd, plaats, persoon
    -Epidemische curve (tijd), Plotten cases (plaats), welke groep getroffen (man/vrouw? Kinderen/volwassenen? beroep?)
  6. Opstellen hypothese
    -Wat denken we dat de bron is? Verspreiding? Blootstelling?
  7. Testen hypothese
    -Vergelijking hypothese tegenover feiten
    -Epidemiologische analyse (cohort; blootgestelde groep vs niet blootsgestelde groep op ziekte, case-control; zieke mensen vs niet zieke mensen op blootstelling)
  8. Hypothese aanpassen en aanvullend onderzoek uitvoeren
    - Wanneer hypothese niet correct bezoekt ggd om andere mogelijke oorzaaken op te sporen, AO kan nuttig zijn
  9. Bestrijdingsmaatregelen implementeren
    - Publiek waarschuwen wanneer het kan, hygiene maatregelen etc.
  10. Bevindingen communiceren
19
Q

Cohort onderzoek;
In kleine, goed omschreven populatie;
Attack rate

A

Bij een cohort uitbraakonderzoek:
1. Blootgestelden
Blootgesteld&Ziek/ Totaal blootgestelde
2. Niet blootgestelden=
Niet-blootgesteld&ziek/Totaal niet-blootgestelde

RR= Attack rate blootgestelden/ Attack rate niet-blootgestelde

20
Q

Case-control onderzoek;
Niet goed omschreven populatie
Odds ratio

A

Control (niet ziek) moet op elke manier lijken op cases behalve dan dat ze niet ziek zijn
Odds Ratio=
Proportie blootstelling onder cases/ proportie blootstelling control

A: Blootgestelde cases
B: niet- blootgestelde cases
C: blootgestelde controls
D: niet blootgestelde controls

Odds Ratio= (AxD)/(BXC)
-> dus (blootgestelde cases x niet blootgestelde controls) delen door (Niet-blootgestelde cases X Blootgestelde controls)

21
Q

Dosis- responsrelatie

A

Hoe meer blootstelling hoe meer ziekte= relatie blootstelling & uitkomst sterker

22
Q

Epidemie definitie
(snappen)

A

Het optreden van ziektegevallen of andere gezondheidsgerelateerde gebeurtenissen in een gemeenschap of regio in een duidelijk hogere frequentie dan verwacht

23
Q

Casusdefinitie

A

Een casusdefinitie specificeert persoon, plaats en tijd.
Hoe nauwer de criteria, hoe minder cases je identificeert, maar dat zijn dan wel echte cases. Ruimere criteria leiden onvermijdelijk tot inclusie van cases waarvan achteraf zal blijken dat ze iets anders hadden.

24
Q

International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF)

A
  1. Biedt gemeenschappelijke taal, gezondheid&gerelateerde zaken
  2. Systematisch codestelsel
  3. Wetenschappelijke basis begrijpen van gezondheid
  4. Gegevensvergelijking mogelijk
25
ICF voor statistieken over gezondheid en functioneren (bekijken)
Bijv. Volksgezondheidsonderzoek als statistisch hulpmiddel voor opstellen van gezondheidsenquetes of voor de verzameling en vergelijken van statistieken over gezondheid&functioneren
26
ICF voor de klinische praktijk (bekijken)
Bijv. Vormgeven van verslagleggingsformulieren voor het rapporteren van het functioneren van pt of Coördineren van taken en verantwoordelijkheden tussen gezondheidswerkers of voor het stellen van doelen en plannen& evalueren van interventies bij een revalidatieproces
27
ICF voor aanspraak op zorgondersteuning en sociale voorzieningen (Bekijken)
Inzicht op het functioneren kan waardevol zijn om te bepalen of iemand gebruik kan maken van sociale voorzieningen of zorg
28
ICF voor case-mix (bekijken)
Activiteiten en participatiedomeinen in casemix analyse kan het de analyse acurater maken, bijv voor zorgverzekeraars belangrijk voor risicoverevening
29
ICF voor elektronische pt dossier (bekijken)
Na ontslag kunnen mbv ICF pt's worden ge-evalueerd op functioneren wat kan helpen bij het verbeteren van de zorg, kan helpen met het stellen van doelen en behandelingen
30
ICF begrippenkader 3 niveau's
1. Stoornis: afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen 2. Activiteitenbeperking: moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten 3. Participatierestricties: problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven vb. 1. Mogelijke stoornissen bij een lumbale HNP zijn bijvoorbeeld een verminderde sensibiliteit respectievelijk een parese/paralyse in het gebied van een beknelde zenuwwortel. 2. Mogelijke activiteitenbeperkingen zijn bijvoorbeeld problemen met lopen of problemen met het tillen/dragen van voorwerpen. 3. Mogelijke participatierestricties zijn bijvoorbeeld het niet meer kunnen beoefenen van sport of niet meer in staat zijn om het eigen werk (bijvoorbeeld zware lichamelijke arbeid) uit te voeren.
31
Biopsychosociale model ICF
Functioneren als overkoepelende term voor Medisch 1. Activiteiten &participatie bijv. -Assisteren van personen bij zelfverzorging 2.Functies bijv. -Mobiliteit&stabiliteit gewrichten Anatomischhe eigenschappen bijv. -Verbindingen gewrichten Dit gecombineerd met psychosociale factoren -Externe factoren -Persoonlijke factoren
32
IKER berekenen
(Kosten nieuwe interventie- oude kosten interventie)/ (Effecten bijv QALY nieuwe interventie- effecten bvQALY oude interventie) Verschil in kosten/verschil in QALY Voorbeeld: Oude interventie= 2 QALY kost 10k Nieuwe interventie= 2,5 QALY kost 15k (15k-10k)/(2,5-2,0)= 10K/QALY
33
Wanneer IKER goed genoeg kosteneffectief
0.1-0.4 tot 20k per QALY 0.41-0.7 tot 50K per QALY 0.71- 1 tot 80K per QALY Dit met budgetimpact bepaald of een geneesmiddel wordt aangenomen
34
Ziektelast
Afname van quality of life 1-wegingsfactor
35
Wegingsfactor
Hoe goed een pt hun leven inschat in fractie
36
Budgetimpact
Aantal mensen * verschil in kosten tussen behandeling Voorbeeld: Aantal patiënten per jaar 1000 Oude interventie kost 1000 euro per patient Nieuwe interventie 1500 euro per patiënt Budgetimpact= 1000*(1500-1000)= 50000 euro Totale kosten= 15000*1000= 1500000 euro
37
Niet natuurlijke dood
Overlijden niet door een ziekte, overledene zelf of derde partij is de oorzaak -Ongeval -Beknelling -verdrinking -verstikking -verslikking -geweld -vergiftiging -overdosis -suicide -hulp bij zelfdoding -euthenasie -actieve levensbeindiging zonder verzoek -zwangerschapsafbreking na 24 weken -Overlijden door paramedische fout