Week 1 (behalve Hc. 5 & 7) Flashcards
Waarvoor Transport bloed en lymfe
- Stofwisseling (zuurstof en voedingsstoffen)
- Communicatie tussen delen van het lichaam (hormonen)
- Bestrijding van ontstekingen (o.a. door witte bloedcellen, antilichamen)
Volgorde type bloedvaten
Elastische arteriën; musculeuze arteriën; kleine arteriën; arteriolen; capillairen; postcapillaire venulen; musculeuze venulen; middelgrote en grote venen
3 lagen vaatwand en onderdelen elke laag
Tunica intima
- endotheelcellen
- een subendotheliale laag
- een lamina elastica interna
Tunica media
- gladde spiercellen
- elastische/lamellair vezels
-> geen fibroblasten
- lamina elastica externa
Tunica adventitia
- bindweefsel
- vasa vasorum
- nervi vascularis
Tunica media
tussenlaag. meestal glad spierweefsel circulair gerangschikt. bevat ook elastische en collagene vezels in wisselende hoeveelheden om druk op te vangen. bevat geen fibroblasten
tunica adventitia
losmazig bindweefsel. longitudinale rangschikking van collagene vezels. vasa vasorum: bloedvaten die de vaten zelf van bloed voorzien, betrokken bij vasodilatatie en -constrictie
3 typen arteriën
Elastische arteriën: grote arteriën, grotere tunica media. veel elastine
Musculeuze arteriën: middelgrote arteriën. lamina elastica interna en externa goed zichtbaar
Arteriolen: erg klein. tunica media is 1-2 spierlagen dik. zorgen voor bloeddrukregulatie
doorsnede capillair
de endotheellaag is goed te zien. er kan een pericyt te zien zijn: functie van een gladde spiercel
3 typen capillairen
Continue capillairen: endotheellaag zonder gaten. te vinden in de hersenen
Gefenestreerde capillairen: hebben gaatjes. bij endocriene klieren waar eiwitten door de gaten heen moeten
Sinusoïde capillairen: hebben fenestrae zonder diafragma en met een vergrote diameter lever, milt, beenmerg
kenmerken lymfevaten
- dunwandig
- voeren overtollig vocht uit weefsel af
- histologisch niet te onderscheiden van vene
- eindigen in ductus thoracicus en rechter ductus lymphaticus voordat ze in het bloed uitmonden
arteriosclerose
verharding van de vaatwand. kan excentrisch en concentrisch zijn. als excentrisch dan is het atherosclerose
atherosclerose
een proces waarbij vet aan de endotheellaag van het bloedvat ophoopt. door de ophoping gaat de anti-trombogene werking van de endotheelcellen verloren en ontstaat er bloedpropjes aan de plaque. om de vetophoping (= athenoom) heen ontwikkelt zich een laag spiercellen die de ‘fibrous cap’ genoemd wordt
Gevolgen scheuren van fibrous cap
er ontstaat een trombus en wordt het vat afgesloten. gebeurt vaak in de coronair vaten omdat die kap erg dun is.
gevolgen atherosclerose
verstijving van de vaatwand en kan leiden tot dissectie, ruptuur, aneurysma en een hartinfarct
als arteriosclerose concentrisch is
2 vormen
- Monckebergse media sclerose: bij musculeuze arteriën en probleem ligt dan in tunica media
- arteriosclerose: in de arteriolen, kan hyperplastisch zijn of met hyaline
risicofactoren atherosclerose
- genetisch
- leeftijd
- geslacht (M>F, tot menopauze)
- hyperlipidemie
- hypertensie
- roken
- diabetes mellitus
- ontsteking
aneurysma
verdikking of verwijding in een bloedvat en ontstaat als gevolg van een verslapping van de vaatwand. het bloed hoopt op in holten en stolt daar als gevolg van de kapotte endotheellaag als de verwijding te dik wordt zal het bloedvat knappen en ontstaat er een bloeding
risicofactoren aneurysma
- atherosclerose
- hypertensie
- bindweefselziekten (Marfan, Ehlers-Danlos)
dissectie
lekkage in de wand van een bloedvat, de tunica media en tunica intima laten los van elkaar waardoor het bloed tussen de lagen van de wand lekt
risicofactoren dissectie
- hypertensie
- bindweefselziekten (Marfan, Ehlers-Danlos)
- Geslacht (tijdens zwangerschap)
de negatieve lading in de cel
het gevolg van negatief geladen organische ionen (anionen), die in hoge mate aanwezig zijn in de cel. Daarnaast is de verdeling van andere ionen van belang. (Na, K, Ca, Cl)
Ontstaan van potentiaal verschil door wat?
als gevolg van het totale ladingsverschil tussen de intracellulaire en extracellulaire omgeving. dit is de rustmembraanpotentiaal
verschillende methode om passief ionen over een membraan te transporteren
- Poriën: diffusie zolang met de elektrochemische gradiënt mee bewegen. weinig selectief en langdurig open
- Ionkanalen: open of gesloten. wanneer open diffusie van veel moleculen tegelijkertijd, maar wel ion-selectief
- Carriers: transporteren dmv conformatie, diffusie van 1 of enkele moleculen tegelijkertijd. selectief en altijd met gradiënt mee
verschillende methode om actief ionen over een membraan te transporteren.
Energie-gekoppelde carriers/ionkanalen: conformatie verandert beurteling tijdens transport. selectief en tegen de elektrochemische gradiënt in
downhill transport
Is passief transport, verloopt met de elektrochemische gradiënt mee
Uphill transport
is actief transport, verloopt tegen de elektrochemische gradiënt in
Verschillende soorten carriërs
- Uniporter: transporteert 1 molecuul
- Antiporter: transporteert meerdere moleculen in tegengestelde richting
- Symporter: transporteert meerdere moleculen in gelijke richting
2 manieren van actief transport + voorbeelden
Primair actief: gedreven door ATP-hydrolyse
- Na/K-ATPase: antiport
- Ca-ATPase in PM: antiport
- Ca-ATPase in ER: antiport
Secundair actief (indirect) gedreven door bijv:
- Downhill symport van een ander ion/molecuul:
-> SGLT-2
- Downhill antiport: van een ander ion/molecuul
-> NCX
-> NHE
-> ANT
rustmembraanpotentiaal
De membraanpotentiaal waarbij netto geen ladingstransport plaatsvindt. hangt af van de evenwichtspotentialen van de verschillenden ionen die door het membraan kunnen worden getransporteerd.
Nerstpotentiaal
de potentiaal waarbij er netto geen transport van een bepaald ion plaatsvindt. bij deze waarde wordt dus instroom en uitstroom van kalium tegengehouden.
Formule:
Ex = -61,5/Z x log((X+)in / (X+)uit)
Wat geldt er in rust met de permeabiliteit van K, Cl, Na, Ca
Pk > Pcl»_space; Pna en Pca
potentiële energie van ionen
De concentratieverschillen van de ionen zijn een bron van potentiële energie. vooral ionen met een lage permeabiliteit en een hoog concentratieverschil
Na/K-pomp
zit in het plasmamembraan en transporteert 3 Na-ionen naar buiten en 2 K-ionen naar binnen. beiden tegen concentratiegradiënt dus energie nodig
Wanneer wordt gebruik gemaakt van de potentiële energie
- opening van Na-kanalen tijdens een actiepotentiaal in zenuw- en spiercel
- opening van Ca-kanalen tijdens een actiepotentiaal in een pacemaker cel
- Na-gekoppeld transport: gaat tegen concentratiegradiënt in
wat geldt als potentiële energie <, >, = 0
- als < 0, dan wil X+ graag van buiten naar binnne
- als > 0, dan wil X+ graan van binnen naar buiten
- als = 0, dan geen netto transport van X+
Conformaties Na/K-pomp
- E1-conformatie: geeft toegang tot het cytosol. natrium kan worden gebonden en kalium worden afgegeven. ATP zorgt voor conformatieverandering naar E2
- E2-conformatie: geen toegang tot de extracellulaire ruimte. natrium kan worden afgegeven en kalium worden gebonden. door defosforylering terug naar E1
Digoxine (vingerhoedskruid) effect
bevat de stof Ouabaïne dat de Na/K-pompen kan remmen. door de kalium bindingsplek te bezetten. kan voor belemmering vorming voor het in gang zetten van actiepotentialen
P-top
depolarisatie atria
QRS complex
depolarisatie septum en ventrikels
delay tussen P en Q
prikkeloverdracht van atria op ventrikels via de AV-knoop
R-top
depolarisatie ventriculaire hartspiercel
T-top
repolarisatie ventrikels, repolarisatie ventriculaire hartspiercellen
locatie pacemaker cellen hart
SA-knoop, AV-knoop, Purkinjevezels
depolarisatie van purkinjevezels en myocard cellen
zeer snelle depolarisatie door natrium en een plateaufase door calcium
Actiepotentiaal in hartspiercellen
duur een aantal milliseconde en is er een refractaire periode van een paar milliseconde
Actiepotentiaal in zenuw- en skeletspiercel
duur heel kort, deze is binnen een milliseconde voorbij