Week 1 30 aug Flashcards
Waar differentiëren de bloedcellen zich?
In het beenmerg
Wat is er microscopisch zichtbaar bij patiënten met acute leukemie?
Te zien is dat er veel ongedifferentieerde cellen zijn in het beenmerg. Dit komt door een mutatie waardoor de cellen zich teveel splitsen en niet goed differentiëren.
Vanuit welke stamcel ontstaan alle cellen in het hematopoëtische cel?
Vanuit de Pluripotenten cellen. Deze splitsen zich in voorloper cellen (blasten, cellen die niet de mooie vormen hebben in de kern). Voorloper cellen horen niet in het bloed te zitten, wanneer dit wel het geval is, bestaat er een kans dat de patiënt leukemie heeft.
Wat is het verschil tussen stamcellen en progenitor cellen?
Stamcellen delen zich niet veel, maar kunnen wel naar heel veel verschillende type cellen (hoog delingspotentieel) (pluripotent), progenitor cellen kunnen heel veel delen, maar kunnen naar een beperkt aantal type cellen (uripotent)
Wat zijn de eigenschappen van bloedvormende stamcellen?
- Zelfvermeerdering
- Pluripotentie
- Hoge delingspotentie, lage delingsfrequentie
- Relatief ongevoeling voor genotoxische invloeden (bijv. straling)
- Verantwoordelijk voor lange termijn herstel van beenmerg en bloedvorming
Wat zijn eigenschappen van progenitor cellen?
- Geen (of beperkt) vermogen tot zelfvermeerdering
- Beperkt in ontwikkeling tot 1 (unipotent) of enkele (multipotent) bloedceldifferentiatielijnen
- Hoge delingsfrequentie, maar lage delingspotentie
- Gevoelig voor genotoxische invloeden
- Korte termijn herstel bloedcelvorming
Welke klinische toepassingen voor stamceltransplantatie bestaan er?
- Allo-SCT: Eerste chemo of bestraling, daarna stamcellen van een donor (vaak familie)
- Auto-SCT: Eerst chemo of bestraling, daarna stamcellen van zichzelf
Auto-SCT wordt experimenteel ook gebruik voor autoimmuunziekten (harde reset) of bij patiënten die gentherapie nodig hebben (bijv. immuundeficienties of stellingziektes).
Welke groeifactoren zorgen voor welke differentiatie naar bloedcellen?
- EPO (erythropoietine): zorgt voor vorming rode bloedcellen
- G-CSF: zorgt voor granulocyten
- TPO (thrombopoietine): zorgt voor vorming bloedplaatjes
Hoe vindt differentiatie plaats?
Een groeifactor bindt op een di-meer receptor, waardoor er activatie plaats vindt van de groei.
Wat gaat er mis bij de differentiatie van patiënten die leukemie hebben?
In de signaaltransductie gaat iets mis in of het transductie proces, of in de receptor, waardoor de differentiatie uit de hand loopt
Welke vormen van leukemie zijn er?
- Chronische leukemie: aanvankelijk minder levensbedreigende symptomen. Te zien is dat er wel teveel cellen zijn, maar deze wel goed gedifferentieerd zijn
- Acute leukemie: ophoping van niet functionerende cellen, is vaak wel levensbedreigend
Chronische leukemie kan overgaan in een acute leukemie
Welke type stamlijnen leukemie bestaan er?
- Myeloide leukemie: Leukemiecellen die kenmerken dragen van rode bloedcellen, bloedplaatsjes en granulocyten
- Lymfoide leukemie: Leukemiecellen dragen kenmerken van lymfoide cellen.
Hoe vindt diagnostiek plaats van leukemie?
- Microscopisch bekijken. Wanneer er geen afwijkingen te zien zijn geen leukemie.
Wanneer wel afwijkingen te zien zijn -> immunofenotypering waarbij er dus gekeken wordt welke soort leukemie het is. Ook kan er tegenwoordig gekeken worden naar de genetica.
Hoe wordt besloten of een patiënt direct in aanmerking komt voor stamceltransplantatie (STP)?
Er wordt gekeken naar hoe gunstig de prognose is. Als deze gunstig is, zal er niet snel gestart worden met STP, wanneer deze zeer ongunstig is, is het risico van STP het wel waard.
Wat is het effect van een FLT3-receptor
Een mutatie in FLT3-receptor, verslechterd de prognose van een leukemie patiënt