Week 1 Flashcards
Hoeveel % overlijdt aan gemetastaseerde ziekte?
70%
Wat is het life-time risico van kanker?
1/3. Incidentie neemt toe.
Na hoeveel verdubbelingen (bij hoeveel cellen) voel je een knobbeltje?
Na 30 verdubbelingen, dus 1 miljard cellen.
De overleving x aantal jaren na diagnose van colonca en van mammaca nemen…
Toe.
Bij microcytaire anemie denk je meteen aan… Welk aanv onderz verricht je dan?
Colonca, anemie kan nl. door bloedverlies. Colonoscopie.
Maken omgevingsfactoren zoals goede voeding veel uit voor colonca?
Nee.
Wat is de triple diagnostiek bij mammaca?
Palpatie, mammografie en biopsie.
Hoe is de incidentie van longca bij mannen en vrouwen?
Bij mannen afname, vrouwen toename.
Noem een symptoom waarbij je echt naar longca moet gaan kijken.
Hemoptysis (bloed ophoesten).
Hoe kan je uit de analyse van serum Ig uitmaken of het op kanker duidt?
Monoclonaal bandje ipv polyclonaal.
Hoe kan je mbv immuno-fenotypering zien welk type kanker een pt heeft?
Je laat Ig’s binden aan antigenen, waardoor je een beeld vh celmembraan krijgt.
De frequentie van leukemieën en lymfomen liggen hoger bij mannen/vrouwen?
Mannen.
Welke typen leukemie zijn te onderscheiden?
Myeloïd vs. lymfatisch; acuut vs. chronisch
Noem de verschillende stadia van Non-Hogdkin lymfomen.
Stadium I: 1 lymfeklierstation
Stadium II: minimaal 2 stations, wel aan één kant vh diafragma
Stadium III: minimaal 2 stations, aan beide kanten
Stadium IV: uitgebreide lokalisaties, ook buiten lymfeklieren
Hoe kun je Non-Hodgkin lymfomen behalve op stadia verder indelen?
Indelen op risicoprofiel (IPI): punten optellen (leeftijd, stadium, LDH etc.). Laag-intermediair risico > goede prognose.
Noem vijf verschillen tussen stamcellen en progenitorcellen.
Stamcellen: lage delingsfreq, maar hoge potentie; self-renewal; pluripotent; ongevoelig voor genotoxische invloeden zoals chemo en O-; langetermijnherstel van beenmerg en bloedcelvorming bij SCT.
Wanneer allo-SCT en wanneer auto-SCT?
Allo-SCT bij leukemie; auto-SCT bij tumoren en zware chemo (roeit stamcellen uit)
Hematopoiëtische stamcellen liggen in niches. Wat wordt hiermee bedoeld?
Dichtbij osteoblasten: deling gereguleerd en bescherming tegen toxische invloeden. Niche bepaalt dat HSC’s op juiste plek komen (stamcelhoming).
Progenitorcellen liggen los van niche. Wat is de consequentie hiervan?
Cellen reageren makkelijker op bijv. hormonen die aanzetten tot proliferatie/differentiatie.
Is leukemie levensbedreigend/goed te genezen bij volwassen/kids en hebben die AML/ALL?
Volw AML, levensbedreigend
Kids ALL, goed te genezen
Een vergrote milt past beter bij acute/chronische leukemie?
Chronische (teveel bloedcellen)
Wat betekent M0-7 bij leukemie?
Classificatie van de onrijpe blasten.
Noem drie dingen waardoor de vatbaarheid op leukemie stijgt.
Radioactieve straling, mutagene stoffen (benzeen) en erfelijke factoren (Down, bepaalde anemie).
Welk gemuteerde receptor laat de overleving op leukemie sterk afnemen?
FLT3
Hoe behandel je MDS?
5-azacytidine: demetylering, waardoor uitgezette genen weer aan.
Wat is de turn-over van darmepitheelcellen?
4-8 dagen
Wat is een poliep? Wat is de oorzaak? Welke typen bestaan er?
Focale hyperplasie met stroma. Mogelijk door focale groeiprikkel. Met steel (pedunculated) vs. zonder steel (sessiele poliep).
Uit welke cellen kan een poliep microscopisch bestaan?
Hyperplastische, ontstekings (ernstige CU), hamartomateuze of dysplastische cellen.
Welke typen poliepen ontstaan uit hamartomateuze cellen?
Peutz-Jeghers poliep: dunne darm (vooral), maag, colon; risico maligniteit verhoogd; ook wel sporadisch.
Juveniele poliep: kinderen; rectum erosie; bloedingen; meestal solitair; bij sommige genetische afwijkingen.
Welke typen adenomateuze poliepen bestaan er?
Tubulair vs. villeus
Noem drie kenmerken van dysplasie.
Vaak preneoplastisch, toegenomen celgroei en differentiatie verstoord.
Hoeveel procent van de adenomen wordt een adenocarcinoom? Na hoeveel jaar? Wat speelt een rol?
5-10%, 10 jaar, omvang en mate dysplasie.
Hoe groot is de kans dat FAP zich ontwikkelt tot een adenocarcinoom?
100%
De trachea is ventraal/dorsaal van de oesophagus.
Ventraal.
Als we de hilum pulmonis van de pulmonis dextri bekijken, welke structuren liggen dan van ventraal naar dorsaal?
Vena pulmonalis, arteria pulmonalis en bronchus principalis.
Bevat de longhilus een tak van de vena cava superior?
Nee.
Waar ligt de apex pulmonis? Is deze goed geventileerd?
2 cm boven de clavicula. Goed geventileerd.
Is de vena bronchialis O2-arm of -rijk?
O2-arm.
Welke (hulp)ademhalingsspieren zijn actief bij het inademen?
Het diafragma en de mm. intercostalis externi.
Welke GI organen liggen intra- en welke retroperitoneaal?
Intraperitoneaal: maag, colon transv, sigmoid, appendix
Retro: duodenum, nieren, colon desc, asc, rectum.
Welke arterie voorziet het colon transversum en welke de rectum?
A. colica media en a. iliaca sinistra et dextra.
Uit welke lagen bestaat het basaalmembraan en waardoor worden deze geproduceerd?
Basale lamina geproduceerd door epitheel. Reticulaire lamina door bindweefsel.
Waarvoor dienen tight junctions?
Polariteit van apicale en basale zijde.
Wat is de functie van cilia in de trachea?
Transport.
In welke laag prolifereren epitheliale stamcellen van de huid?
Stratum basale.
Waarom hebben ery’s een specifieke vorm?
Oppervlaktevergroting.
Wat is hyperchromasie?
Verstoorde replicatie en reparatie van genetisch materiaal
Wat is een pleiomorf adenoom?
Veelvormigheid (variabiliteit weefselcomponenten, zoals stroma (ECM), steunweefsel, epitheel) en benigne (klierepitheelcellen).