week 1 Flashcards

Legaliteit, de structuur van het strafbare feit, en straftheorieën

1
Q

Wat is de absolute vergeldingstheorie?

A

Het misdrijf vormt de grond van de straf, waarbij ‘slechts’ het gepleegde misdrijf de rechtvaardiging vormt voor de straf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de klassieke richting en wie is de geestelijk vader?

A

Ziet vergelding als grondslag van straf, Beccaria is geestelijk vader (sociaal contract, utilitarist). Maximale geluk door goede wetgeving en voorkomen van criminaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de relatieve of doeltheorieën?

A

De rechtvaardiging van straf is volgens deze theorieën gelegen in het doel daarvan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Moderne Richting en de IKV

A

Volgens deze richting moest speciale preventie een doorslaggevende betekenis gaan vervullen; de straf moest meer worden toegespitst op niet alleen het gepleegde delict maar ook op de peroson van de dader. Er kwam nadruk op de individualisering van het Sr. De moderne richting raakte verweven met SW. Daardoor wordt er - meer dan bij de klassieke richting - uitgegaaan van buiten de daders vrije wil gelegen invloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verenigingstheorie

A

Hard onderscheid tussen de rechtsgrond en het doel van het strafrecht. De rechtvaardiging voor de straf is de vergelding, maar het bied ook bescherming aan de verdachte. Verschil met moderne richting: doelen mogen nooit boven de grens van vergelding uitkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De Utrechtste School

A

Willem Pompe: meer aandacht voor de dader als persoon met de grondslag van vergelding. Humanisering van de dader en bijgedragen aan een vermildering van het NL st5rafklimaat in de zin van de detentiesituaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de zeven deelnormen van het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel (art. 1 Sr)?

A
  1. lex certa: duidelijk geformuleerde delictsomschrijving;
  2. strikte interpretatie: gebondenheid van de rechter aan de wettekst;
  3. verbod op analogie;
  4. lex scripta: de gewoonte is geen directe bron van strafrecht
  5. verbod van terugwerkende kracht
  6. nulla poena-regel: de rechter is gebonden aan de wet;
  7. noodzaak de wet te kunnen kennen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de drie dimensies van het legaliteitsbeginsel (art. 1 Sr)?

A
  1. constitutionele dimensie: taakverdeling tussen de rechter en de wetgever
  2. rechtsbeschermende dimensie: individuele rechtszekerheid
    3 .generaal-preventieve dimensie: waarschuwende werking strafrecht. De wet moet duidelijk zijn over wat strafbaar is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de vier onderdelen van het strafbare feit?

A

Een GEDRAGING van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, die een WETTELIJKE DELICTSOMSCHRIJVING vervult, WEDERRECHTELIJK is en aan de schuld te wijten is ofwel VERWIJTBAAR is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn commissie- en ommissiedelicten?

A

Commissie: handelen in strijd met een verbiedende norm
Ommissiedelict: handelen in strijd met een gebiedende norm
Oneigenlijk commissiedelict: DO vervult door juist niet te handelen (vb: moeder die kind niet voedt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn materieel en formeel omschreven delicten?

A

Materieel: naar het gevolg omschreven
Formeel: handelen is scherp getypeerd, specifiek aangeduid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn krenkings en gevaarzettingsdelicten?

A

Krenkings: daadwerkelijke krenking van een bepaald rechtsgoed
Gevaarzettings: voor strafbaarstelling is het in gevaar brengen van een rechtsgoed al voldoende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen een misdrijf en een overtreding?

A

Een misdrijf heeft over het algemeen een schuldbestanddeel (opzet/culpa), een overtreding niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn gekwalificeerde en gepriviligieerde delicten?

A

Gekwalificeerd: strafverzwarende gevolgen
Geprivilegieerd: strafvermindeirng

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de vier vragen van art. 350 Sv?

A
  1. Is het ten laste gelegde feit bewezen verklaard?
  2. Is het feit strafbaar?
    2a. Kan het bewezenverklaarde worden gekwalificeerd?
    2b. Is het feit ook in casu strafbaar? (wederrechtelijkheid)
  3. Is de verdachte strafbaar? (verwijtbaarheid)
  4. Welke straf en/of maatregel is toepasselijk?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is wederrechtelijkheid?

A

De strijdigheid met het objectieve recht.

17
Q

Wat is verwijtbaarheid?

A

De verdachte is persoonlijk verwijtbaar.

18
Q

Wat is de rechtsregel uit HR Melk en Water?

A

Als schuld niet in de delictsomschrijving stat verveld, geldt het desniettemin als ongeschreven voorwaarde (=element) voor strafbaarheid.

19
Q

Wat is de rechtsregel uit HR Huizense veearts?

A

Indien de wederrechtelijkheid niet in de wet staat vermeld, zal dit nog steeds gelden als ongeschreven voorwaarde (=element) voor strafbaarheid.