Week 1 Flashcards
Welke kauwspieren zijn verantwoordelijk voor de depressie + protractie van de kaak?
-Twee tongbeenspieren + m. pterygoideus lateralis
-Zwaartekracht
Welke kauwspieren zijn verantwoordelijk voor de elevatie van de kaak?
-m. Masseter
-m. pterygoideus lateralis en medialis
Welke kauwspieren zijn verantwoordelijk voor de protractie en retractie van de kaak?
m. pterygoideus lateralis en medialis
Waar dienen de 2 ruimtes voor tussen de discus articularis?
Zorgt voor draaibewegingen en schuifbewegingen
Wat zijn de speekselklieren, waar komen ze uit en door welke zenuwen worden ze geinnerveerd?
-Glandula parotis - papilla ductus parotides
-Glandula submandibularis - caruncula sublingualis
-Glandula sublingualis - ducti sublingualis minor
n. facialis (VII) en glossopharyngeus (IX)
Welke delen van de tong zijn waarvoor en waardoor worden ze geinnerveerd?
Anterior (2/3):
-Gevoel: n. lingualis (V3)
-Smaak: n. facialis (VII)
Posterior (1/3)
-Smaak en gevoel: n. glossopharyngeus
Wat zijn intrinsieke en extrinsieke spieren van de tong?
-Intrinsiek: spiervezels binnen de tong
-Extrinsiek: spiervezels aan een bot
Wat is de functie van het palatum molle?
Deze sluit tijdens het slikken de neus van de keel af zodat het niet de neus in gaat.
Wat is een portocavale anastomose?
Door verhoogde druk in de vena porta door leverfalen wil het bloed op een andere manier naar de vena cava inferior.
-Via oesophagus
-Rectum (aambeien)
-Navel
Welke soorten cellen zitten er in de mucosa van de maag?
-Slijmnapcellen (slijm)
-Parietale cellen (Zuur)
-Muceuze halscellen (slijm)
-Hoofdcellen (pepsinogeen, lipase + leptin)
-Endocriende cellen (histamine, gastrine)
Wat zijn eigenschappen van de mucosa van de Dunne darm en welke cellen zitten in de mucosa?
Groot oppervlak; vlokken en crypten
-Enterocyt (opname)
-Slijmbekercel (slijm)
-Paneth cel (onderhoud v/d stamcellen
-M-cel (antigenen maken)
Duodenem = Brunners klieren
Jejunum en ileum = Peyers patches
Wat zijn eigenschappen van de mucosa van het colon en welke soorten cellen zijn er?
Wel crypten, geen villii!
-Slijmbekercel (slijm)
-Enterocyt (opname)
-Stamcellen
Wat zijn eigenschappen van morbus crohn?
-granulomen op histologie
-Hele maag-darmkanaal
-Skip leasies
-leasies transmuraal (alle lagen)
-Vernauwingen, abcessen, perianale fistels
-Extra-intestinale manifestaties: huid, ogen, gewrichten
Wat zijn eigenschappen van colitis ulcerosa?
Continue ontsteking in de mucosa
Uit welke lagen bestaat de mondholte?
Bekleding: plaveiselcelepitheel
-Gerekitiniseerd (lippen, palatum durum)
-Niet gekeritiniseerd (palatum molle, wangen)
Submucose:
-Kleine speekselklieren
-Diffuus lymfoid weefsel
-Vele kleine perifere zenuwen
Uit welke papillen bestaat de tong en waar op de tong zitten ze?
Transport
-Filiform, soort haakjes voor transport)(ongeveer het midden vooraan)
Smaak
-Fungivorm (vooraan)
-Vallate (basis van de tong)
-Foliate (zijkant van de tong)
Wat voor soort uitscheiding hebben de speekselklieren?
-Glandula parotis: alpha amylase = sereus
-Glandula submandibularis: mucus en alpha amylase
-Glandula sublingualis: mucus en een beetje alpha amylase
Wat gebeurt er met de oesophagus als je reflux hebt van maagzuur?
Eerst raakt het geirriteerd en ontstokeng. Daarna is er intestinale metaplasie van het plaveiselephiteel om beter bestand te raken tegen het zuur. (Barret’s oesophagus)
Als dat lang genoeg duurt, wordt het dysplastisch en als dat lang genoeg bestaat krijg je een adenocarcinoom (kliercelkanker).
Wat zijn anorexigene (verzadiging) factoren?
-Rekken maagdarmkanaal:
1) N. vagus ->rek
2) N. splanchnic -> info voedingsstof
-Cholecystokinine (CCK):
1) signaal om pylorus te sluiten
2. stopsignaal naar hypothalamus
-Glucose, alvleesklier: insuline en glucagon
-Leptine (vetweefsel)
Wat zijn orexigene (honger) factoren?
Gastro-intestinaal
-Ghreline
CZS:
-orexine/hypocretine
-Neuropeptide Y
Waar in de hypothalamus zitten het verzadigingscentrum en het honger centrum?
Verzadigingscentrum:Ventromediale hypothalamus
Hongercentrum: laterale hypothalamus
Omschrijf het neuronale circuit voor controle van de voedselopname
1e orde (arcuate nucleus):
-AgRP: remt MC4R
-POMC: stimuleert MC4R
2e orde (paraventriculaire nucleus van de HT):
MC4R: remt constant de voedselopname
Wat is de belangrijkste lange termijn factor voor voedselopname?
Leptine: afgescheidde stof van witte vetcellen
Plasmaconcentratie leptine ~ vetopslag lichaam.
Stimuleert CART (anorexigeen)
Remt Neuropeptide Y (orexigeen)
Welke 2 processen zijn er bij het opslaan van vet?
Hyperplasie van adipocyten
-Nieuwvorming vooral op jonge leeftijd (<24)
Het aantal vetcellen blijft onveranderd
Hypertrofie van adipocyten
-Toename in volume van vetcellen
-Obesitas bij volwassenen
Reversibel door dieet en activiteit