Week 1 Flashcards

H1 t/m H3

1
Q

welke 5 theorien heb je gebaseerd op omgeving, client, verplegen en gezondheid?

A
  • Nightingale (1859)  omgeving
  • Orem (1971) en Roy (1970)  cliënt
  • King (1971)  interactie cliënt en verpleging
  • Rogers (1970)  interactie cliënt en omgeving
  • Neuman (1984)  interactie cliënt, omgeving en verpleging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is nightingale?

A

kan beschouwd worden als de grondlegger van het verpleegkundig klinisch redeneren,
omdat ze bewust de omgevingsfactoren observeerde en systematisch noteerde en daaruit conclusies trok
- Begin van verpleegkundig diagnosticeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de zelfzorgtheorie van Orem?

A

-zelfvermogen kan gemeten worden door ASA schaal
- zelfredzaamheid en zelfmanagement staan centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de adaptietheorie van Roy?

A
  • rol vpk: bevorderen van deze adaptie
  • Vooral populair in psychiatrie, maar is breed toepasbaar en zeer geschikt om functiebehoud bij
    kwetsbare ouderen te bevorderen vanuit hun eigen levensloopperspectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

systeemtheorie van King?

A

Conclusie King: de essentiële kenmerken van de verpleging blijven altijd aanwezig, ondanks sociale
veranderingen
o Essentiële kenmerken: sociale systeem, interpersoonlijke systeem en persoonlijke systeem
 Allemaal van invloed op de gezondheid en worden beschouwd als open systemen in
een dynamisch interacterend kader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nadeel systeemtheorie van king?

A

gaat vooral in op de communicatie tussen de patiënt en de vpk, maar nauwelijks op
concentratie vpk handelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

holisme van Rogers?

A

Bij een cliënt kan geen onderscheid worden gemaakt tussen somatische, psychologische en sociale
gedragskenmerken  moet in zijn totaliteit worden bezien: holistisch
- De mens is een unitair energieveld, dat in voortdurende interactie staat met energievelden in zijn
omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke 3 middel-range systemen bestaat neuman system model uit?

A
  1. systeemtheorie
  2. stress en coping theorie
  3. preventietheorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

systeemtheorie neuman?

A

Open cliëntsysteem, waarbij cliënt in voortdurende interactie is met zijn omgeving
o Tussen individu en omgeving sprake van energie-uitwisseling
o Door uitwisseling van energie en informatie krijgt het systeem continu feedback, waarmee het
zich kan aanpassen
- Cliënt is gezond als sprake is van voldoende energie-uitwisseling en ongezond wanneer meer energie
nodig is dan er beschikbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verschil systeemtheorie king en neuman?

A

 Neuman verbindt een conclusie aan de inspanningen die een cliënt en/of
vpk verricht, terwijl King de verschillende systemen alleen beschrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stress en copingstheorie neuman?

A

Hoeveelheid stress die een individu ervaart, kan hierbij niet objectief worden vastgesteld, maar is
altijd een resultaat van de wijze waarop het individu de stress taxeert (inschat)  wordt beïnvloed
door persoonsgebonden en situatiegebonden factoren
- Voor vpk van belang om bij het vaststellen van een vpk diagnose eerst de taxatie van cliënt te
onderzoeken
- Persoonsgbonden en situatiegebonden factoren in kaart brengen om de hulp zo veel mogelijk te laten
aansluiten bij de werkelijke behoeften en copingmechanismen van de cliënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

preventietheorie neuman?

A

primaire preventie–> cliënten moeten kunnen beschikken over voldoende ‘reserves’ en ‘energie’,
gerelateerd aan hun levens- en ontwikkelingsfase.
secundaire preventie–> vpk handelen bestaat vooral uit tijdig opsporen van nieuwe ziektegevallen en
het zo kort mogelijk houden van de duur van de gevolgen door het effectief behandelen van de ziekte
tertaire preventie–> Belangrijk om goed de grens te bewaken tussen de functionele zelfstandigheid van de cliënt en
het tekort aan zelfzorg waarbij de vpk de zorg ondersteunt en overneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is systematisch verpleegkundig handelen?

A

Vanuit deze theorie twee hulpmiddelen ontwikkel om de vpk zorg te optimaliseren in de praktijk:
patiëntentoewijzing en systematisch verpleegkundig handelen (SVH)
o Patiëntentoewijzing  vpk krijgen geen taken toegewezen, maar patiënten voor wie zijn vanaf
opname tot aan ontslag verantwoordelijk zijn
 Voordeel: voor een patiënt duidelijk wie verantwoordelijk is, waardoor grotere
betrokkenheid en vertrouwensrelatie kunnen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vraag gestuurde zorg?

A

cliënt heeft de regie volledig in handen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vraaggerichte zorg?

A

sprake van een onderhandelingssituatie tussen de zorgaanbieder en de cliënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 belangrijke concepten belevingsgerichte zorg?

A
  1. levensloop= de chronische ziekte wordt beschouwd als een belangrijke levensgebeurtenis  de
    ervaringen van de cliënt en de wijze waarop hij hieraan betekenis geeft, zijn het uitgangspunt van
    een verpleegkundige relatie
  2. gelijkwaardigheid= e zorgrelatie tussen de cliënt en de vpk is gebaseerd op gelijkwaardigheid en
    autonomie
  3. autonomie= de zorg is gericht op autonomiebevordering. Soms is het nodig dat een vpk de cliënt
    ondersteunt in het nemen van autonomie wanneer hij daaraan niet gewend is of hierin door zijn
    ziekte wordt belemmerd
17
Q

wat is belevingsgerichte zorg?

A

voor chronisch zieken

18
Q

canmeds rollen hbo-v?

A

De vpk als zorgverlener  vakinhoudelijk handelen
2. De vpk als communicator  communicatie
3. De vpk als samenwerkingspartner  samenwerking
4. De vpk als reflectieve EBP-professional  kennis en wetenschap
5. De vpk als gezondheidsbevorderaar  maatschappelijk handelen
6. De vpk als organisator  organisatie
7. De vpk als professional en kwaliteitsbevorderaar  professionaliteit en kwaliteit

19
Q

beroepscode?

A

bespreekt de waarden en normen van de beroepsgroep, die duidelijk maken hoe het beroep van
verpleegkundige op een goede manier uitgeoefend wordt

20
Q

welke 3 soorten theories heb je?

A

grand theorie= die het hele domein van verplegen verkennen vanuit een bepaald concept
middle-range= die een verzameling verschijnselen binnen de verpleging onder de loep nemen
micro-level interventions= die de effectiviteit van een of een aantal verpleegkundige interventies beschrijven

21
Q
A