Week 1 Flashcards

1
Q

Wat wordt bedoeld met conceptueel onderzoek?

A

Onderzoek naar het verband tussen de manifeste en wetenschappelijke wereld, en hoe die zich verhouden tot elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt bedoeld met conceptuele verheldering?

A

Wetenschap gebruiken om concepten te gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt bedoeld met geldigheidswetenschap?

A

De vraag of “fundamentele” concepten wel echt geldig zijn, aangezien de meeste mensen er nooit bij stil staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de zoektocht naar de waarheid, en wat heeft Socrates hiermee te maken?

A

Filosofie/de waarheid ging vroeger vooral om gelijk krijgen en overtuigingskracht. Socrates zei dat er een objectieve waarheid is die belangrijker was dan overtuigingskracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een quale?

A

What-it-is-likeness, een bewuste subjectieve ervaring van het fenomenale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn cognities?

A

Mentale toestand met intentionaliteit, het gaat ergens over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn proposities?

A

De betekenis van een zin (Ik hou van koffie -> over koffie is de propositie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn emoties?

A

Ervaringen met een cognitieve toestand. Een quale met aboutness. Je kan niet houden van iets wat niet bestaat (zonder cognitie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een substantie?

A

Iets wat op zichzelf staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 2 substanties zijn er in het substantiedualisme?

A

Res cogitans en res extensa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wie was grote voorstander van substantiedualisme?

A

Descartes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is uitgebreidendheid?

A

Een essentieel eigenschap van de res extensa, het neemt plaats op in een ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe verliep Descartes proces van radicale twijfel?

A

Twijfelde overal aan -> het enige zekere is dat ik twijfel -> cogito ergo sum -> God is perfect, dus God bestaat -> God is goed -> alles wat je helder ziet, bestaat -> je lichaam is zeker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het interactieprobleem?

A

Hoe kan de res cogitas de res extensa aansturen, als de res cogitas immaterieel is?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is causale geslotenheid?

A

Alle fysische gebeurtenissen hebben een fysische oorzaak, er is behoud van energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat was volgend Descartes de oplossing voor het interactieprobleem?

A

De pijnappelklier en animal spirits

17
Q

Wat is occasionalisme?

A

Jouw intenties scheppen de gelegenheid voor God om dat te laten gebeuren. God is dus de oorzaak van alles. Oorzaak en gevolg is een illusie, er is geen interactie tussen lichaam en geest

18
Q

Wat is parallellisme?

A

De 2 substanties worden tegelijkertijd opgewonden als een klok, en lopen daarna parallel. Oorzaak-gevolg is schijn, want het stond al vast dat je ergens een intentie voor zou krijgen en er iets zou gebeuren

19
Q

Wie bedacht de term what-it-is-likeness?

A

Nagel

20
Q

Wat is een voorbeeld van een cognitie zonder een quale/bewuste ervaring?

A

Een robot zou cognities kunnen hebben zonder daarbij iets te ervaren

21
Q

Wat is metafysica?

A

Filosofie over iets wat achter de natuur zit, hoe bestaat de wereld?

22
Q

Wat is de separability hypothesis?

A

De stelling dat lichaam en geest apart van elkaar kunnen functioneren

23
Q

Wat is de inseparability hypothesis?

A

De stelling dat de geest niet kan functioneren zonder lichaam

24
Q

Wanneer is iets waar volgens Descartes?

A

Als hij het duidelijk en helder kan waarnemen

25
Q

Waar is Berkeley voorstander van? Wat waren zijn opvattingen daarover?

A

Idealisme. Hij zei dat je geen substantie ziet, maar secundaire eigenschappen van dingen. Omdat dingen niet verdwijnen als je ze niet ziet, is dat bewijs dat God bestaat

26
Q

Wat stelt het behaviorisme?

A

Om psychologie wetenschappelijk te maken kun je alleen waarneembare dingen accepteren en daarnaar verwijzen. Je moet alleen kijken naar gedrag

27
Q

Wat zijn de problemen met psychologisch behaviorisme?

A

Je probeert de geest en bewustzijn te ontkennen (de geest is een black box), maar dan doe je eigenlijk niet aan psychologie.

28
Q

Wat is filosofisch behaviorisme?

A

Het is alleen nuttig om op gedrag te focussen, maar de geest bestaat wel. De geest is een verzameling van disposities, en als je denkt dat het meer dan dat is dan maak je een categorie fout

29
Q

Wat is het grootste doel van het logisch positivisme? Hoe doen ze dat?

A

Het verschil maken tussen betekenisvolle/wetenschappelijke zinnen en die dat niet zijn, om een empirisch wetenschappelijk wereldbeeld te maken. Dit door alles objectief te verwoorden, zonder iets over de geest

30
Q

Wat zei Carnap over logisch positivisme?

A

Objectieve taal zorgt voor verzoening, omdat het onenigheid vermijdt

31
Q

Wat is een andere term voor psychologisch behaviorisme?

A

Methodologisch behaviorisme

32
Q

Wat zijn 2 andere termen voor filosofisch behaviorisme?

A

Analytische of linguistisch behaviorisme

33
Q

Wat is het Patrick Swayze probleem?

A

De vraag hoe het immateriële het materiële kan beïnvloeden

34
Q

Wat bedacht Arnold Geulinx?

A

Parallellisme

35
Q

Waar was Watson aanhanger van?

A

Behaviorisme