Week 1 Flashcards
Airey / Ierland
Uit artikel 6 EVRM vloeit het recht op toegang tot de rechter voort. Dit recht behoort effectief te kunnen worden uitgeoefend –> er mag geen sprake zijn van juridische en feitelijke hinderpalen voor die toegang.
Bovendien valt onder dit recht ook het recht op effectieve toegang tot een advocaat wanneer dit vanwege de complexiteit van een zaak nodig is. Dit kan impliceren dat de staat moet voorzien in gefinancierde rechtsbijstand. Soms is er geen rechtshulp nodig als de procedure heel eenvoudig is.
Capuano/Italië
Rechtsdoening binnen redelijke termijn (6 EVRM).
Regiopoli4e Gelderland Zuid/Hovax
Rechter mag niet ambtshalve schadevergoedingsplicht o.g.v. eigen schuld (6:101 BW) verminderen. Partijen moeten het aandragen of zich erop beroepen. Als rechter dit toch ambtshalve doet dan moeten partijen zich er nogmaals over uit kunnen laten (hoor en wederhoor).
HR bepaalt dat de rechter niet zozeer geleid wordt zijn lijdelijkheid en partijautonomie, maar dat de vraag of hij ambtshalve gronden mag aanvullen sterk samenhangt met het beginsel van hoor en wederhoor.
Ebecek/Stichting Trudo
Richtlijn oneerlijke bedingen (93/13/EEG), artikel 6:104 BW, de appelrechter is gehouden ambtshalve na te gaan of een beding in algemene voorwaarden oneerlijk is in de zin van de richtlijn, óók als hij daarbij buiten het door de grieven ontsloten gebied moet treden. De appelrechter is echter niet tot dit ambtshalve onderzoek gehouden als tegen de toe- of afwijzing van de desbetreMende vordering in hoger beroep niet is opgekomen. In dat geval is de appelrechter niet bevoegd om over die vordering een beslissing te geven.
A/B
De in eerdere rechtspraak geformuleerde voorwaarde voor toepassing van de omkeringsregel, dat het in het leven geroepen specifieke gevaar ‘aanmerkelijk’ moet zijn vergroot door overtreding van een norm die beoogt dat specifieke gevaar te voorkomen, is geen geldend recht.
Heesakkers/Voets
Indien de rechter op grond van Unierecht verplicht is om contractuele bedingen te toetsen aan de Richtlijn oneerlijke handelsbedingen, is hij gehouden dat ambtshalve te doen, dus ook indien partijen daarop geen beroep doen. Deze verplichting geldt zowel in eerste aanleg als in appel. De appelrechter moet daarbij zo nodig buiten de grieven en het door de grieven ontsloten gebied treden, maar dient de rechtsstrijd van partijen in appel te respecteren. Een toe- of afwijzing van een vordering in eerste aanleg waartegen in appel niet is opgekomen, hoeft door de appelrechter niet te worden heroverwogen omdat hij vanwege de devolutieve werking van het appel niet bevoegd is over die vordering een oordeel te geven.