Weefselsoorten Flashcards
Welke vier soorten eenlagig epitheelweefsel zijn er?
- plaveiselepitheel
- kubisch epitheel
- cilindrisch epitheel
- trilhaarepitheel
Epitheelweefsel:
- Eenlagig / meerlagig?
- Waar in het lichaam?
- Eenlagig.
- Nieren, longblaasjes en endotheel (binnenwand) van de bloedvaten.
Kubisch epitheel:
- Eenlagig / meerlagig?
- Waar in het lichaam?
- Eenlagig.
- Bekleding klierbuizen: klieren, eierstokken, nierkanaaltjes.
Cilindrisch epitheel:
- Eenlagig / meerlagig?
- Waar in het lichaam?
- Eenlagig.
- Bekleding binnenzijde maagdarmkanaal, dunne darm, galblaas en de baarmoeder.
Trilhaarapitheel:
- Eenlagig / meerlagig?
- Waar in het lichaam?
- Eenlagig.
- Luchtwegen, ademhalingswegen, eileiders en het middenoor.
Wat is de functie trilhaarepitheel?
Door middel van haar slijmlaag alle stofjes en vuiltjes via de trilharen wegwerken.
Wat is de functie cilindrisch epitheel?
Actief opnemen van stoffen, eventueel het bewerken ervan binnen in de cel en vervolgens doorgeven aan het bloed.
Wat is de functie kubisch epitheel?
Afgifte van bepaalde producten zoals slijm- of klierproducten.
Wat is de functie van plaveiselepitheel?
Passieve uitwisseling van stoffen.
Epi =
Buiten
Endo =
Binnen
Endocriene klieren:
- Waaraan geven ze af?
- Wel / geen afvoerbuisje?
- Voorbeeld.
- Klierproduct wordt afgegeven aan het bloed.
- Geen afvoerbuisje.
- Schildklier, bijnieren - het zijn hormoonklieren.
Exocriene klieren:
- Waaraan geven ze af?
- Wel / geen afvoerbuisje?
- Voorbeeld.
- Klierproduct gaat naar oppervlakte.
- Wel een afvoerbuisje.
- Talgklieren, zweetklieren.
Endo-exocriene klieren:
- Waaraan geven ze af?
- Voorbeeld.
- Geven af aan bloed en oppervlakte met en zonder afvoerbuis.
- Alvleesklier, geslachtsklier.
Welke 5 soorten meerlagig epitheelweefsel zijn er?
- verhoornend plaveiselepitheel
- niet-verhoornend plaveiselepitheel
- overgangsepitheel
- endotheel
- mesotheel
Verhoornend plaveiselepitheel:
- Waar?
- Afdekkend / beschermend / beide?
- In de opperhuid.
- Zowel afdekkend als beschermend.
Niet-verhoornend plaveiselepitheel:
- Afdekkend / beschermend / beide?
- Functie?
- Zowel afdekkend als beschermend.
- Scheidt slijm.
Overgangsepitheel:
- Waar?
- Kenmerk.
- Urineblaas.
- Elastisch.
Endotheel:
- Waar?
- Functie?
- Binnenbekleding van hart- en bloedvaten.
- Voorkomen van beschadiging van bewegende organen.
Mesotheel:
- Waar?
- Functie?
- Bekleedt inwendige holten die met vocht gevuld zijn.
- Voorkomen van beschadiging inwendige organen.
Welke 4 groepen weefsels zijn er?
- epitheelweefsel
- bindweefsel
- spierweefsel
- zenuwweefsel
Welke vormen van afscheidend epitheel zijn er? (3)
- buisvormig
- zakvormig
- trosvormig
Wat zijn buisvormige klieren? (4)
- zweetklieren
- darmsapklieren
- maagsapklieren
- nieren
Wat zijn zak- of trosvormige klieren? (4)
- speekselklieren
- talgklieren
- alvleesklier
- melkklieren
Wat zijn secreten?
Voorbeeld.
Klieren met een afvoerbuis die werkstoffen afscheiden.
Bijvoorbeeld spijsverteringssappen
Wat zijn excreten?
Voorbeeld.
Klieren met een afvoerbuis die afvalstoffen uitscheiden.
Bijvoorbeeld de zweetklieren.
Wat zijn increten.
Voorbeeld.
Klieren zonder afvoerbuis die hun product rechtstreeks afgeven aan het bloed.
Bijvoorbeeld de hormoonklieren.
Eccriene klieren:
- Wijze van afscheiding.
- Voorbeelden (2)
- Scheiden stoffen af die in de kliercel worden gemaakt
- kleine zweetklier, speekselklier
Apocriene klieren:
- Wijze van afscheiding.
- Voorbeelden (2)
- scheiden stoffen af waarbij een deel van de cel wordt afgescheiden
- grote zweetklieren in de oksel, oorsmeerklieren
Holocriene klieren:
- Wijze van afscheiding.
- Voorbeeld (1)
- scheiden stoffen af waarbij de hele cel verloren gaat
- talgklier
5 soorten bind- en steunweefsel:
- Bindweefsel
- Vetweefsel
- Kraakbeenweefsel
- Beenweefsel
- Bloed
Cyt =
Cel
Blasten =
Aanmaak van weefsel
Clasten =
Afbraak van weefsel
Noem 3 soorten bindweefsel. (vezels)
- Collagene vezels
- Elastische vezels
- Reticuline vezels
Collagene vezels.
- Kenmerken (3)
- Waar?
- buigzaam, stevig, grote trekkracht
- pezen
Elastische vezels:
- Kenmerken (4)
- Waar?
- dun, rekbaar, geven steun en beweegbaarheid, elasticiteit
- stembanden, wanden van bloedvaten.
Reticuline vezels:
- Kenmerk (1)
- Waar?
- Functie?
- Lijken op collagene vezels, maar zijn dunner en fijner van structuur.
- Verbinding tussen organen, bloed, rood beenmerg.
- Functie bij de aanmaak en afbraak van bloedcellen.
Losmazig bindweefsel:
- Structuur
- Functie
- Combinatie van collagene en elastische vezels die kriskras door elkaar liggen.
- Opvulling tussen organen.
Vast bindweefsel:
- Structuur?
- Waar?
- Veel collagene vezels die samen bundels vormen.
- Pezen, banden, spieren.
Dicht bindweefsel:
- Structuur?
- Waar?
- Vorm tussen losmazig en vast bindweefsel, dikker en sterker dan losmazig.
- Banden van gewrichten, beenvlies, kapsel om organen heen.
Lymfoïde weefsel > lymfeknopen en lymfeklieren:
- Functie?
- Bestaat uit welk weefsel?
- Behoedt het lichaam tegen een invasie van micro-organismen via het spijsverteringskanaal.
- Reticulair bindweefsel.
Fibrilair bindweefsel:
- Structuur.
- Collageengroepjes die zich verenigen tot grotere vezels waardoor een spiraalvormige structuur ontstaat. (netwerkstructuur)
Bindweefsel van de organen:
- Structuur
- Functie
- Losmazig bindweefsel.
- Steunende en verzorgende functie, beschermt organen en bepaalt hun vorm.
Reticulair bindweefsel:
- Structuur
- Functie.
- Losmazige structuur, veel reticuline vezels.
- Vorming van bloedcellen.
Vetweefsel:
- Structuur
- Functie (3)
- Losmazig.
- Opslag, steun en isolatie.
Chondro =
Kraakbeen
Drie soorten kraakbeen:
- Hyaline kraakbeen (glasachtig)
- Elastisch kraakbeen
- Vezelig kraakbeen
Functies van kraakbeen (4)
- ondersteunend
- verbindend
- schokopvangend
- bekledend
Chondroblasten =
Aanmaak van nieuw kraakbeen
Chondroclasten =
Afbraak van nieuw kraakbeen
Hyaline / glasachtig kraakbeen:
- Wat voor vezels?
- Waar?
- Collagene vezels.
- Bedekt gewrichtsvlakken, ribben, borstbeen, luchtpijpringen.
Elastisch kraakbeen:
- Wat voor vezels?
- Waar?
- Elastische vezels.
- Neus, oor, strottenhoofd.
Vezelig kraakbeen:
- Wat voor vezels?
- Waar?
- Zeer veel collagene vezels.
- Tussenwervelschijven, symfyse (verbinding tussen schaambeenderen).
Vetweefsel:
- Type weefsel
- Functie (3)
- Losmazig.
- Opslag, steun en isolatie.
Welke type weefsel is beenweefsel?
Steunweefsel
Functies van beenweefsel (5)
- steun
- bescherming
- bloedvorming
- aanhechtingsplaats
- lengte- en diktegroei bot
Osteo =
Been
Osteocyten =
Beencellen
Chondrocyten =
Kraakbeencellen
Osteoblasten =
Aanmaak van beencellen
Osteoclasten =
Afbraak van beencellen
Fibro =
Bindweefsel
Fibrocyten =
Bindweefselcellen
Fibroblasten =
Aanmaak van bindweefsel
Fibroclasten =
Afbraak van bindweefsel
Beenweefsel:
- Kenmerken van het weefsel (2)
- Eigenschappen (2)
- Hard en stevig weefsel.
- Stevigheid en buigzaamheid.
Twee soorten bouw van beenweefsel:
- Compact / substancia compacta
- Sponsachtig / substancia spongiosa
Waaruit bestaat bot / been? (3)
- osteocyten
- tussencelstof opgebouwd uit kalkzouten voor stevigheid
- tussencelstof opgebouwd uit collagene vezels voor buigzaamheid
Welk type weefsel is vloeibaar weefsel (bloed en lymfe)
Steunweefsel
Leuko =
Bloed
Leukocyten =
Bloedcellen
Waaruit bestaat bloed? (7)
- 90% water
- zouten
- hormonen
- voedingsstoffen
- vitaminen
- afvalstoffen
- stollingseiwitten
Zenuwcel =
Neuron
3 functies van zenuwcellen:
- opvangen van prikkels / impulsen
- verwerken van prikkels / impulsen
- afgeven van prikkels / impulsen
Dendriet:
- Soort cellen?
- Functie?
- Korte uitloper(s) van de zenuwcel.
- Sensorische cellen, vervoeren van prikkels naar de cel toe.
Neurieten / axonen:
- Soort cellen?
- Functie?
- Lange uitloper van de cel.
- Motorische cellen, vervoeren van prikkels naar doelorgaan.
Myeline schede / schede van Schwann =
Isolatiemantel rondom de meest lange neurieten.
Motorisch eindboompje / -plaatje:
Waar de prikkel van de zenuw wordt overgebracht om een beweging tot stand te brengen.
Bouw van een zenuwcel:
Cellichaam met een kern.
Motorische zenuwen / cellen:
animaal en autonoom (/vegetatief)
- animale baan
- beweging tot stand brengen
- bewuste acties
- autonome / vegetatieve baan
- orgaanfunctie
- onbewuste acties
Sensibele zenuwbanen:
- Functies?
- Waar?
- Doorgeven van prikkels of impulsen.
- Verbinding tussen sensoren en het centrale zenuwstelsel.
- Gezichts-, gehoor-, reuk- en smaakzintuig.
Gemengde zenuwbaan:
- Welke prikkels worden doorgegeven?
- Zowel motorische als sensibele prikkels.
Zenuwstelsel:
- Welke twee soorten orgaan functies zijn er?
- sympathisch
- parasympathisch
Myo =
Spier
Spiercel =
Myocyt
Wat zijn myofibrillen / spierfibrillen?
Kleine, dunne eiwitrijke vezeltjes in de spiercel.
Wat is spiercelplasma / sarcoplasma?
Plasma in de spiercel, tussen spierfibrillen en sarcolemma.
Wat is het sarcolemma?
Celmembraan van een spiercel.
Wat is een spierbundel?
Een spier is opgebouwd uit een aantal spoelvormige bundels.
Wat is de spierbuik?
Het dikke midden van een spierbundel.
Wat is de spierschede / spierfascie?
Vlies van fibrilair bindweefsel dat de spier bij elkaar houdt.
Noem 3 soorten spierweefsel:
- dwarsgestreept spierweefsel
- glad spierweefsel
- hartspierweefsel
Wat is de functie van spierweefsel?
Contraheren / samentrekken.