weefsels Flashcards
Functies epitheelweefsel
beschermt tegen schade
barriere
uitwisselling substanties
voorkomt vloeistoflekkage
interactie met omgeving
vorm is afhankelijk van functie
Soorten epitheel weefsel
kubisch
plaveiselepitheel
cilindrisch
transitieepitheel
kubisch epitheel
gevormd als een kubus. Hebben een groot volume waardoor uitscheiding tussen producten makkelijker verloopt.
plaveiselepitheel
eenlagig (bloedvaten en longen) diffusie en meerlagig (huid en slokdarm). Ziet eruit als tegels. Goed tegen beschadigingen
cilindrisch epitheel
simpel - darmen, zijn uitgerekter waardoor uitwisseling goed kan plaatsvinden.
trilhaarepitheel - neus, deze zorgen voor beweging waardoor stoffen een kant op kunnen gaan
transitieepitheel
meerlaging kubisch en kan uitrekken. (blaas)
bindweefsel
binding en ondersteuning van weefsels in het lichaam. Daarnaast ook voor beweging, opslag, insulatie, transport en bescherming. In bindweefsel zitten vezels (vast vloeibaar of gelei)
vormen bindweefsel
losmazig en dicht
vetweefsel
kraakbeenweefsel
botweefsel
bloed
Vezels in bindweefsel
collageen - collageen, zorgen voor kracht en flezibiliteit
elastische vezels - elastine, elasticiteit en veerkrachtigheid
reticulaire vezels - dun en vertakt collageen, bind bindweefsel aan aangrezend weefsel
losmazig en dicht bindweefsel
losmazig; meest voorkomende bindweefsel. Alle drie de vezels. Bindt epitheelweefsel andere weefsels. Houd organen op hun plek
Dicht; collagene vezels dicht op elkaar en parallel. zie je op pezen en banden. Zijn sterk en flexibel. Dicht bindweefsel dat elastisch zie je bij stembanden.
kraakbeen weefsel
veel collagene vezels, die in een rubberachtig eiwitkoolhydraat complex zitten. Hierdoor sterk en flexibel. Schijven tussen botten. Soms bevat meer elastine (oor)
vetweefsel
cellen zijn rekbaar. Zorgt voor isolatie en opslag voor energie en houdt organen op hun plek.
Botweefsel
gemineraliseerd - collageen en mineralen zorgen voor een sterke matrix en niet heel flexibel
Bloed
vloeibare extracellulaire matrix.
zenuwweefsel
opvangen van stimuli (intern en extern) en hierop reageren.
neuronen (zenuwcellen)
gliacellen - ondersteunen/vernieuwen neuronen
hersenen