W1 Flashcards

1
Q

Wat doet een arts bij een lijkschouw?

A
  1. indentiteit
  2. onderzoek voorgeschiedenis + omgeving
  3. lichamelijk onderzoek
  4. tijdstip overlijden en doodsoorzaak
  5. overlijdenverklaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Natuurlijke dood

A

overlijding door een natuurlijk proces (bijv. een ziekte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Niet natuurlijke dood

A

Overlijden als gevolg van geweld of door een ongeluk. (niet door een natuurlijk verloop van een proces)

verwondingen, (auto) ongeluk, vergiftiging, zellfdoding. verdrinking.

Overlijden door geweld is forensisch interessanter. Dit komt door dat dit kan komen door een misdrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurd er tijdens een sectie?

A
  1. Onderzoek doodsoorzaak
  2. Interpretatie letselbevindingen
  3. Postmortale verandering in kaart
  4. bemonsteringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uitwendige schouw

A

Tatoeages, littekens, beschadigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inwendige schouw

A

Inspectie Organen

Afwijkingen, maten gewichten, monsterafname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

4-snedes

A
  1. Y-snede - organen
  2. Schedeldissectie - hersenen
  3. Halsdissectie - keel
  4. Rugdissectie - rug
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Opbouw lichamen

A
  1. Cellen
  2. Weefsels
  3. Organen
  4. Orgaansystemen
  5. Organisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cellen

Functie van cellen?

A

Kleinst levende zelfstandige eenheid

metabolisme, groei, reparatie, communicatie, afweer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Weefsel

A

Groep georganiseerde cellen met dezelfde vorm en functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Organen

Belangrijke organen?

A

Veschillende soorten weefsels met een specifieke functie

hersenen, hart, longen, lever, nieren, alvleesklier, milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Orgaansystemen

A

Samenwerking van verschillende organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Organisme

A

Een levend wezen die door verschillende stofwisselings processen in stand gehouden kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Belangrijke orgaan systemen

A

Ademhaling, Bloedsomloop, Zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ademhaling

Doel?

A

Longen + luchtpijp

Gaswisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bloedsomloop

Doel?

A

Hart + bloedvaten

vervoer en distributie interne stoffen

17
Q

zenuwstelsel

doel?

A

hersenen, ruggenmerg, zenuwen en zintuigorganen

coordinatie, waarneming en reactievermogen.

18
Q

homeostase

A

het stabiel houden van het interne milieu ondanks (externe) veranderingen.

lichaamstempratuur, pH (bloed), glucosegehalte

Deze veranderingen worden gecorrigeerd door het zenuw- en hormoonstelsel.

19
Q

Zeer vroege postmortale verschijnselen

A

wijde pupillen
vervormbaarheid pupillen
vermindering intra oculaire druk
verlies spiertonus
verbleking gezicht/huid (pallor mortis)
vermindering huidelastisiteit

treden op binnen enkele minuten

20
Q

oogreacties na overlijding

A

geen pupilvernauwing (wijde pupillen)
geen cornearefex (geen knipperreactie)
afname oogboldruk (vervorming pupil)

21
Q

petechien

A

Haarvaatjes die knappen door grote druk op het bovenlichaam

bij ogen of in de mond

22
Q

Sommerse vlekken

A

Ontstaat bij overlijding als oogbollen open staan.

23
Q

spiertonus

A

spanning van spieren die voor beweging van het lichaam.

dit valt weg na overlijding

24
Q

pallor mortis

A

verbleking van de huid door geen bloedcirculatie

treedt binnen 15 - 30 minuten op.

25
Q

vroege postmortale verschijnselen

A

lijkvlekken (livor mortis)
lijkstijfheid (rigor mortis)
afkoeling
indroging
verdwijning prikkelbaarheid spieren (ong. 8u)

treden binnen enkele uren op.

26
Q

livor mortis

tijd optreding.

A

lijkvlekken. bloeddruk verdwijnt en zakt naar laagste punt van het lichaam.

voltooiing na 6 - 12 uur

30 - 120 minuten na overlijden

na stolling van en ontbinding van het bloed is de lijkvlek gefixeerd (circa. 24 uur)

27
Q

livormortis en verplaatsbaarheid

A

4 - 10 uur na overlijden verplaatsing van het lichaam ontstaan de plekken weer op een nieuwe plek

zodra bloed is ontbonden is dit niet meer mogelijk

28
Q

wegdrukbaarheid livor mortis

A

12 - 24 uur na dood

bij extreme gevallen na 48 uur.

29
Q

kleur livor mortis

A

normaal; blauw -/roodpaars
blauwpaars; long-/hartfalen
Rode kleur; CO vergiftiging/hypothermie
Bruinere kleur; intoxicatie nitraat/nitriet/chloraat
Gelige kleur; landbouwgif/leverschade

hypothermie: hebt het koud

30
Q

Rigor mortis

A

lijkstijfheid; ontstaat na 1 - 4 uur na overlijden.
Na ongeveer 48 uur afgelopen

Kleine spieren sneller, minder spiervezels

Mannen ejaculeren door rigor mortis

31
Q

cadaveric spasm

A

Verstijving van lichaamsdeel direct na overlijding

Ontstaat als iemand grote spierspanning heeft meegemaakt tijdens overlijden.

32
Q

algor mortis

A

Afkoeling lichaam. Temperatuur wordt door het zenuwstelsel geregeld

Vlak na overlijden stijgt temperatuur 0,2 tot 0,3 graden. Na ongeveer 24 uur is het lichaam dezelfde temp. als omgeving

33
Q

Indroging

A

Sommerse vlekken (tache noir)
Inzakking oogbol
Krimping huid
perkamentachtige huid (gele bruine vlekken op de huid)

Verliest ongeveer 1,0 liter per dag