weefselleer Flashcards
wat is het bestuderen van weefsels
histologie
4 weefeltypen
epitheelweefsel
bindweefsel
spierweefsel
zenuwweefsel
4 functies epitheelweefsel
- vorming klierproducten
- fysieke bescherming, (schaven, uitdroging, chemische stoffen, M.O.
- zintuigfunctie (tastzin)
- doorlaatbaarheid regulatie
5 kenmerken dekweefsel
- avasculair
- cellen dicht opeen
- cellen worden rap vervangen
- cellen blootgesteld aan in-/uitwendige omgeving
- verbonden onderliggend bindweefsel door basaalmembraan
epitheeloppervlakte + wat
apicale oppervlakte: blootgesteld aan in-/uitwendige omgeving, gespecialiseerde structuren aanwezig
microvilli, 4 kenmeren
- inwendige transportcellen
- vergroot 20x opp.
- helpt bij passief/actief transport
- spijsverteringstelsel, urinewegen
trilharen, 2 kenmerken
- bewegen op gecoördineerde manier
- eileider, luchtwegen
basale membraan. ander woord + kenmerken/functie
lamina basalis. tussen dek en bindweefsel.
eiwitvezels zonder cellen.
1. tegenhouden van transport grote moleculen van bind naar dekweefsel
2. stevigheid
3. weerstand tegen vervorming
classificatie van epitheelweefsel. op welke basis
- aantal cellagen
- celvorm
8 soorten epitheelweefsel
- eenlagig plaveisel epitheel
- eenlagig kubisch epitheel
- eenlagig cilindrisch epitheel
- meerlagig plaveisel epitheel
- meerlagig kubisch epitheel (zeldzaam)
- meerlagig cilindrisch epitheel (zeldzaam)
- pseudomeerlagig cilindrisch epitheel
- overgangsepitheel
eenlagig plaveisel epitheel. functies + plaats
- wrijving verminderen
- doorlaatbaarheid regulatie.
- opname en afscheiding stoffen
bekleed ventrale holtes -> peritoneale holte
bekleding hart en bloedvate
nierbuisjes -> lis van Henle
hoornvlies
alveoli
eenlagig kubisch epitheel functies + plaats
- beperkte bescherming
- afscheiding en opname stoffen
klieren
afvoerbuis
delen van nierbuisjes
thyroïdea
eenlagig cilindrisch epitheel functies + plaats
- bescherming
- afscheiding en opname
bekleding van maag
darmkanaal
galblaas
oviducten
verzamelbuis nieren
pseudomeerlagig cilindrisch epitheel kenmerk + functies + plaats
bevat trilharen
1.bescherming
2. afscheiding
bekleding neusholte
trachea
bronchiën
mannelijke voortplantingsorganen
meerlagig plaveisel epitheel functies + plaats
- fysieke bescherming tegen slijtage, M.O. en chemisch stoffen
huidopp.
bekleding mondholte
keel
oesophagus
rectum
anus
vagina
overgangsepitheel functie + plaats
- frequent uitrekken en weer terugveren
structuren die grote volumeveranderingen ondergaan
blaas
nierbekken
ureters
2 soorten klierepitheel
- exocriene secretie
- endocriene secretie
exocriene secretie: wat en voorbeeld
exo = buiten
secretie aan lichaamsopp.
zweet (klieren)
endocriene secretie: wat en voorbeeld
endo = binnen
secretie aan omringende weefsel en bloed en holtes
hormonen
3 typen klier product
- sereus klierproduct
- muceus klierproduct
- gemend klierproduct
sereus klierproduct: wat en voorbeeld
waterige oplossing met enzymen
oorspeekselklier
muceus klierproduct: wat en voorbeeld
dik, glad slijm
speekselklier rond tong
gemengd klierproduct: wat en voorbeeld
meer dan 1 type klierproduct
submandibulaire speekselklier
3 wijze van afscheiding secretie
- merocrien
- apocrien
- holocrien
merocrien: wat en voorbeeld
uitscheiding via exocytose -> klierproduct in blaasje in de cel
blaasje brengt product tot aan opp. cel
speeksel
zweet
apocrien: wat en voorbeeld
zowel deel cytoplasma als klierproduct worden afgescheiden
melk van uit borsten
viskeuze transpiratie in oksel -> stroperig
holocrien
cel scheurt en volledige inhoud komt vrij
talg
huidoliën
2 onderdelen van bindweefsel
- gespecialiseerde cellen
- extracellulaire matrix: eiwilvezels, vloeistof (grondsubstantie)
extracellulaire matrix: eigenschappen en onderdelen
- grootste deel van volume bindweefsel
- sterk doorbloed
- sensorische receptoren: druk , T°, andere stimuli registreren.
eiwitvezels
vloeistof (grondsubstantie)
4 functies bindweefsel
- stevigheid en bescherming
- transport van stoffen (vloeibaar bindweefsel)
- opslag van energiereserves: vetopslag
- verdediging tegen M.O. via interacties onderling en vorming antistoffen
classificatie van bindweefsel: 3
- bindweefsel in strikte zin
- vloeibaar bindweefsel
- steunweefsel
5 celtypen aanwezig in bindweefsel in strikte zin
- fibroblasten: permanent + meest talrijke, produceren bindweefselvezels en grondsubstantie
- macrofagen: fagocyteren cellen en alarmeren immuunstelsel
- vetcellen: blijvende cellen
- mastcellen: bevat chemische stoffen die worden vrijgegeven aan begin afweerreactie
- andere witte bloedcellen
3 soorten bindweefselvezels in bindweefsel in strikte zin
bestaan uit eiwitten.
1. collageen vezel: sterk en buigzaam
2.elastische vezel: rekken en veren terug
3. reticulaire vezel: geven steun door netwerk te vormen
grondsubstantie bindweefsel in strikte zin kenmerken
geur- en kleurloos vocht
stroperig –> maakt beweging voor MO moeilijker en trager
vult de ruimte tussen de cellen en zorgt ervoor dat de vezels tot het bindweefsel horen
2 typen bindweefsel in strikte zin
los bindweefsel
dicht bindweefsel
los bindweefsel eigenschappen
omvangrijke bloedtoevoer
meest voorkomend bindweefsel
vezels vormen een los, open netwerk
plaatsen los bindweefel
onder de dermis
rond luchtwegen
bloedvaten
zenuwen
vetweefsel (los bindweefsel) eigenschappen
geeft extra bescherming
dient als schokdemper
werkt isolerend
plaatsen vetweefsel
billen
borsten
kussentjes rond ogen
dicht bindweefsel eigenschappen
taai
sterk
duurzaam
vormt verbinding tussen spieren en beenderen
vezels dicht opeengeplakt
dicht bindweefsel plaats
pezen
huid
vloeibaar bindweefsel eigenschappen
cellen zitten in een vloeibare matrix
bloed en lymfe
bloed
stroomt in cardiovasculaire stelsel
RBC
Witte bloedcellen
bloedplaatjes
lymfe
stroomt in lymfestelsel
lymfocyten
steunweefsel eigenschappen
dichte grondsubstantie en dicht opeengeplakte vezels
2 soorten steunweefsel
beenweefsel
kraakbeen
beenweefsel 3 eigenschappen
zeer sterk
bestand tegen versplintering
vaste, kristallijne matrix
kraakbeen 3 eigenschappen
kraakbeencellen
stevige gel
vaste, rubberachtige matrix
3 soorten kraakbeen
hyalien kraakbeen
elastisch kraakbeen
vezelig kraakbeen
hyalien kraakbeen, eigenschap + plaats
taai en buigzaam
verbindt ribben met sternum
trachea
schoudergewricht
elastisch kraakbeen, eigenschap + plaats
veerkrachtig en buigzaam
oorschelp
strotklep
gehoorgang
vezelig kraakbeen, eigenschap + plaats
duurzaam
tussenwervelschijven
membraan op weefselniveau, wat + eigenschappen
is een fysieke barrière dat lichaamsopp. gaat bekleden en bestaat uit een door bindweefsel ondersteund epitheel
barrière, bv basaal membraan
epitheelweefsel + bindweefsel
bedekken en beschermen andere structuren en weefsel
4 soorten membraan
slijmvliezen
sereuze membraan
huidlaag
gewrichtsvliezen
slijmvliezen: ander woord + eigenschappen
mucosae
bekleden holten die in contact staan met buitenwereld: urinewegen
worden voortdurend vochtig gehouden: slijm (muceus) of blootstelling aan vloeistoffen -> urine
vaak bedekt met bindweefsel = losmazig bindweefsel ==> lamina propria
slijmvliezen: plaats en epitheel
mondholte
luchtwegen
spijverteringstelsel
meestal eenlagig cilindrisch epitheel. ook meerlagig plaveisel epitheel
sereuze membraan: eigenschappen + functie + epitheel
bekleden interne oppervlakten van ventrale lichaamsholten
verminderen wrijving door waterige, sereuze vloeistof
eenlagig epitheel
3 soorten sereuze membraan + wat
pleura: bekleden pleuraholten + omgeeft longen
peritoneum: bekleed buikholte + organen hierin
pericardium: bekleed pericardiale holte + omgeeft hart
2 gedeelten sereuze membraan + wat
pariëtaal: bekleedt binnenkant holte
visceraal: bekleedt buitenkant orgaan in holte
huidlaag: eigenschappen + epitheel
bedekt lichaamsoppervlakte
is dik, droog opp.
maakt lichaam waterdicht
meerlagig plaveicel epitheel met losmazig bindweefsel en onderliggend onregelmatig bindweefsel
gewrichtsvlies: ander woord + eigenschappen + epitheel
synoviaal vlies
bekleedt gewrichten
scheidt visceus synoviaal vocht af: smeert de gewrichten + maakt soepel bewegingen mogelijk
losmazig bindweefsel en onvolledige laag epitheel