Weblectures angst, verslaving en persoonlijkheidsstoornissen Flashcards

1
Q

Wat is angst?

A

Een emotie, een programma dat afgedraaid wordt over gevaren. Evolutionair erg vroeg geprogrammeerd, om weg te gaan van de bedreiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een belangrijk mechanisme, om te ontdekken waar het probleem en de pijn van iemand zit?

A

De hulpvraag wordt vaak verschoven naar iets anders, omdat zij het moeilijk vinden het erover te hebben. Je moet dus herkennen waarbij de spanning oploopt, en daar op inzoomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Maar wat moet je dan wanneer je merkt dat de spanning teveel oploopt?

A

Dan moet je er met een grotere boog omheen, of langzamer er naartoe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kun je merken waarbij de spanning oploopt?

A

De lichaamstaal verraadt dit. In paraatheid: eerst verkrampen spieren, verhoogt de bloedtoevoer. Daarna verminderde bloedtoevoer, misselijkheid. Ten slotte een black out, afsluiting (van de cortex).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt het bij een paniekaanval?

A

De angst wordt zo sterk dat je lichaam op hol slaat, en je met niets anders bezig kunt dan hoe weg te gaan uit de situatie. Hyperventilatie, implosie. Belangrijk om te weten wat het is, zodat je geen angst voor de angst krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt het bij afweermechanismen?

A

Zaken of anderen op een afstand houden, over een ander onderwerp beginnen, blinde vlekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de vijf bekendste vormen van afweermechanismen?

A

Ontkennen, verschuiven, regressie, projectie, en fantasie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ontstaan afweermechanismen volgens de conflict driehoek?

A

Er kan bv. door negatieve ervaringen een schema ontstaan waarbij authentieke emoties gekoppeld worden aan angst, en daaruit vloeit dan vermijding voort zodat middels het afweermechanisme de eigen emotie niet ervaren hoeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe werkt het bij afweermechanismen en de personendriehoek?

A

Dit is een analyse van hoe er gereageerd werd in het verleden en welk patroon er is ontstaan, plus hoe dat in het heden maar ook in het contact met de hulpverlener zich herhaalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke angststoornissen zijn er zoal?

A

Angst voor (dreigende) scheiding, selectief mutisme, fobieën, sociale angst, paniek, agorafobie, gegeneraliseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de basale werking van angststoornissen?

A

Er raken verbindingen en netwerken ingebrand, een gemaakte koppeling tussen een situatie en de angst wordt steeds sterker en automatischer geactiveerd. Wat je aandacht geeft, dat groeit. Zowel een positieve als negatieve kant kun je door associaties en herhaling uit, als een olievlek werkt het.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt temperament samen bij angststoornissen?

A

In het middenspectrum kun je alles goed reguleren, maar wanneer je te voorzichtig of te roekeloos bent dan kan ‘t negatief gaan accumuleren qua leersysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt conversie in bij angststoornissen?

A

Dat zijn de mensen met verlammingsverschijnselen waarbij de neuroloog niets kan vinden. Dit wordt dan dus veroorzaakt door een intra-psychisch conflict, en ooit is er iets gekoppeld geraakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe zit het met de complexe relatie tussen ontstane patronen en emoties?

A

Wij zijn constant interpretaties aan het maken, maar die bestaan ook uit emoties en reacties. Emoties bestaan dan weer zowel uit een inschatting als een programma (/procedure) dat geactiveerd wordt. Iedereen groeit zo enorm veel verschillende schema’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de definitie van een neurose?

A

Iedereen heeft reacties en programma’s vanuit eerdere situaties die niet adaptief zijn, waar wij omheen manoeuvreren. Bij een neurose valt het op dat iemand geremd is, dingen heel erg moet of nodig heeft. Diegene heeft veel niet goed werkende procedures. Bijvoorbeeld perfectionistisch zijn, of zichzelf juist erg stilhouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt het bij de neurotische trek ‘perfectionisme’?

A

Iemand krijgt het idee dat het alleen maar goed genoeg is wanneer het perfect is. De koppeling is ingebrand en bijna automatisch, als tegenreactie op eerdere omstandigheden.

17
Q

In welke zin zijn mensen met een persoonlijkheidsstoornis overlevers?

A

Genetische aanleg is relatief, het draait vooral om de rare en verkrampte patronen die zij ontwikkeld hebben vanuit situaties met tekort en dergelijke. Die patronen zijn ingebrand, waren nodig om te overleven maar nu niet meer adaptief en daardoor vertonen zij vreemd gedrag en komen zij in allerlei problemen.

18
Q

Wat is een belangrijk inzicht om vreemd gedrag niet negatief te labelen, maar er begrip voor te krijgen?

A

Het zijn heel verkrampte pogingen om met de werkelijkheid om te gaan, ingegeven door negatieve eerdere ervaringen en de onmacht om het anders te doen. Ook: scheiden van persoon en gedrag. En helpen om andere manieren aan te spreken en te oefenen.

19
Q

Hoe is de verhouding tot erfelijkheid en het aanleren van gedragsstoornissen?

A

Genetica komt naar voren in het temperament, en in die zin is er aanleg te bespeuren. Maar het grootste gedeelte is toch ‘hoe het systeem werkt’, wat je voorgeleefd en aangeleerd krijgt bij de socialisatie.

20
Q

Wat is de gedragsdefinitie van persoonlijkheidsproblematiek?

A

Ingesleten automatische neurale netwerken, uitersten van normale emotie- en gedragsdynamieken, en of je zelf afstand neemt van het gedrag (alleen neurotisch bent) of er in opgaat en het als waarheid ziet. (een stoornis hebt). Ook: in welke mate beperkt het je functioneren?

21
Q

Wat is de wetenschappelijke definitie van persoonlijkheidsproblematiek?

A

Afwijkende en starre ervarings- en gedragspatronen, die gaan over gedachten, gevoelens en (sociale) regulatie, het uit zich in meerdere situaties, significant lijden of beperkt in functioneren, al ontstaan in de vroege volwassenheid omdat je er niet uitkomt met je pakket aan patronen.

22
Q

Wat is een globale definitie van cluster A?

A

Alles leidt naar wantrouwen en achterdocht. Bij schizoide is emoties hebben en relaties aangaan opgegeven, willen alleen zijn.

23
Q

Wat is een globale definitie van cluster B?

A

De relatie met de ander is verkeerd ingetraind, en wordt compenserend vanuit zichzelf ingekleurd vanwege (eerdere) tekorten. Aandacht wordt op negatieve manieren gevraagd, gezocht, gehaald.

24
Q

Wat is een globale definitie van cluster C?

A

Gedreven door angst, van alles ontwijkend en vermijden. Hulpeloosheid, of extreme pogingen tot controle.

25
Q

Wat is in de kern de werking van het mens zijn, en onze verwerking van het leven?

A

Wij bekijken de wereld met de bril van onze aannames en stereotypen, destilleren een eigen vervormde werkelijkheid in onze patronen en sjablonen. Onze genen maken door het eerdere gebeurde verbindingen als magneten en gaan automatisch samen vuren, trekken naar elkaar toe.

26
Q

Wat is het belangrijkste kenmerk van een emotie?

A

Duurt slechts miliseconden, is vaak onbewust.

27
Q

Wat is het belangrijkste kenmerk van gevoelens?

A

Dit zijn emoties die iets langer aanhouden en bewust worden.

28
Q

Wat is het belangrijkste kenmerk van een stemming?

A

Dat de bereidheid is toegenomen om een zekere emotie te ervaren.

29
Q

Hoe werkt het met de herinnering icm gedragspatronen?

A

Wij zijn constant aan het voorspellen en destilleren alles in onze hoogstpersoonlijke schema. Zo kunnen eerdere ervaringen meegenomen worden naar het heden, zowel functionele als disfunctionele, wanneer wij reageren op hoe een situatie lijkt te zijn.

30
Q

Wanneer ben je nu eigenlijk verslaafd?

A

Tolerantie (steeds meer nodig hebben), ontwenningsverschijnselen, craving, steeds zwakker qua zelfcontrole.

31
Q

Wat is craving?

A

B.v. op al het witte reageren wanneer je aan de coke zit. Het zoeksysteem in je brein is overmatig bezig met het verkrijgen van het middel, dat programma neemt je leven steeds meer over omdat de aantrekking dominant is geworden.

32
Q

Wat is het huidige inzicht over verslaving?

A

Het is een hersenziekte, de systemen voor belangrijke dingen in ons leven zijn gekaapt en vervormd door de simpele beloningen van het middel. Verder gaat dit gepaard met destructieve gedachten- en gedragspatronen.

33
Q

Waarom is het voor verslaafden extra moeilijk om te stoppen met hun middel?

A

Dan worden zij geconfronteerd met de tekorten in hun leven, waarom zij bv. in eerste instantie zijn gaan gebruiken. En ondertussen hebben zij vooral daar omheen gedrag ontwikkeld, en niet allerlei positieve eigenschappen (individuatie/socialisatie).

34
Q

Ben je je altijd bewust waar een depressie vandaan komt?

A

Het is een niet-werkend systeem, maar raakt verankerd in het lymbisch stelsel en daar worden slechts woordeloze toetsen aangeslagen. Dus bij een depressie is het eerder een staat dan een precieze optelsom zoals bij persoonlijksheidsstoornissen.

35
Q

Wat is het verschil tussen verdriet en depressie?

A

Verdriet is als je iets mist, en je moet het los gaan laten. Dan kan het programma daarna uitdoven. Bij depressie ‘klinken de tonen uit zichzelf door, zonder dat de toetsen worden aangeslagen.’