Sociaal functioneren Flashcards
Waar is ons denken voor het grootste deel op gericht?
Op het sociaal functioneren; hoe wij dit doen, hoe interacties liggen en wat anderen beweegt.
Wat zijn de vijf bekende manieren waarop wij als mensen het denken toepassen?
Oorzaak-gevolg denken, egocentrisch denken, animistisch denken, magisch denken en hypothetisch-deductief.
Hoe zit het ook alweer met Theory of mind?
Dit is onze persoonlijke theorie over de gedachten en wensen van anderen, snappen hoe deze ontstaan en dat ze verschillen van de jouwe.
Hoe wordt tegenwoordig het verschil tussen id en ego benoemd?
Systeem 1 is het automatische denksysteem; dit gaat snel, is associatief en maakt veel fouten. Systeem 2 is het weloverwogen denksysteem; dit gaat langzaam, met aandacht en concentratie maar snel vermoeiend.
Hoe zit het met die associaties bij systeem 1?
Deze worden automatisch en onbewust gemaakt, zoals bij klassiek conditioneren. Associaties zijn netwerken van neuronen die geactiveerd worden, en in schema’s zich vormen.
Op welke manieren kunnen associaties zoal ontstaan?
Door eigenschappen van het object, door de categorie waarbij het behoort, klankassociaties, het aangeleerde, de gevolgen.
En wat zijn de vier doelen van het denken?
Snelheid of vaart creëren, om niet teveel te hoeven denken en een oplossing te vinden, bevestiging krijgen van wat wij al vinden, de wereld begrijpen.
Wat is de definitie van een cognitief schema?
Een samenhangend geheel van iemands kennis, emoties en gedragstendensen. En dit wordt dan als een mentale representatie weergegeven.
Hoe ontstaan die schema’s in de loop van ons leven?
Door klassiek conditioneren, operant conditioneren, sociaal leren, en door zelf na te denken.
Waarom heeft een (niet goed werkend) cognitief schema invloed op de hulpverlening?
Een schema stimuleert bepaald gedrag, dus kun je door adequate en up-to-date kennis te verschaffen helpen om de cliënt zijn of haar problematiek beter te begrijpen en daardoor mogelijk ook anders te handelen.
Welke twee mogelijkheden om schema’s bij te sturen, worden er in het social work gebruikt?
Psycho-educatie houdt voorlichting en advies over psychische problemen in, opvoedingsondersteuning is pedagogische aanvulling.
Wat zijn de drie belangrijke functies van schema’s?
Onze sociale wereld begrijpen, gaten in onze kennis opvullen, verwarrende en multi-interpretabele situaties kunnen begrijpen.
Wat houdt cognitieve gedragstherapie in?
Is een combinatie van oefeningen en gesprekken, om negatieve gedachtes te veranderen en zo een andere blik op gevoelens en een reëlere perceptie te krijgen. Gaat uit van het idee dat niet de omstandigheden negatieve gevoelens veroorzaken, maar de mens zelf door z’n gekleurde bril.
Wat is het verschil tussen psycho-educatie/opvoedingsondersteuning, en cognitieve gedragstherapie?
Bij de eerste wordt het schema voornamelijk uitgebreid, waar bij de tweede deze juist veranderd wordt.
Welke vijf G’s zitten er in het schema?
Gebeurtenis, gedachten, gevoelens, gedrag, gevolg.
Wat is het idee achter ‘t 5G schema?
Zo kun je erachter komen welke (automatische) gedachten ertoe leiden dat een bepaalde gebeurtenis gevoelens bij je losmaken. Via een soort van operant conditioneren ontstaan schema’s, maar voor ons gedrag komen eerst gedachten en gevoelens als reactie op een gebeurtenis.
Wat is de praktische werking van cognitieve gedragstherapie?
Een automatisch en negatief (zelf-)geloof uitdagen en zo rijp maken om te veranderen of te verdwijnen.
Welke vijf vormen van denken onderscheidt men globaal?
Voorspellingsdenken, patroon- of samenhangdenken, ‘bevestiging-van-wat-je-al-weet-denken’, oorzaak-gevolgdenken, ‘wij-begrijpen-elkaar-denken.
Wat zijn de bekende vormen van voorspellingsdenken, en hoe werken deze?
Bij assimilatie wordt het cognitief schema aangepast, bij accomodatie wordt een nieuw schema gemaakt. (of een bestaande wezenlijk veranderd.)
Wat zijn mogelijke valkuilen van het patroon- of samenhang denken?
Mensen zien vaak patronen die er niet zijn, schatten kansen hoger of juist lager in, en gebruiken stereotypen.
Wat gebeurt er bij stereotypering of stigmatisering?
Bepaalde kennis of verwachtingen over een bepaalde groep worden automatisch op een individu toegepast. Deze zijn vaak niet op feiten gebaseerd, overdreven, en komen niet overeen met de werkelijkheid.
Wat zijn de vier bekende verschijningsvormen van ‘bevestiging-van-wat-je-al-weet-denken?
Tunnelvisie, conformatiefout (voorkeur voor bevestiging; bias, bubbel of waan), selffullfilling prophecy (foute omschrijving situatie of verwachtingen, en door hun houding wordt het ook zo), en het pygmalioneffect.
Hoe werkt het bij oorzaak-gevolgdenken met attributie?
Wij zijn veel bezig met redenen van ons eigen en andermans gedrag, en bij deze theorie gaat het over oorzaak en gevolg en wat er allemaal aan bijdraagt.
Hoe werkt het bij de interne en externe attributie?
Bij interne attributie betrek je het op factoren van jezelf, bij externe worden oorzaken gezien buiten het bereik van de betrokkene.
Welke factoren spelen verder nog bij attributie?
Naast intern/extern geldt ook stabiel/instabiel en specifiek/algemeen als mogelijke oorzaken van gedrag.
Hoe werkt het bij de fundamentele attributie fout?
De verklaring en het denkproces kunnen per persoon heel erg verschillen, en er vindt snel een verkeerde interpretatie van interne of externe redenen plaats. Beeld, behoefte en werkelijkheid lopen bij ons in elkaar over, en daardoor maken wij veel fouten.
Hoe wordt empathie gezien, en onderscheiden?
Bij cognitieve empathie kun je je goed inleven in iemands situatie, bij affectieve empathie meevoelen en begaan zijn met de ander. Het verschilt per samenleving in welke mate het gecultiveerd wordt.
Wat zijn belangrijke onderdelen van het ‘wij-begrijpen-elkaar-denken’?
Gedeelde aandacht voor iets anders dan de twee en zich zo verplaatsen in gedachten en andere situaties, waarbij emotionele intelligentie nodig is voor de wisseling van perspectief.
Waarom begint empathie bij zelfkennis?
Empathie komt (ook) voort uit spiegelmechanismen, waarbij je de ander al automatisch meeneemt in je denkproces. Dus als wij onze eigen gevoelens en wensen leren begrijpen, zullen wij ook beter in staat zijn om die van anderen te begrijpen.
Welke onderdelen behelst de zogeheten meervoudige intelligentie?
Linguistisch, logisch-mathematisch, muzikaal, ruimtelijk-visueel, lichamelijk, naturalistisch, inter- of intrapersoonlijk, existentieel/wijsheid.
Wat is het verschil tussen instinct en reflex?
Instinct (of soortspecifiek gedrag) is een aangeboren vorm van handelen, reflex is een reactie op een prikkel.
Wat is de globale definitie van leren?
Nieuwe verbindingen tussen neuronen groeien; netwerken ontstaan en een verandering in gedrag, kennis of waarden.
Wat zijn de vier centrale aspecten van leren?
Het veroorzaakt een verandering, produceert nieuwe gedragsmogelijkheden en kennis, de gevolgen spelen vaak een rol, oefenen en spelen is het belangrijkste.
Welke twee vormen van respons zijn er?
De overte die tot uiting komt in gedrag en de coverte is juist niet zichtbaar dus bv. een gedachte of gevoel.
Tot welke grote stroming behoort de stimulus-responspsychologie?
Het behaviorisme, niet alleen de binnenkant telt maar ook wat er aan de buitenkant gebeurt.
Hoe werkt klassieke conditionering?
Door middel van reflexen en associaties wordt bij een bepaalde stimulus een reactie uitgelokt en aangeleerd.
Op welke twee manieren is klassieke conditionering in onze evolutie noodzakelijk?
Zich snel aan kunnen passen aan omstandigheden en zo onze kansen vergroten. Plus het fysieke ontwikkelen.
En hoe kan klassieke conditionering ons ook tegenwerken?
Door negatieve ervaringen kunnen deze associaties versterkt worden, en bv. uitgroeien tot een irreële weerzin, angst of fobie.
Hoe werkt bij klassieke conditionering het generaliseren en discrimineren?
Bij generaliseren wordt er ook bij vergelijkbare stimuli al gereageerd, bij discriminatie beperk je juist de specifieke patronen waarop gereageerd wordt.
Hoe werkt operant conditioneren?
Het gedrag verandert door de consequenties die dat gedrag oproept, hetzij positief of negatief.