WC1+2 - B- en T-cel activatie Flashcards

1
Q

Uit welke onderdelen is het lymfatisch systeem opgebouwd?

A

Primaire/centrale lymfoïde: Lymfocyten worden hier geproduceerd en ontwikkelen antigeenreceptoren. De belangrijkste functies zijn het verschaffen van groeifactoren en het presenteren van zelfantigenen.
* Beenmerg: aanmaken en rijpen van B-lymfocyten, aanmaken T-lymfocyten (NIET ONTWIKKELN)
* Thymus: Onwikkelen T-lymfocyten, bestaat uit cortex en de medulla.

Secundaire lymfoïde organen (perifeer): Bestaat uit de lymfe knopen, milt, en mucosomale immuunsysteem. In deze organen worden lymfocyten reacties geïnitieerd en ontwikkeld tegen lichaamsvreemde antigenen. Hier zijn lymfocyten en APC’s gelocaliseerd.
* Milt: lymfeklier van het bloed, checkt bloed op antigenen en verwijderd afvalstoffen
* lymfeklieren: opslag voor B- en T-lymfocyten
* amandelklieren: weefsels die vaak als eerste in aanraking komen met ziekteverwekkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe is een lymfeklier opgebouwd, en waar zitten welke cellen?

A
  • Lymfeknopen zijn kleine ovale structuren die deel uitmaken van het lymfesysteem. Ze filteren lymfevocht en vangen ziekteverwekkers en vreemde deeltjes.
  • Ze zijn omgeven door een kapsel van bindweefsel.
  • De cortex (buitenkant) bevat follikels met B-cellen.
  • De paracortex (midden) bevat voornamelijk T-cellen.
  • De medulla (binnenste) bevat macrofagen, plasmacellen, en lymfocyten.
  • **High endothelial venules (HEV) **zijn speciale bloedvaten in de paracortex. HEV’s laten lymfocyten uit de bloedbaan in de lymfeknoop passeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke cellen vallen onder APC’s

A

B-cellen, DC’s, en macrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe komen antigenen de lymfeknopen binnen?

A

Via het lymfevatenstelsel en de afferente lymfevaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soorten naïve lymfocyten zijn er?

A

Naïve lymfocyten zijn cellen die nog geen antigeen herkend hebben.
B cellen: B1 en B2
T cellen: TH0 (CD4+ en CD8+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom zijn DC’s zo geschikt als APC?

A
  1. Strategisch gelocaliseerd
    2.** Veel PRR’s** zoals toll-like receptors
  2. Migreren naar lymfevaten via CCR7
  3. Rijpe DC’s expressen veel MHC, Costimulatoren en cytokines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke eiwitmoleculen kunnen antigenen worden gepresenteerd? En hoe komen ze daar terecht?

A

MHCI
* Lichaamseigen antigenen en infecties
* Proteosome –> via TAP naar ER –> Op MHCI –> gepresenteerd

MHCII
* Geendocyteerde antigenen van pathogenen
* Endocytose pathogeen –> lysosoom –> afbraak en op MHCII –> gepresenteerd.
* belangrijk T-helper voor activeren macrofagen en B-cellen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe activeert een APC een lymfociet?

A

B cell: via hulp van T-helper cell:
1. MHCII - TCR
2. CD40-CD40L
3. Cytokines –> IL2 voor proliferatie

T cell:
1. MHC1(CD8+) of MHCII(CD4+) - TCR
2. B7 - CD28
3. Cytokines –> IL2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen antigeen herkenning van T- en B-cellen? Met welke receptor?

A
  • T-Cel: herkent MHCI/MHCII gepresenteerde antigenen met het variabele gedeelte van de TCR
  • B-Cel: Herkent vrije antigenen via het variabele deel van de BCR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk mechanisme is verantwoordelijk voor de diversiteit aan receptoren en antilichamen die geproduceerd wordt door T- en B-cellen?

A

genherschikking/VDJ-shuffling

Dit wordt gedaan door het enzym RAG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In T-lymfociet tolerantie:
Leg uit waarom non-selectie en negatieve selectie plaatsvinden.

Waarom wordt bij positieve selectie geselecteerd op matige affiniteit en niet op hele sterke affiniteit of de afwezigheid van affiniteit?

A
  • Non-selectie: De TCR kan niet binden met MHC, dus heeft geen functie.
  • Positieve selectie: De TCR bind met matige kracht aan MHC complexen. Hierdoor zal hij niet zelfantigenen herkennen, maar wel MHC-pathogeen complexen.
  • Negative selectie: Bind te sterk met lichaamseigen MHC complexen –> zelfherkenning gevaarlijk –> Treg of apoptose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe gaat een naive T-cel naar de lymfe knoop?

A

De T-cel expressed CCR7, die via cytokines de weg kan vinden naar de lymfeknoop. Komt hij binnen via de High endothelial venules (HEV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn thymus (on)afhankelijke antigenen en wat is ‘linked recognition’?

B-cellen

A

Twee soorten antigenen:
* T-afhankelijk: Eiwitantigenen waarop een B-cel alleen op reageert met hulp van een T-cel (peptide) –> isotoopswitching, affiniteitsrijping, memory B cells
–> Linked recognition: Zowel T- als B-cel reageert op zelfde antigeen

  • T-onafhankelijk: Antigenen die geen peptide zijn (denk aan suikers, small molecules etc). Alleen B-cel nodig voor activatie –> geen isotoop switching (alleen IgM), geen affiniteitsrijping, geen memory B cells
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe worden B-cellen blootgesteld aan antigenen?

A
  • Kleine antigenen kunnen zelf het lymfesysteem in.
  • Grote antigenen worden gepresenteerd via DC’s .
  • Polysacharide worden gebracht via macrofagen.

Antigenen intact zonder bewerking!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe bewegen geactiveerde B-cellen door het lichaam?
Wat zijn germinal centers?

A
  1. Activatie B-cel vind plaats in Perifere cortex van de lymfeknoop
  2. Migreert naar germinal center, hier ondergaat de B-cel proliferatie. somatische hypermutatie, isotoopswitching.
  3. B-cellen die het germinal center verlaten doen dit via het efferente lymfevaat of gaan ze naar de meddula, waarna ze in het plasma zitten en naar het beenmerg gaan. hier produceren ze antilichamen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke twee manieren kan een B-cel geactiveerd worden?

A

Thymus dependend:
1. BCR herkent antigeen
2. T helper cel herkent antigeen in MHC2, produceert dan CD40L wat de B-cel verder activeert.
3. T-helper scheid ook cytokines uit, wat zorgt voor proliferatie, differentiatie, en isotoop switching.

Thymus independent
* B-cel herkent niet-peptide antigen
* Een PRR herkent pathogeen, en geeft tweede signaal. Produceert nu meer IgM antibodies, geen isotoop switching of THC recognition.

17
Q

Wat is een germinal center, en welke processen vinden hier plaats?

A
  1. Na activatie B cel migreert het naar de donkere zone van het germinal centrum. Hier vind proliferatie en somatic hypermutatie plaats
  2. in de lichte zone vind selectie en isotoop switching plaats. (met hulp van foliculaire DC en THC).
  3. High afinity B-cellen en memory B-cellen verlaten germinal centrum.
18
Q

Wat is antibody class switching, en welke typen antibodies zijn er?

A

Antibody class switching vind plaat in germinal centrum door cytokines van THC. Antibodies krijgen andere heavy chain voor verschillende functies.

Type antibodies:
* IgM: activeert complement systeem.
* IgG (geheugencellen): opsonisatie en phagocytosis, complement activation.
* IgE: Mestceldegranulatie
* IgA: Mucosale immuniteit

19
Q

Wat is affiniteitsrijping en somatische hypermutaties?

A
  • Affiniteitsrijping is het verbeteren van de affiniteit van het antilichaam.
  • Vind plaats via hypermutaties: mutaties in het antilichaam voor verbeterde selectiviteit.
20
Q

Waar wordt een naive T-cel geactiveerd?

A

T-cel activatie vind plaats in de perifere(secondare) lymfe organen, waar ze doorheen circuleren en zo APC’s kunnen tegenkomen.

21
Q

Welke co-stimulatiore moleculen zijn betrokken bij T-cel activatie?

Wat is de functie van IL2?

A
  1. APC-MHC ineractie
  2. B7-CD28 interactie
  3. Cytokines van DC

IL 2: geproduceerdd na activatie van T-cellen. Belangrijk voor groei-, overlevings- en differentiatiefactor voor effector en regulatiore T-cellen

22
Q

Wat zijn fate-specifying cytokines? Wat gebeurt als deze binden aan een T-cel?

A

Belangrijk voor het differentiëren van naïve T cellen tot Th1, Th2, Th17, Treg.

  • DC’s herkennen een bepaald soort PAMP en weten daardoor welke differentiatie nodig is.
  • Elke subset T-effector cellen promoten hun eigen subtypen en onderdrukt andere subtypes.
23
Q

Welke cytokines zijn nodig voor het ontwikkelen van de verschillende T-subtypes?

A

Th1:
* IFN-y
* IL12

Th2:
* IL4
* (IL2, maar vooral 4)

Th17:
* IL1, IL6, IL23
* TGF-b

T foliculaire helper cel:
* Activatie DC
* Activatie B-cel

24
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van de T-helper subtypes?

Welke cytokines scheiden ze uit?

A

Th1: microben die DC’s, macrofagen, en NK-cellen activeren. Activeert macrofagen voor doden.
* IFN-y: activeert macrofagen
* IL12

Th2: Als reactie op worm infectie. Stimuleert IgE, mestcellen en eosonofiel reacties.
* IL4: zelfactivatie
* IL13: samenwerken met IL4
* IL5: eosinofiele ontsteking tegen wormen

Th17: Reactie op bacterïen en schimmels. Requiteren vooral neutrofielen.
* IL17: induceert ontsteking
* IL21: bevordert epitheel
* IL22: antilichaam respons

Tfh(T- foliculaire helper cel): Activatie B-cellen en produceren germinal centrums.
* IFN-y en IL4: wisselen isotype
* IL21: ontwikkelen kiemcentrum en vorming plasmacellen

25
Q

Hoe werkt CTL activatie? en hoe helpt een T-helper cel (CD4+) hierbij?

A

CTL activatie gaat via:
1. MHCI - TCR (CD8+)
2. B7 - CD28
3. Cytokines

Een T-helper cel helpt via:
* Produceren cytokines voor differentiatie
* Stimuleert DC om betere differentiatie te promoten

26
Q

Hoe herkent een CTL een geïnfecteerde cel?

A

Volgende interacties:
* MHCI - TCR
* ICAM-1 - LFA-1

27
Q

een

Hoe werkt een ontsteking bij een allergie?

A

IgE herkent antigeen van voedsel proteïne, stimuleert mestcellen en ontsteking –> dik weefsel ETC.

27
Q

Hoe dood een CTL een geinfecteerde cel?

A
  • Perforine/grazyme killing –> intrinsieke pathway
  • FAS - FASL killing –> extrinsieke pathway